Neergeschoten Emmanuel de Merode in Knack: ‘Ik ben een doelwit’

Emmanuel de Merode © Kris Pannecoucke
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Emmanuel de Merode, de Belgische directeur van het nationale park Virunga in het oosten van de Democratische Republiek Congo, is gewond geraakt bij een aanval door niet geïdentificeerde gewapende mannen. Knack-journalist Dirk Draulans bezocht de Merode in 2011 in Congo en sprak met hem: ‘We leven in een onveilige situatie, en er zijn mensen die ons niet graag zien omdat we voor hen de pret bederven.’

De Belgische prins Emmanuel de Merode bestuurt sinds 2008 het Virunga Nationaal Park in Oost-Congo, een regio geteisterd door burgeroorlogen. Maar ook een streek met een gigantisch toeristisch potentieel. De vulkaan en de berggorilla’s kunnen zo de reisfolder in, de veiligheid is nog onder constructie. ‘Maar wat in Rwanda lukt, kan hier ook lukken.’

‘De Merode, De Merode’, joelen de kinderen in de dorpjes rond het hoofdkwartier van het Virunga Nationaal Park in Oost-Congo, waarvan Emmanuel de Merode (41) directeur is. De Merode stamt langs beide ouderlijke kanten uit een oude Belgische adellijke familie. Zijn moeder is prinses Hedwige de Ligne, zijn vader prins Charles-Guillaume de Merode. Maar anders dan wat de meeste Belgen van hun prinsen gewoon zijn, leidt Emmanuel de Merode geen leven dat stand-upcomedians een inkomen bezorgt.

De Merode is geboren in Kenia, waar zijn vader een kwarteeuw lang voor de Verenigde Naties werkte. Hij raakte geïnteresseerd in natuurbescherming, en trouwde met de Brits-Keniaanse Louise Leakey, kleindochter van de wereldvermaarde antropoloog Louis en dochter van Richard – de man die de Keniaanse natuurparken na jarenlange verwaarlozing weer efficiënt ging beheren en er een project met een enorme toeristische waarde van maakte. De Merodes ervaringen in Kenia stuurden zijn leven meer dan zijn Belgische adellijke roots.

Ook hij studeerde antropologie en stortte zich op de bescherming van de Afrikaanse natuur. Zo kwam hij in Congo terecht, waar hij jarenlang werkte, onder meer aan een doctoraat over de handel in broussevlees uit het Garamba Nationaal Park in het noorden van het land. Dat park was jarenlang de uitvalsbasis van Sudanese en Ugandese rebellenlegers, die hun inkomsten onder meer uit stroperij van olifanten en neushoorns puurden. Geen plaats waar je voor een plezierreisje naartoe ging, maar De Merode gedijde er goed.

In 2008 kreeg het Virunga Nationaal Park – met zijn berggorilla’s en actieve vulkaan een potentiële toeristische topper – de zoveelste rebellie te verduren. Uit wanhoop vroeg de directie van het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature (ICCN) De Merode te solliciteren voor de post van directeur van het park, die per grote uitzondering internationaal was opengesteld. Hij ging de uitdaging aan en werd Congolees ambtenaar. Dat het ook hier geen plezierrit zou worden, wist hij.

We spreken hem op het terras van zijn hoofdkwartier, een ruime villa aan de rand van het park. Gebouwd in 1925 door de eerste – Belgische – beheerders van het oudste park van Afrika, dat toen nog het Albert Nationaal Park heette. Het gesprek wordt geregeld onderbroken door telefoon- en radio-oproepen. Het is onrustig, want een dag eerder zijn twee parkwachters doodgeschoten op de weg tussen het parkhoofdkwartier en de stad Goma, en meer noordelijk dreigen er aanvallen van milities op parkposten langs het Edwardmeer.

De Merode windt zich af en toe op, al komt hij tijdens ons gesprek beminnelijk over. ‘Communicatie is van het grootste belang’, zegt hij. ‘Vroeger werden oorlogen gewonnen door wie de meeste spierkracht kon inzetten, vandaag door wie het beste communiceert. Ik moet onder meer voorkomen dat parkwachters beginnen te schieten op de versterkingen die ik heb uitgestuurd. Onze mensen zijn soms wat zenuwachtig, wat ik begrijp, want we hebben dit jaar al elf man verloren. Daarom is discipline zo belangrijk.’

Is het verantwoord dat mensen sterven om berggorilla’s en andere aspecten van de natuur te beschermen?

Emmanuel De Merode: Wij hebben de opdracht om ons werk te doen. Ik heb op de Congolese vlag een eed gezworen om mijn functies uit te oefenen, en dat is in eerste instantie het laten naleven van de wet. Mijn parkwachters hebben dat ook gedaan. Dat is niet in de eerste plaats een zaak van dieren beschermen, wel van de staat beveiligen. Wij zijn agenten van de staat, zoals de politie en het leger, dus we hebben geen keuze.

Toch bestaat de perceptie dat hier mensen sterven om dieren te redden.

De Merode: Ik denk niet dat een dier het waard is dat er mensen voor sterven, maar toch hebben wij ook de taak om het Congolese patrimonium te beschermen. We moeten werken aan het herstel van de rechtsstaat, van de autoriteit van de staat, aan het herstel van het respect voor de wet, want anders krijg je hier nooit vrede en stabiliteit. Als we strijden tegen de milities in het park, doen we dat ook en vooral om de lokale bevolking te beveiligen, want die heeft erg van de ongeregeldheden te lijden. De mensen lopen voortdurend het risico overvallen te worden door bendes die zich in het park verschuilen.

Voert u een soort oorlog?

De Merode: We willen gewoon de wet opnieuw laten respecteren. Kijk, we kiezen de politieke situatie niet waarin we moeten opereren, maar omdat we hier nu zijn hebben we de plicht er het beste van te maken. De mensen die hier parkwachters doden en burgers overvallen, zijn mensen die geen structuur willen. Het zijn criminelen die eerder mensen zullen aanvallen dan dieren. Het Virunga Nationaal Park is natuurlijk wel heel belangrijk. Voor iemand met mijn achtergrond is het een grote uitdaging om er iets van te maken.

Was het zo erg als u had verwacht?

De Merode: Ja. Het is hier heel intens, maar in se verschilt het niet zó veel van wat er in veel Afrikaanse parken gebeurt. In Kenia werden eind jaren tachtig in twee jaar tijd 79 parkwachters gedood in een campagne om weer controle over de parken te krijgen. Zo werden er veel levens van burgers gered. Nu puurt Kenia elk jaar 3,5 miljard dollar uit de toerisme-industrie. Parken kunnen van groot strategisch belang zijn voor de ontwikkeling van een land. Dat is in Congo niet anders.

Is het realistisch toerisme uit te bouwen in een land met zo’n kwalijke reputatie als Congo?

De Merode: Die vraag werd vijftien jaar geleden in Rwanda ook gesteld. Men dacht dat het land na de genocide lang gedoemd zou zijn. Maar er werd hard gewerkt, en vorig jaar haalde Rwanda volgens officiële cijfers 430 miljoen dollar uit toerisme. Er werken naar schatting 120.000 mensen in de sector.

De Rwandese oorlog was hevig maar kort. In Congo slepen de ongeregeldheden eindeloos aan.

De Merode: Maar de Congolezen zijn een ontzettend vriendelijk en gastvrij volk, als het ware gemaakt voor toerisme! Het eerste wat je nu ziet als je aankomt op de internationale luchthaven van Kinshasa, is het portret van een berggorilla. We schatten dat het Virunga Nationaal Park met zijn voornaamste attracties, de berggorilla’s en de Nyiragongovulkaan met het lavameer in zijn krater, alleen al aan bezoekvergunningen tot 5 miljoen dollar per jaar kan opbrengen. We hopen dit jaar voor het eerst 1 miljoen dollar uit vergunningen te halen. Door het toerisme zullen er zo veel mensen bij de activiteiten rond het park worden betrokken dat stroperij veel te riskant zal worden.

Krijgen de mensen hier niet de indruk dat er meer in het park geïnvesteerd wordt dan in hún leven?

De Merode: Het is niet helemaal juist dat staatsinstellingen in Congo per definitie niet functioneren. Er is onderwijs, hoewel het veel beter kan, en er is gezondheidszorg, en ook daar is veel beterschap mogelijk. Wij zijn een andere tak van de overheid, maar zetten ons desondanks ook in voor onderwijs en gezondheidszorg. En we werken aan een verbetering van de energievoorziening, samen met het WWF. Dus ik denk niet dat mensen de indruk krijgen dat wij niet met hun lot begaan zijn.

Het is opvallend dat u niet over de bescherming van dieren praat.

De Merode: De dieren in een goed beheerd park kunnen voor zichzelf zorgen. Maar toerisme is cruciaal om Afrikaanse parken in stand te houden. Als dat niet lukt, moeten we realistisch zijn over de leefbaarheid van een park. Parken moeten hun bestaan verantwoorden om te kunnen weerstaan aan de concurrentie van andere vormen van landgebruik.

Een natuurpark moet economisch rendabel zijn?

De Merode: Wel, we kunnen er niet meer omheen dat dieren bekeken worden volgens de mate waarin ze een leefbaar inkomen genereren voor de menselijke omgeving waarin ze moeten gedijen. Dat is een objectief-wetenschappelijk gegeven. Het is geen kwestie van al dan niet aanvaarden, het is de realiteit. Er is een sterke correlatie tussen het aantal dieren in een park en het succes van toerisme. In parken zonder toerisme daalt het aantal dieren bijna per definitie.

Valt het vol te houden om in een van de dichtstbevolkte zones van Congo zo’n groot park te bewaren?

De Merode: Dat zal de tijd uitwijzen. Het park is uitzonderlijk belangrijk, ook op wereldniveau. Er is geen enkel ander park met zo’n biologische rijkdom als Virunga. Het is belangrijk voor de hele wereld. Dat impliceert dat de wereld de kosten die verbonden zijn aan de aanwezigheid van het park moet compenseren voor de lokale bevolking. De mensen hier moeten ook overleven. En daar kan toerisme een sleutelrol bij spelen.

Alles wijst erop dat de bevolking in de regio nog sterk zal toenemen.

De Merode: Dat hoeft geen probleem te zijn. Kijk naar New York met zijn Central Park, dat is een heel grote oppervlakte aan groen midden in de stad. De waarde van die grond moet onschatbaar zijn, maar de bevolking van New York heeft beslist dat het groen moet blijven, ondanks de druk van vastgoedmakelaars om het te ontwikkelen.

De mensen kunnen er wel vrij in gaan wandelen, wat hier niet het geval is.

De Merode: Dat is juist. In het geval van Virunga is het niet de lokale bevolking die wil dat dit park bestaat, maar de wereld. Daarom moeten we ervoor zorgen dat de waarde van het park groter is dan die van de alternatieven. Dat is een eenvoudige economische – of zo u wilt wiskundige – vergelijking. Er zijn voorbeelden uit landen als Kenia en Tanzania die aantonen dat een park rendabeler kan zijn voor de lokale bevolking dan alle alternatieven. Ons probleem hier is voorlopig dat de omgeving nog altijd niet aantrekkelijk genoeg is voor toerisme.

Eén dode toerist en alle inspanningen zijn voor jaren vergeefs geweest?

De Merode: Daarom doen we alles om te voorkomen dat zoiets gebeurt. In april hebben we de bezoeken aan het lavameer op de top van de Nyiragongo voor een maand stilgelegd, omdat we meenden dat het risico op een aanval te groot was. Onze wachters hebben de betrokken zone toen helemaal uitgekamd, en pas nadat we vonden dat het veilig was, hebben we de bezoeken hervat. Maar we kunnen natuurlijk niet verwachten dat de lokale bevolking eindeloos geduld heeft. We proberen ondertussen zoveel mogelijk steun van buitenaf te mobiliseren, van organisaties als de Europese Unie tot het WWF.

Hebt u geen problemen met die andere Congolese instelling: het leger?

De Merode: Zoals veel Congolese instellingen was ook het leger na vijftien jaar oorlog fragiel. Ook dat hebben we moeten beheersen. Bij mijn aantreden waren er 4000 soldaten in het park gelegerd. Na lange onderhandelingen hebben we kunnen bereiken dat er maar 120 soldaten overblijven, vooral om de belangrijke weg die van noord naar zuid door het park loopt te beveiligen. Dat gaat goed, zeker omdat wij hun logistiek, rantsoenen inbegrepen, voor onze rekening nemen. Ze hebben dus geen reden meer om zich te misdragen. De resultaten zijn ernaar. Vóór onze samenwerking begon, waren er gemiddeld vier tot acht aanvallen op voertuigen met burgers per week, nu bijna geen meer.

Verhalen doen de ronde dat Congolese soldaten aan stroperij doen.

De Merode: Het is een universeel gegeven dat een leger in een park problemen geeft, want het heeft geen mandaat om dieren te beschermen. Soldaten hebben wel wapens, en de verleiding om die te gebruiken is ongetwijfeld groot. Het Belgisch leger heeft tijdens de eerste Golfoorlog ook problemen gehad, omdat er vanaf mijnenvegers op dolfijnen werd geschoten.

Ook de parkwachters, die gewapend zijn, zijn niet altijd onbesproken?

De Merode: Er zijn wat incidenten geweest, maar dat is verleden tijd. Alle nieuwe wachters krijgen bij hun opleiding een cursus mensenrechten van het Rode Kruis. Af en toe wordt er, dikwijls om lokale politieke redenen, wat animositeit tegen de parkwachters gecreëerd, maar dat waait altijd weer over.

U hebt uw familie voor dit werk in Kenia achtergelaten. Was dat moeilijk?

De Merode: Het is het moeilijkste aspect van mijn job, ja. Mijn vrouw begrijpt uiteraard waarom ik het doe, maar mijn kinderen, die nu vijf en zeven zijn, begrijpen niet altijd waarom ze hun vader zo weinig zien. Oost-Congo is natuurlijk nog altijd niet de meest geschikte plaats om met je familie naartoe te komen. Ik bekijk mijn leven een beetje als dat van veel anderen, zoals soldaten in een leger. Op een bepaalde manier trek ik ook naar een oorlog, en zoals overal vindt ook mijn familie dat niet aangenaam. Maar ze probeert wel te begrijpen dat ik mijn roeping moet volgen.

Uw roeping?

De Merode: Als natuurbeschermer geloof ik dat dit het belangrijkste park van Afrika is. Ik ben geboren in Afrika, en als je dan de kans krijgt om dit park te beschermen, en als je eerlijk blijft tegenover je roeping, dan is het moeilijk om zo’n opdracht te weigeren. Anders zou ik daar de rest van mijn dagen mee moeten leven.

Hoelang wilt u nog blijven?

De Merode: Het einde is in zicht. Binnenkort zullen ze mij hier niet meer nodig hebben. Er is een sterk kader van jonge Congolese professionelen op komst, die het beter zullen doen dan ik. Ook mensen die zich druk maken als de zaken niet lopen zoals het moet, en die snel oplossingen aandragen. Als het zover is, zal ik blij zijn om naar mijn familie terug te keren.

En daarna?

De Merode: Ik denk niet dat ik ooit nog een job zal hebben die zo veel voldoening geeft als wat ik nu doe. Het is voor een natuurbeschermer de beste job ter wereld. Maar de spijt die ik zal voelen wanneer ik dit fantastische park achter mij zal laten, zal ruimschoots gecompenseerd worden door de mogelijkheid om weer bij mijn familie te zijn.

Hebt u eigenlijk nog banden met België?

De Merode: Ik voel me nog altijd Belgisch, hoewel ik pas op mijn twaalfde voor de eerste keer in België kwam, en er pas op mijn achttiende, voor mijn legerdienst, een jaar heb gewoond. Ik heb uiteraard ook familie in België.

Uw familie is gelinkt aan de Belgische adel. Is dat in Congo een voordeel?

De Merode: Voor mij is het gewoon wat mijn familie is. Wat me in Congo wel blijft verrassen, is hoe dicht de Congolezen zich nog altijd bij de Belgen voelen, hoe ze de Belgen nog altijd als een deel van hun geschiedenis beschouwen. Ze hechten waarde aan die band. België is nog altijd heel aanwezig in Congo. En ja, ik heb me hier altijd heel welkom gevoeld. Vijandigheid over het feit dat ik als Belg een ambtenaar van de Congolese staat ben geworden, was er niet.

In deze situatie moet u toch ook vaak persoonlijk geviseerd worden?

De Merode: De risico’s zijn er, zowel voor mijn parkwachters als voor mij. We kunnen het ons niet veroorloven daar relaxed over te zijn, en als ik voel dat iemand dat is, zal ik me daarover opwinden. We zijn hier allemaal potentiële doelwitten, maar ik heb een groot vertrouwen in mijn team, en ik voel dat ze me beschermen, zodat ik me volledig op mijn werk kan concentreren. We leven in een onveilige situatie, en er zijn mensen die ons niet graag zien omdat we voor hen de pret bederven. Maar ik denk dat de maatregelen die we genomen hebben adequaat zijn. En ik hoop dat veel mensen als gevolg daarvan de mogelijkheid zullen krijgen om dit prachtige park te kunnen bezoeken.

Dit interview verscheen in Knack op 24 augustus 2011

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content