Serge Rooman
‘Politici die echt om burgers geven, zingen geen eenvoudige zomerhits’
Gevangenisdirecteur Serge Rooman heeft geen goed oog in het taalgebruik van heel wat politici in de aanloop naar de verkiezingen van 9 juni.
Verkiezingen veroorzaken in een gezonde democratie steeds nervositeit bij politici. Het is immers de dag waarop kiezers hun waardering of afkeer duidelijk maken door hun stem uit te brengen in het befaamde stemhokje. De standpunten van de verschillende partijen worden in deze periode uitgebreid “aan de man” gebracht. Vandaag meer dan ooit via de sociale media. Scherp taalgebruik hoort bij deze periode en is niet zo ongewoon. Het valt echter op hoe deze keer het politiek taalgebruik echt is doorgeslagen. Twee ontwikkelingen in het bijzonder zijn uiterst problematisch.
De eerste ontwikkeling is het alomtegenwoordig gebruik van een sterk polariserende taal die uitmondt in onoverbrugbare tegenstellingen. Deze tegenstellingen zorgen vervolgens bij de kiezer voor een sfeer van onrust, angst en crisis. Alles lijkt van die ene keuze af te hangen. De verkiezingen krijgen hierdoor een donkere apocalyptische kant waarin Belgische burgers nog een laatste kans krijgen om het lot in eigen handen te nemen… Ze worden opgeroepen om in volle vertrouwen de juiste kant van de tegenstelling te kiezen.
Zo moeten ze kiezen tussen “vooruit of achteruit”, tussen “ONS” Vlaanderen of een Vlaanderen waarin we onszelf niet meer zullen herkennen, tussen een kerstmarkt of een wintermarkt, tussen de werkende middenklasse of de steuntrekkers, tussen luie Walen of hardwerkende Vlamingen, enz.
Politici die echt om burgers geven, zingen geen eenvoudige zomerhits. Op 9/6 staan we in een stemhokje en niet op de zeedijk van Blankenberge. Het is niet “erop of eronder”. Volksvertegenwoordigers die consequent polariserende taal in mond nemen, horen eigenlijk niet thuis in het publieke debat en nog minder in het parlementaire halfrond. Een eerlijk debat zoekt verduidelijking en nuance. Het draagt andere standpunten bij en werpt licht op onrechtvaardigheden.
Oprechte politici gebruiken cijfers van de nationale administraties en tonen daar respect voor. Het zijn politici die mekaar laten uitspreken en daarna helder hun visie geven. Hun grootste zorg is dat elke groep in de samenleving zijn stem krijgt in het debat en naderhand in het beleid.
De media zijn minstens medeplichtig aan de polarisatie van het debat omdat ze hun politieke duidingsprogramma’s veel te veel framen in het format van een ja/nee gesprek. Ook het tempo waaraan politici worden onderbroken als zij stap voor stap een redenering ontwikkelen, is nefast voor een goed debat. Politici worden op die manier genoodzaakt om zich te bedienen van korte, sterk vereenvoudigde boodschappen die de complexe werkelijkheid niet kunnen dekken.
Duidelijk zijn binnen een korte spreektijd blijkt boven alles verheven, zeker als er een reclameblok op komst is. Burgers voelen maar al te goed dat het allemaal ingestudeerde zinnen zijn geworden en haken af omdat het geen echte verheldering brengt.
Daarnaast hebben de productiehuizen de duidingsprogramma’s gerestyled richting entertainment: de onderhoudende praatshow is de norm geworden. De sfeer van het café wordt opgeroepen en alle gasten aan de tafel spreken over alles: de polstokspringer over de spilindex en de politicus over de nieuwe food trends Voor de politicus is het enkel nog zaak om joviaal over te komen als een mens onder de praatgasten. Zij die de test van de praatshow doorstaan, stromen veelal door naar de zuivere ontspanningsprogramma’s.
De tweede problematische ontwikkeling is het gebruik van vernederende taal over de “vermeende tegenstanders”. Deze vermeende tegenstanders zijn in werkelijkheid gewoon de andere medeburgers waarmee we elke dag horen samen te leven, ook na de verkiezingen. Moeten deze medeburgers echt systematisch gedegradeerd worden tot luie Walen, tot vreemdelingen terwijl ze Belg zijn, tot ocmw-trekkers, tot asielzoekers die beter thuishoren in Kosovaarse gevangenissen, tot Berbers waar altijd iets mee is, tot graaipolitici en poenpakkers, enz…? Wie oprecht het samenleven wil vormgeven, gebruikt dergelijke taal beter niet. Vernedering sticht geen sociale weefsel en nog minder verbinding. Het zaait frustratie en verbittering. Het zet onze samenleving onnodig onder hoogspanning, waarbij de zwaksten altijd de eerste gedupeerden zijn.
Als we dus op 9/6 onze politici opnieuw gaan kiezen, laten we dan uiterst aandachtig zijn voor de manier waarop ze zich uitdrukken. Hun taal zegt veel over hun intenties. Welke woorden nemen ze in de mond? Hoe spreken ze over de “anderen”?
Je kan hierbij makkelijk de volgende stelregel toepassen: Stel jezelf de vraag of het je het ok vindt als er op dezelfde manier over jou gesproken wordt. Als dat niet het geval is, wees dan moedig en stem niet op die persoon, over wie het ook gaat. Zoek gewoon dan verder naar een andere persoon die dat niet doet, al of niet op dezelfde lijst. Zo kunnen we op een democratische manier de twistzoekers en haatzaaiers uitsluiten. Op deze manier zullen die politici het woord krijgen die echt begaan zijn met het samenleven van alle burgers in ons land. Kortom, met datgene waar politiek in de eerste plaats over moet gaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier