‘Mathieu van der Poel is een straffere atleet dan Sven Nys’
Went winnen? Kan Mathieu van der Poel geklopt worden op het wereldkampioenschap, en zal hij daarna uitpakken in de Ronde van Vlaanderen? Zijn manager, Christoph Roodhooft, verliest zich niet in euforie. ‘Het kan rap in de soep draaien.’
Er staat een grote veldrit op het programma en Mathieu van der Poel is terug van zijn trainingskamp in de Spaanse zon. Kunnen we de winnaar al opschrijven? Natuurlijk mogen we dat, temeer daar zondag in Hoogerheide de GP Adrie van der Poel plaatsvindt. Wie twijfelt eraan dat de zoon van Adrie alweer met de bloemen zal gaan lopen? Het moet ontspannend zijn om zo naar een koers te kunnen toeleven, haast met de zekerheid dat het prijs is. ‘Op zich is dat natuurlijk zo. Mathieu steekt erbovenuit. Maar hoe vaker hij wint, hoe dichter we de dag naderen dat hij verliest’, zegt Christoph Roodhooft. ‘Gek genoeg hangt die gedachte toch in je achterhoofd. Ze drukt de euforie weg. Niemand blijft winnen, ook Mathieu van der Poel niet.’
Winnen is een gewoonte geworden. Soms vergeet ik Mathieu bijna te feliciteren.
Roodhooft runt samen met zijn jongere broer Philip Corendon-Circus, het team van Van der Poel. Philip is algemeen manager en het zakelijke brein, Christoph loopt als sportief directeur meer in de kijker. Christoph was zelf ooit coureur. Geen topper, maar ook geen pannenkoek: hij won ooit Gullegem Koerse. Zijn poulain heeft op zijn vierentwintigste natuurlijk al een mooier ere- lijst, maar wat de Nederlander deze crosswinter toont, slaat alles.
Mathieus huidige zegereeks is uniek. Beseffen jullie dat? En genieten jullie er ook van?
Christoph Roodhooft: Te weinig. Winnen is een gewoonte geworden: bij een zege is er geen intens geluk. Soms vergeet ik Mathieu bijna te feliciteren. Dat mag niet, ik besef het, want Mathieu moet het wel elke keer dóén.
Het is erg om te zeggen, maar weet je wanneer we nog scherpe emoties voelen? Die zeldzame keren dat we op onze donder krijgen.
Roger De Vlaeminck vindt dat Van der Poel de crossen spannender moet maken door zich af en toe in te houden of zelfs een koers weg te geven. Dat is natuurlijk onzin: een sportman wil altijd zijn best doen. Hopen jullie op meer tegenstand?
Roodhooft: Voor het veldrijden zouden spannende duels beter zijn, maar ik kan of wil Mathieu niet vragen om trager te rijden, nee. Ik heb sowieso geen vat op hoe de concurrentie presteert.
De kloof tussen Van der Poel en de tegenstand is de grootste in de geschiedenis van het cyclocross. Roland Liboton won even vaak, maar hij moest er meer voor vechten.
Roodhooft: Wat ik nu ga zeggen ligt gevoelig, en begrijp mijn woorden niet verkeerd. In elke sport staan er twee of drie atleten aan de top van de piramide. In het veldrijden is dat Mathieu, en de voorbije seizoenen stond Wout van Aert op zijn hoogte. We missen renners die één trapje lager staan. Vergelijk het met de cross van vijftien jaar geleden. Bart Wellens, Sven Nys en Mario De Clercq waren toen de top. Achter hen had je Erwin Vervecken, Kevin Pauwels en Sven Vanthourenhout. Een Laurens Sweeck of een Michael Vanthourenhout mag je vergelijken met Tom Vannoppen destijds: iemand die, als het meezit, vijfde kan worden maar nooit in aanmerking komt voor de zege. Zoals je van Vannoppen niet mocht eisen dat hij Nys zou kloppen, mag je van Sweeck niet verwachten dat hij Mathieu verslaat.
Daar komt nog bij dat Mathieu van der Poel een straffere atleet is dan Nys. De kloof wordt daardoor nóg groter. Onoverbrugbaar groot. Niels Albert, Lars Boom en Zdenek Stybar zouden vandaag de mannen van ‘één trapje lager’ geweest zijn: de besten na Mathieu en Wout. Zij hebben de sport verlaten, en voor de spankracht blijft dat een drama.
Ik zeg dit nu als sportliefhebber. Zie er alsjeblieft geen sneer in naar Sweeck en co., want dat verdienen die jongens niet.
Je krijgt het gevoel dat het bij Van der Poel vanzelf gaat. Het oogt zo laconiek.
Roodhooft: Ik ben, als Herentalsenaar, van kinds af ondergedompeld in de mythe van Rik Van Looy. Over hem vertelden ze dat hij meer afzag op training dan in koers. Wat is de kern van dat verhaal? Niet dat zijn tegenstanders prutsers waren, wel dat hij het karakter had om op training ongelooflijk diep te gaan. Voor Mathieu geldt hetzelfde: zijn ijver valt niet te onderschatten. Alles wat hij doet oogt soepel, maar natuurlijk moet Mathieu er moeite voor doen. Niets komt vanzelf.
Is hij coachbaar? Hij is niet wild van trainingsschema’s of hartslagmeters. Naar verluidt warmt hij zich zelfs niet altijd op voor een cross.
Roodhooft: Op menselijk vlak vind ik hem bijzonder coachbaar. Mathieu is verstandig en wil alles weten over zijn sport. Je kunt hem dingen aanreiken, maar hij is geen robot die blind uitvoert. Ik geef hem gelijk: hoe een sporter zich voelt, is belangrijker dan zijn trainingsschema’s. Vandaag wordt van atleten verwacht dat ze leven aan de hand van Excel-sheets, die bepalen wat ze eten, hoeveel ze trainen en wanneer ze naar bed gaan – maar wie houdt dat vol? Mathieu stelt alles ter discussie. Als je ziet waar het hem heeft gebracht, kan ik hem geen ongelijk geven.
Stress of zenuwen: kent hij dat?
Roodhooft: Nee, en dat frappeert me keer op keer. Laatst had zijn fiets een defect, minuten voor de start. Een ander zou zich opjagen en boos worden op de mecaniciens. Mathieu? Die wacht doodgemoedereerd tot het in orde is. Alles glijdt van hem af.
Hoe is hij bij u beland?
Roodhooft: Ik ken zijn vader van toen ik zelf nog fietste bij de junioren, rond 1990. Adrie was toen een ervaren wielerprof, maar hij trainde graag met jonge kerels – dat liet ik me geen twee keer zeggen. Jaren later kwam ik hem opnieuw tegen op de cross van Gieten. Zijn zoon David reed bij de junioren. Ik zag wel wat in die jongen en heb hem van materiaal voorzien. Twee weken later zei Adrie: ‘Ik heb nóg een zoon, mag hij ook een fiets?’ Mathieu volgde in de slipstream van David, er is geen scouting aan te pas gekomen.
Mathieu had iets speciaals, dat zag je snel. Ik herinner me een trainingskamp met Niels Albert, toen op de top van zijn kunnen. Bij een strandtraining kon Niels de zeventienjarige Mathieu maar niet losrijden. Puur op talent, want trainen deed Mathieu in die jaren amper. Zijn techniek benaderde toen al de perfectie.
Wat bij Van der Poel weleens wordt vergeten, is dat hij twee zware knieoperaties heeft ondergaan. Zijn carrière was bijna voorbij voor ze goed en wel begonnen was.
Roodhooft: Dat heeft ons slapeloze nachten bezorgd. Dokters kunnen je geen zekerheid geven – er waren verschillende diagnoses. Opereren of niet? Die vraag hield een groot risico in. En dan lees je over renners bij wie het mislukt, die nooit meer de oude worden of zelfs moeten stoppen. Kijk naar Jan Ullrich en Frank Vandenbroucke: twee fenomenen, maar zodra je knie geraakt is, is het over.
Mathieus tweede operatie vind ik, achteraf bekeken, zijn grote geluk. Na alle ellende van de eerste kwetsuur had hij een stom fietsongeluk in zijn vrije tijd. Het was een wake-upcall: Mathieu heeft een uitzonderlijk lichaam, maar hij moet er zorg voor dragen.
Blijft die knie zijn zwakke plek? Wat als hij er weer op valt?
Roodhooft: De dokters hebben niets essentieels hoeven weg te halen. Er is maar één ding dat hem hindert: het vel op die knie is zo dun dat het bij de minste valpartij openligt.
Toch kan hij het stunten niet laten. Van der Poel hangt graag de circusartiest uit op de fiets.
Roodhooft: Jonge mensen zijn zo. Ik wil Mathieu dat ook niet afpakken: de cross kan spektakel gebruiken. Mathieu en Wout brengen glamour in de sport, iets wat we missen sinds de gloriedagen van Roland Liboton. Eric en Roger De Vlaeminck waren ook sterren, maar hun tegenstanders waren volkse Vlamingen. Daarna kwam de vedette Liboton. In de periode Danny De Bie was het weer alsof je buurjongen de cross won. Daarna werd de sport groot omdat er in de Nys-jaren veel strijd was. Nu staan daar Wout en Mathieu, twee supervedetten op de fiets. Iedereen die in wielrennen geïnteresseerd is, kent hen of zal hen de komende jaren leren kennen. Niet alleen in Vlaanderen, maar wereldwijd.
Ook vorig seizoen was Van der Poel oppermachtig, maar op het WK klopte Van Aert hem. Kan dat op 2 februari opnieuw gebeuren in het Deense Bogense?
Roodhooft: Ik hou er rekening mee. Wanneer het een eerlijke wedstrijd is, gun ik het Van Aert uiteraard. Het zou jammer zijn voor Mathieu, maar zo is koers. Als je niet oplet, kan het rap in de soep draaien.
Van der Poel heeft dit jaar al 25 keer gewonnen: dat is bijna elke cross waarin hij startte. Maakte die ene extra overwinning dan nog zoveel uit?
Roodhooft: Ja. Als je zo dominant bent, wil je de mooiste trofee óók. 2018 is sowieso al geslaagd: in het mountainbiken stond Mathieu op het podium in elke wereldbekercross die hij reed; hij won 95 procent van zijn veldritten en de helft van zijn wedstrijden op de weg. Hij is niet ziek geworden en heeft elke dag graag getraind. Als we 2019 met de regenboogtrui kunnen starten, zijn we goed vertrokken om die successen te herhalen.
Haalt Wout van Aert zijn normale niveau wel? Op het Belgisch kampioenschap werd hij geklopt door Toon Aerts, die in principe minder sterk is.
Roodhooft: Wout is de enige die het antwoord kent. De situatie met zijn ploeg zal niet helpen (in september verbrak hij zijn contract met Veranda’s Willems-Crelan, sindsdien rijdt hij voor Cibel-Cebon en vanaf maart voor Jumbo-Visma, nvdr) maar ik heb niet het idee dat hij slecht rijdt. Misschien heeft Mathieu een boerenjaar en zit het bij Wout allemaal een klein beetje tegen? En wie weet is het volgend seizoen andersom.
Christoph Roodhooft
– 18 januari 1974: geboren in Herentals
– 2001-2007: wielerprof, met overwinningen in de Omloop van het Waasland en Gullegem Koerse als opvallendste prestaties
– 2008: wordt ploegleider van Palmans-Cras en mentor van Niels Albert
– 2014: Niels Albert stopt met wielrennen vanwege hartproblemen
– Mathieu van der Poel wordt prof bij het team, dat dan BKCP-Powerplus heet
– 2018-2019: Van der Poel domineert het veldrijden en is topfavoriet om wereldkampioen te worden
Van Aert verbrak zijn contract en kon zonder veel problemen bij een andere ploeg aan de slag. Maakt dat u als manager niet ongerust?
Roodhooft: Ik heb nooit de behoefte gevoeld om mijn mening daarover te ventileren. (denkt even na) Ik trek het graag breder dan de zaak-Van Aert: tenzij je met een pistool tegen je hoofd gedwongen bent om te tekenen, vind ik dat je een contract moet respecteren. Dat een woord niet meer volstaat, is al langer zo. Maar als een handtekening geen waarde meer heeft, zitten we in het Wilde Westen, toch?
Ik ken de interne keuken van Wouts vorige ploeg natuurlijk niet. Misschien had hij wel gelijk. Wie zal het zeggen?
Mathieu van der Poel gaat een druk voorjaar tegemoet op de weg: hij start in Gent-Wevelgem, de Ronde van Vlaanderen en de Amstel Gold Race. Maakt het u eigenlijk uit voor welke discipline hij kiest? Is wegwielrennen commercieel interessanter?
Roodhooft: Als we het puur over de funfactor hebben, heb ik nog het liefst dat hij gaat mountainbiken. Dat is een leuke sport op mooie locaties, de sfeer is gezellig en de sportieve uitdaging groot. De weg is ook een opportuniteit, maar niet zoals jij denkt. Mijn broer Philip heeft een commercieel model uitgewerkt waarbij Mathieu veldrijden, mountainbiken en wegwielrennen combineert. Er wordt geklaagd dat wielrennen een oud publiek aantrekt, maar zo’n cross- over kan er weer avontuur in pompen.
Velen zullen onze aanpak kopiëren, let maar op. Peter Sagan praat ook over mountainbiken. Als hij daarvoor zou kiezen, zouden we dat toch allemaal spannend vinden? Zend die races uit en de kijkcijfers gaan door het dak. Sagan die olympisch goud pakt op de mountainbike: dat zou meer losmaken dan opnieuw de Ronde van Vlaanderen winnen.
Alleen de strafste talenten kunnen verschillende disciplines combineren. Wanneer Lars Boom en Zdenek Stybar nog eens een veldrit meepikken, komen ze er niet aan te pas.
Roodhooft: Met welke ambities doen Boom en Stybar aan cyclocross, en met welke voorbereiding? Ik zeg niet dat het gemakkelijk is, maar de combinatie is mogelijk. En wij gaan dat bewijzen.
Met welke verwachtingen vat u de wegcampagne aan?
Roodhooft: Mathieu zal er niet zomaar wat tussen rijden. Ik hoop op een mooi resultaat hier of daar.
Nu blijft u bescheiden: in Humo stond dat u denkt dat hij een grote koers zal winnen.
Roodhooft: Dat heb ik gezegd voor de bandopnemer draaide, ik vond het ongelukkig dat het is gepubliceerd. Natuurlijk heb ik veel vertrouwen in Mathieu. Ik heb al zoveel sterke staaltjes van hem gezien. Neem het Nederlandse kampioenschap op de weg: heel de dag reed hij in de aanval, hij deed al het werk, ze pakten de vluchters terug, ik moest Mathieu overtuigen om mee te sprinten – en hij klopte ze verdorie nóg allemaal op de meet. De sterkste World Tour-renners van Nederland! Wie kan zoiets?
Ik wil de mooie momenten niet vergeten, maar het hoofdstuk Niels Albert is afgesloten.
Wegwielrennen is tactischer en saaier, maar Van der Poel gooit altijd de beuk erin. Zal hij zichzelf kunnen intomen?
Roodhooft: Mathieu is niet dom. Hij beseft goed wat zijn plaats is in dat peloton, hij wéét dat de anderen ook een serieus stukje kunnen fietsen. Hij zal zich niet in de val laten lokken.
Wat met de vermoeidheid na zo’n drukke winter?
Roodhooft: Niet elke cross is even afmattend voor Mathieu, maar de winter was sowieso druk en hij is voortdurend onderweg. Dat laat sporen na, maar we konden niet anders. Eigenlijk heeft Mathieu ons verrast: we hadden deze overgang pas over één of twee jaar gepland. Dan konden we zijn aanwezigheid in het cyclocross gaandeweg verminderen. Mathieu maakt zulke grote stappen dat het bruusker moet.
Mathieu zal het veldrijden nooit helemaal verlaten, denk ik. In de toekomst zal hij zijn programma afbouwen. Dat zal de sport zuurstof geven. De fans zullen tevreden zijn dat ze hem nog een keer zien. Schaarste creëren, of hoe noem je dat? Andere renners zullen weer meer winnen, het wordt spannender en de pers kan speculeren of die nieuwe winnaars het ook kunnen tegen Mathieu van der Poel. Iedereen tevreden.
De broers Roodhooft runnen in totaal drie veldritteams, waaronder één rond Sanne Cant. Wordt zij voor de derde keer wereldkampioen?
Roodhooft: Het vorige WK, in Valkenburg, was volgens de kenners te zwaar voor Sanne. Ze heeft daar gewonnen, dus ze kan het overal.
Tot midden januari was het in Bogense 8 graden, maar het kwik dook sindsdien scherp naar beneden. Er zou sneeuw en ijs kunnen liggen.
Roodhooft: Begin februari doet de thermometer altijd raar. Is het een koude winter, dan valt het wereldkampioenschap in de guurste dagen, maar evengoed fiets je in een aangenaam zonnetje. Mathieu is voor geen enkel parcours bang, het weer mag doen wat het wil. Idem voor Sanne.
Hoe is uw relatie met Niels Albert dezer dagen? U was zijn ploegleider, maar jullie waren ook beste vrienden. Na zijn afscheid als renner is het misgelopen.
Roodhooft: Van een relatie kun je niet meer spreken. Niet dat er ruzie is, het contact is gewoon stilgevallen. We waren inderdaad kameraden, maar vandaag oprakelen wie welke fout maakte, heeft geen zin. Niels had het moeilijk na zijn gedwongen pensioen. Hij was kwaad op de wereld. Dat snap ik. Maar dat hij nadien de vertrouwensman van Wout van Aert werd, hielp niet.
Wanneer we toevallig toch eens in gesprek raken, voel je dat die connectie er nog is. Dat je om dezelfde flauwe moppen lacht. Ik wil de mooie momenten niet vergeten, maar het hoofdstuk Niels Albert is afgesloten.
Is dat de les: een manager bewaart maar beter wat emotionele afstand?
Roodhooft: Dat gaat niet. Met Mathieu heb ik ook een nauwe band. Hoe kan het anders? Ik ken hem al zo lang, we hebben samen zoveel meegemaakt. Een manager en zijn renners bouwen samen aan een droom: dat bindt mensen. Zoiets op een puur zakelijke manier benaderen, als ‘werkgever’ en ‘werknemer’, dat werkt volgens mij niet. Ik zou het in ieder geval niet kunnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier