Als kind was hij al gefascineerd door transformatie. Hij speelde niet met Legoblokjes, hij smolt ze. En dat doet Stef Lernous eigenlijk al tien jaar op het podium met Abattoir Fermé. ‘Choqueren is gemakkelijk. Ik wil verwonderen.’

nno 1997. In een Mechelse theaterzaal rinkelt een telefoon in het decor. De acteurs zwijgen en kijken ernaar. De telefoon blijft rinkelen. De acteurs blijven zwijgen. Wel twintig minuten lang. Tot een toeschouwer op het podium klautert en de telefoon opneemt. Met een lat geven de acteurs de toeschouwer een fikse tik op de vingers en nemen de telefoon zelf op. Lachen!

Dit is een scène uit Lagere dieren, de enige voorstelling van theatergezelschap Het Walgen. Na Het Walgen richtten Stef Lernous, Nick Kaldunski en Tine Van den Wyngaert in 1999 Abattoir Fermé op. En ze waren vertrokken voor een decennium van baanbrekend theater dat balanceert tussen horror, ritueel en droom.

Dit tienjarige parcours bundelen ze in het forse verjaardagsboek Abattoir Fermé – Anatomie. 10 jaar slachten. Het werk bevat een schat aan beeldmateriaal, repetitienota’s, schetsen en analyserende teksten en ziet eruit als een sprookjesboek. Weliswaar een pikzwart exemplaar, bedrukt met glanzend gouden letters.

Hoe gothic, die vormgeving van het verjaardagsboek.

Stef Lernous: Een van de betere giallo-films is All the Colors of the Dark (1972) van Sergio Martino. Dat willen we ook met ons boek vertellen. Het boek geeft niet zozeer een overzicht, het is een impressie van de ziel, de ‘anatomie’ van Abattoir Fermé. We hebben de reputatie heel donker theater te maken. Dat is zo, maar het is veel meer dan dat. Ons theater is veel kleurrijker en veel genuanceerder dan enkel duister. Net zoals sprookjes. Die zijn ook heel kleurrijk én soms bijzonder luguber. Denk aan de stiefzuster van Assepoester die haar tenen afhakt om in het muiltje te passen. Ik ben verzot op sprookjes.

Niet iedereen is verzot op Abattoir Fermé…

Lernous: De heftige publieksreacties maken deel uit van de historiek van Abattoir Fermé. De laatste jaren had ik er vooral een probleem mee om als artistiek leider telkens opnieuw te moeten uitleggen wat we waarom creëren. Tot ik besefte dat ik niet zozeer als artistiek leider de voorstellingen moet plaatsen en uitleggen. Ik moet gewoon als regisseur de vragen van het publiek beantwoorden. Zo eerlijk mogelijk. Soms gooi ik er wat grapjes tussen om het ijs te breken. Meestal krijg ik dan de vraag hoe we zo’n donker theater kunnen maken terwijl we tijdens de nabespreking zulke vrolijke, gewone mensen blijken te zijn. Mensen die bovendien niet drinken, snuiven of roken. Onze enige doodzonde is dat we graag eten.

Het probleem zit vooral bij het idee dat mensen van ‘kunstenaars’ hebben. Alle academische krachttoeren ten spijt is het nog altijd niet gelukt om mensen ontvankelijker te maken voor meer bevreemdende theatertalen. Veel mensen weten niet hoe ze ermee om moeten gaan. Die mensen zijn dan echt verbaasd dat acteurs die naakt op de scène staan niet in hun blote kont naar het nagesprek komen.

Met Nimmermeer (2009) jaagde u ook de ouders de gordijnen in.

Lernous: De première van Nimmermeer was een afknapper omdat ouders en leerkrachten zich erg beschermend gedragen tegenover kinderen. Terwijl de kinderen de voorstelling vooral grappig vinden, ook het luikje over seks waar veel volwassenen bij steigeren. Mijn voorstellingen hebben een groot raakvlak met de realiteit. Logisch toch? Mijn theater ontstaat vanuit een drang naar escapisme. De producties, dus ook Nimmermeer, zijn zo intens met de realiteit verbonden dat het soms onbehaaglijk voelt voor het publiek. Mijn enige betrachting is nochtans om kinderen een ervaring te geven die ik had toen ik Lewis Carrolls Alice in Wonderland en de pornomusicalversie Alice in Wonderland: An X-Rated Musical Fantasy (1976) ontdekte. Soms overkomt je iets in je kindertijd dat je niet volledig kunt plaatsen maar waarvan je voelt dat het louterend en prikkelend is.

De Nederlandse jeugdtheatermaker Hans van den Boom wil kinderen vooral een betoverende ervaring bezorgen zonder dat ze de voorstelling hoeven te begrijpen.

Lernous: Bij Abattoir Fermé noemen wij dat de pseudoreligieuze ervaring. Wij trachten altijd om ons publiek een louterende ervaring te bezorgen. Ik wil het laten voelen wat ik heb met bepaalde films of boeken, zoals Vladimir Nabokovs Lolita. Dat is zo’n grappig en pijnlijk boek net omdat het communiceert waarover eigenlijk niet gesproken mag worden. Ook het werk van Angela Carter is een heerlijke inspiratiebron.

Een repertoirestuk staat niet op uw verlanglijstje?

Lernous: Natuurlijk wel! Ik heb echt zin om een repertoirestuk te ensceneren. Dat zijn zulke goede stukken. Maar wanneer ik nu bijvoorbeeld een Macbeth van Shakespeare zou creëren, dan zou die voorstelling erg veraf liggen van wat iemand van een Macbeth verwacht. Het zou haast een evidentie zijn dat Abattoir Fermé op zijn typische manier een Macbeth zou ensceneren. Dan kunnen we toch evengoed eigen stukken maken waar de geest van Macbeth mogelijk in rondwaart?

Ooit wil ik graag de integrale tekst zodanig ensceneren dat een publiek begrijpt hoe die Macbeth denkt en handelt. De vorm zou wellicht een kwinkslag hebben, maar de tekst zou absoluut herkenbaar zijn. De reden waarom we dat nu nog niet doen, is omdat de anderen nog niet maken wat wij maken. Er is niemand, geen enkel theatergezelschap, dat onze plaats al heeft ingepikt. Ik wil me echt tot het landschap verhouden. Enkele jaren geleden vond de beoordelingscommissie Theater dat we niet artistiek genoeg waren. Ons antwoord was Galapagos(met die voorstelling brak Abattoir Fermé door, nvdr), een waanzinnige inkijk in een luguber hotel bevolkt door de vreemdste wezens. Vroeger reageerden we ook zo op ons publiek. We choqueerden graag. Nu hoeft dat niet meer. Choqueren is – in tegenstelling tot verwonderen – niet moeilijk. De verwondering nam het over van het choqueren.

Met Het Walgen wilde u ook choqueren?

Lernous: Het Walgen ontstond uit rebellie tegenover een sector waar ik veel leerde en experimenteerde. Ik studeerde grafische vormgeving, maar dat was niet wat ik wilde. Even werkte ik ook voor televisie, ik schreef zelfs een dag aan Wittekerke. Maar ook dat was mijn ding niet. Uiteindelijk belandde ik via een collega van de winkel waar ik intussen werkte in het amateurcircuit. In korte tijd proefde ik van alles: teksten schrijven, decors maken, regisseren… Met mijn bagage van kunstgeschiedenis en filmgeschiedenis kon ik plots heel veel realiseren. Die impulsieve manier van creëren beviel me. Alles kon. Ook het sociale aspect boeide me.

Na een tijdje beviel dat amateurtheater u minder?

Lernous: Ik had er genoeg van om bij bestaande amateurkringen te werken en kreeg almaar meer kritiek van de mensen met wie ik werkte. Ik wilde zelf de mensen kiezen en richtte Het Walgen op. De mensen met wie ik samenwerk, fungeren als breekijzers voor mijn ideeën.

In Lagere dieren, de enige creatie van Het Walgen, experimenteerden we met schmink. Ik wilde mijn acteurs niet ouder of jonger maken, ik wilde en wil ze tot bevreemdende figuren maken.

Alsof ze in een droom figureren?

Lernous: Ik kan mijn dromen heel goed verklaren. Zonder me in psychoanalyse of de droomsymboliek te verliezen vind ik de sfeer van dromen heel interessant. In die sfeer baadde ook Lagere dieren.

Met theater creëert u een eigen ‘Wonderland’?

Lernous: Willen we dat niet allemaal? De meeste theatermakers zoeken daarnaar. Je creëert een eigen bubbel en dat is niet onbelangrijk. Wat theater moet zijn, waar theater zich mee moet bezighouden, kan herleid worden tot de vraag waar een theatermaker zich mee wil bezighouden. Wat op de scène te zien is, zijn onmiskenbaar mijn perversiteiten, mijn droombeelden, mijn passie. De uitdaging is om die intieme passie zodanig te communiceren dat een publiek de schoonheid en de noodzaak ervan voelt en begrijpt.

Hoe ontstaat die communicatie?

Lernous: De manier waarop wij beelden, of breder: theater, maken verschilt wezenlijk van het gros van het veld. Wij maken de keuze om expliciet niet de volledige rode draad te tonen. We tonen a maar niet noodzakelijk b. Terwijl de meeste theatermakers op z’n minst een suggestie doen over b. Onze verhalen bevatten rare dialogen, en onze personages zijn wat raar. Toch kun je de verhalen begrijpen, en de scènes volgen elkaar wel degelijk naadloos op.

Allereerst ga ik samen met de acteurs op zoek naar mooie beelden op de scène. Die fotografeer ik. Pas in tweede instantie bekijk ik of het beeld communiceert, of het werkt op de planken. Pas door theater te maken, ben ik beginnen te fotograferen. Ik ensceneer eerst het beeld dat ik wil fotograferen. Op een bepaald moment stelde ik me zelfs de vraag of ik geen theater creëer om mooie foto’s te kunnen maken.

DOOR ELS VAN STEENBERGHE/foto dimitri van zeebroeck

‘Ik wil kinderen de ervaring geven die ik had toen ik de pornomusicalversie van Alice in Wonderland zag.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content