De verkiezingen komen eraan en dat leek een aantal ‘captains of industry’ het geschikte moment om hun nood te klagen bij de pers: niet alleen de paars-groene regering, maar beleidsverantwoordelijken op alle niveaus miskennen de problemen van de industrie in ons land. Een groepsgesprek.

De frontvorming van de werkgeversorganisaties wordt als bij toeval voor de verkiezingen hechter en manifester. Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) sluit de rangen met de Vlaamse Kamers van Koophandel en met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo). Ook het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) klaagt in zijn memorandum aan de partijvoorzitters.

Intussen kreeg het werkgeversfront vorige week een steuntje van de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Die berekende dat België het land is met de hoogste loonkosten ter wereld (zie grafiek). Met alle nefaste gevolgen van dien op de werkgelegenheid. Tegelijk maakte The Conference Board, een Amerikaans onderzoeksbureau, bekend dat België niet langer het land is met ’s werelds hoogste productiviteit – het moest die topplaats in 2002 afstaan aan Noorwegen – en dus een argument verliest om zijn hoge loonkosten goed te praten. Als het bruto binnenlands product (bbp) per arbeidsuur in de Verenigde Staten op 100 wordt gesteld, dan bedraagt dat in Noorwegen nu iets meer dan 117, in België 112, in Frankrijk 107, in Nederland 103, in Duitsland 101 terwijl het gemiddelde in de Europese Unie op 91,6 staat.

Met hun ‘Oproep’ willen een aantal Belgische captains of industry op hun beurt duidelijk maken dat niet alleen de uittredende paars-groene regering, maar ook de beleidsverantwoordelijken op alle niveaus de problemen van de industrie in ons land miskennen.

Waarom schakelen Thomas Leysen en Philippe Vlerick, als grote individuele aandeelhouders en/of bestuurders van Almanij, de macht van het geld niet in om hun zaak te bepleiten? Of hebben dergelijke financiële groepen helemaal geen interesse meer voor industriële activiteiten?

WILLAME: Uw vraag verraadt een pessimisme over onze industriële toekomst dat ik niet deel. Glaverbel is een voorbeeld van een industrieel bedrijf dat door de Generale Maatschappij is verkocht. Het is juist dat bepaalde financiële groepen de voorbije tien jaar hun interesse voor de industrie hebben verloren. Nu ik wereldwijd verantwoordelijk ben voor de vlakglasproductie en de veredelingsactiviteiten van de Japanse Asahigroep, met inbegrip van België, moet ik er toch op wijzen dat de laatste verhoging van de productiecapaciteit (door de installatie van een vierde oven) bij ons in Moustier-sur-Sambre en niet elders is gebeurd. Omdat de lokalisatie schitterend is, er onderzoekscentra in de buurt en goed opgeleide werknemers zijn. Het pessimisme in uw vraag ‘leeft’ evenwel ook bij politici.

LEYSEN: Als Belgen en verantwoordelijken in dit land moeten wij ons afvragen of Umicore over vijf jaar ook in België nog een belangrijke industriële activiteit zal hebben. Zullen de troeven die wij nu hebben nog zwaarder wegen dan de handicaps waar de overheid ons mee opzadelt?

In uw oproep pleit u wel ‘voor dezelfde spelregels die voor onze buitenlandse concurrenten gelden’, maar met welke concurrenten vergelijkt u zich? Met China, dat het neoliberalisme ontdekt, met Singapore dat een verlichte dictatuur is, of met Oost-Europa dat tot alles bereid is om de EU gunstig te stemmen?

LEYSEN: Er is een level playing field – zeg maar gelijke spelregels op Europees vlak – nodig en dat is er in vele gevallen niet. Neem de duurder geworden elektriciteit. Wij hebben één zinkelektrolysebedrijf in België, namelijk in Balen, en een ander in Noord-Frankrijk, in de buurt van Rijsel. Voor dit soort activiteit vertegenwoordigt de elektriciteit één derde van de kostprijs en dit derde is een belangrijkere kostenfactor dan de loonkosten. Door de geplande en reeds gedeeltelijk ingevoerde additionele heffingen ziet het er echter naar uit dat onze elektriciteitskosten in Balen de komende vijf jaar met ongeveer 50 procent zullen stijgen in vergelijking met 2000. Daardoor dreigen in Balen alleen al de meerkosten tegen 2006 op te lopen tot minstens 10 à 15 miljoen euro per jaar. In Frankrijk werd ook een groene heffing ingevoerd. Aanvankelijk werd zij ook daar liniair berekend op het energieverbruik, maar na overleg met de industrie werd de heffing beperkt tot 0,5 miljoen euro per fabriek per jaar. Worden deze heffingen in België daadwerkelijk ingevoerd, dan zal dit niet zonder gevolgen zijn voor onze fabriek in Balen.

De industriëlen hebben onder andere bij monde van de Round Table of Industrialists toch de liberalisering van de markten geëist?

DIEUSAERT: Mag ik even een aantal extra heffingen noemen? Je hebt de bijdrage aan de openbare dienstverplichting, een bijdrage voor de werkingskosten van de regelgever (GREG), een compensatie aan de gemeenten voor de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, een bijdrage voor de ontmanteling van de kerncentrale van Mol en Dessel, het gratis kilowattuur voor Vlaams minister Stevaert, de groene-stroomcertificaten, enzovoorts… Hoe moeten wij dat allemaal aan onze moedermaatschappij vertellen, die ook het Franse en het Duitse verhaal kent, terwijl wij met onze vestiging in Antwerpen alleen al drie procent van de stroom in België voor onze rekening nemen.

WILLAME: De afgelopen vijf jaar is duidelijk geworden dat de liberalisering het minst effect heeft in België. In de ons omringende landen zijn de elektriciteitsprijzen veel forser en sneller gedaald. In België daarentegen zijn ze vaak gestegen.

Merken jullie enige korzeligheid bij de twee buitenlandse groepen die jullie vertegenwoordigen?

DIEUSAERT: Als u de BASF-resultaten analyseert en ziet hoeveel soorten heffingen en belastingen wij moeten betalen zonder dat zij iets vandoen hebben met onze bedrijfsresultaten, dan lopen die alleen al in Antwerpen op tot 1,1 miljard frank. Die belastingen bestaan in Duitsland niet. Bovendien zijn wij met ons ploegensysteem, gezien de loonkosten, in Antwerpen de duurste van alle BASF-vestigingen ter wereld. Als Duitsland op 100 procent zit, dan zijn wij 20 procent duurder. Al deze factoren beginnen pijn te doen. Onze basisstelling was altijd dat Antwerpen centraal ligt, goede wegen- en waterinfrastructuur heeft en op een vlot draaiende overheid kan rekenen. Nu blijft het soms twee jaar wachten op een vergunning en wordt de ontsluiting van Antwerpen alsmaar moeilijker. De vraag is hoelang onze intern gunstige randvoorwaarden opwegen tegen de externe lasten.

WILLAME: Asahi’s beslissingscentrum voor het vlakglas en de investeringen in deze sector ligt in Brussel. Niettegenstaande wij fabrieken hebben in Oost-Europa en China was ik totnogtoe niet bang voor een mogelijke delokalisering. Nu ben ik ongeruster dan twee à drie jaar geleden. België krijgt een imago van een land waar de industrie niet meer welkom is. De loonkosten blijven een belangrijk nadeel en in het algemeen heb ik de indruk dat ik minder argumenten krijg om de positie van de industriële vestiging in België te verdedigen.

Het Belgische bestel waarvan u als bedrijfsleiders de voordelen geniet en prijst, moet toch op de een of andere manier ook door de bedrijven betaald worden?

VLERICK: De hele financiering van de sociale zekerheid – en in ons klein landje is dat niet niks – wordt gedragen door arbeid, zijnde door de uren die gepresteerd worden door de man die desnoods om 4 uur ’s ochtends al meedraait. Zo kan dat niet verder. Wij moeten het stelsel van onze sociale zekerheid eens durven evalueren en nagaan hoe groot het deresponsabiliserende karakter is van tal van uitkeringen; als wij het systeem tenminste in stand willen houden. Als dat uitsluitend op arbeid blijft draaien, dan doodt het die arbeid. Onze werknemers verdienen niet te veel. Zij kosten te veel. Hetgeen je maandelijks ontvangt, is niet meer in verhouding tot hetgeen het bedrijf daarvoor aan de staat betaalt. Dit debat wordt onvermijdelijk, maar zal veel politieke moed vergen, want welke politicus durft aan zijn kiezers te zeggen dat de sociale zekerheid herbekeken moet worden? Over de ziekteverzekering wil ik het zelfs niet hebben, al kunnen ook daar bepaalde uitgaven onder de loep genomen worden.

LEYSEN: Wij weten dat de loonkosten in België relatief hoog zullen blijven en wij hier slechts het soort industrie kunnen aantrekken dat daarmee kan leven. Maar uitgerekend die industrie mogen wij niet wegjagen of afschrikken. Zo duurt het in Vlaanderen gemiddeld zes tot twaalf maanden voor je een bouwvergunning krijgt. Toen wij enkele jaren geleden een nieuw product wilden ontwikkelen, waar het Verre Oosten dringend om vroeg, hebben wij die fabriek uiteindelijk in Korea gebouwd omdat wij daar binnen twee maanden een bouwvergunning konden krijgen.

U kunt de ruimtelijke ordening in Korea toch niet vergelijken met de onze?

LEYSEN: Nee, maar het ging om de bouw van een afdeling op onze eigen fabrieksterreinen en daardoor kwam de ruimtelijke ordening van de gemeente Olen geenszins in het gedrang.

Is het niet begrijpelijk dat de overheid strenger wordt als je kijkt naar het aantal overtredingen?

LEYSEN: Die overtredingen werden vooral door individuele burgers begaan.

VLERICK: Dat mag voor de overheid geen reden zijn om te overdrijven. In een van onze fabrieken moet, gezien de strengere milieuwetgeving, een nieuwe waterzuiveringsinstallatie gebouwd worden. Dat gebeurt op onze terreinen en die staan op het gewestplan als industriegrond afgebakend. Toch hebben wij meer dan negen maanden gewacht op de bouwvergunning, terwijl de strengere milieuvergunning al van kracht was. Zo kom je in een wettelijk grijze zone.

WILLAME: De regering reageert zeer snel wanneer het om sancties gaat, maar ze slaagt er niet in een goed bedrijfsklimaat te creëren, zoals in Ierland of Luxemburg. Hoeveel jaren zijn er niet nodig om de isolerende beglazing in de gewesten te promoten terwijl iedereen weet hoe het plaatsen ervan de CO2-uitstoot kan verminderen. Maar nee. Er werd onmiddellijk over een CO2-belasting gesproken en niet over de besparingen waartoe de industrie zou kunnen bijdragen.

LEYSEN: Eén postbode wordt doodgepest en meteen worden ook alle private bedrijven verplicht een pestpreventiebeleid uit te werken. En alsof dat niet volstaat, wordt de bewijslast omgekeerd. Wie aangeklaagd wordt, moet bewijzen dat hij niemand pest.

Maakt dat nu echt het verschil voor een groot bedrijf?

LEYSEN: Nee. Maar het gaat zoals met de kikker in de pan. Als je het water in die pan langzaam opwarmt, merkt die kikker dat niet en laat hij zich zonder meer dood stomen. Warm je dat water plotseling op, dan springt de kikker uit de pan. Wij voelen ons als de kikker in de pan waarvan de overheid het water langzaam maar zeker opwarmt. Wij zullen in België geen fabriek minder bouwen omdat wij nu een adviseur inzake pestpreventie moeten aanstellen, maar als wij alle verplichtingen en servitudes samenbrengen, begint het water in de pan toch wel te stomen.

DIEUSAERT: Wij worden gepest.

WILLAME: De beleidsverantwoordelijken hebben geen inzicht in de economische realiteit en missen visie.

LEYSEN: Maar er is altijd wel een minister die zich geroepen voelt om bij het minste incident uit te pakken met een algemene maatregel. Of het nu de dood van die postbode is of iets anders.

VLERICK: Politici leven nu eenmaal van verkiezing tot verkiezing. Dus hebben zij de neiging de individuele kiezer in die periode zoveel mogelijk te ontzien – ten nadele van de ondernemingen. Wij stellen inderdaad minder mensen tewerk dan vroeger, maar wij hebben intussen voor een productiviteitsstijging gezorgd die groter is dan die in de dienstensector. Naarmate de industrie minder kiezers betrekt, wordt zij politiek minder interessant en is het minder riskant om ze aan te pakken.

U voelt zich miskend en tekortgedaan. Maar het beeld dat de bedrijfswereld van zichzelf geeft, is de laatste tijd niet erg fraai: georganiseerde fiscale fraude, prijs- en aannemersafspraken, omkoping van ambtenaren, vervalste bedrijfsresultaten, opgekrikte beurskoersen, handel met voorkennis, overtredingen van de wetgeving inzake milieu en ruimtelijke ordening… Bent u er dan over verbaasd dat ook politici wantrouwig staan tegenover de bedrijfswereld en die zoveel mogelijk willen reglementeren, controleren en belasten?

WILLAME: Er zijn altijd zwarte schapen, maar in het algemeen blijft het imago van de ondernemer als schepper van tewerkstelling toch goed.

VLERICK: Wij komen zeker uit een periode waarin iedereen al eens een loopje nam met wetten, reglementen en het voorbeeldig burgerschap. In het verleden werd dat vaak met de mantel der liefde toegedekt. De overheid ging sindsdien haar rol als regelgever en controleur terecht ernstiger nemen. De misbruiken waar u naar verwijst, mag u niet veralgemenen. De overregulering in België is verstikkend.

Moet u niet veeleer een coherent herstelplan schrijven in plaats van in gespreide slagorde noodkreten te slaken?

LEYSEN: Eerst zou de overheid zich eens mogen bezinnen voor ze weer met nieuwe regelgeving komt. Ze zou bijvoorbeeld kunnen nagaan of een nieuwe regelgeving meer opbrengt dan ze kost. Precies hier blijken de plannen ter zake van Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) het moeilijkst te realiseren. Volgens het Vlaamse regeerakkoord zou paars-groen nochtans de regellast met een kwart verminderen. Dit maakt ook deel uit van de mentaliteitswijziging ten overstaan van de industrie die wij bepleiten. Wij willen vechten voor de bedrijven in eigen land, maar de overheid moet ons niet in de benen of in de rug schieten.

VLERICK: Wij vragen geen speciale behandeling of plannen. Laten we bijvoorbeeld de loonkostenhandicap herstellen die wij ten overstaan van onze vijf belangrijkste handelspartners hebben en die de voorbije twee jaar in de textielsector is opgelopen van 11 naar 13 procent. Dat herstel kan er komen door de lastenverlaging die de regering-Verhofstadt heeft beloofd volledig door te voeren. Ook de milieuwetgevers in België moeten eens naar de ons omringende landen leren kijken. Als je dat met concrete voorbeelden gaat uitleggen aan de bevoegde minister word je met een minzame glimlach aangehoord, maar uit de brief die daarop volgt, blijkt dat met je bezwaren geen rekening wordt gehouden. Dat is frustrerend. Want als ze ons niet laten verder werken, kunnen wij de welvaart in ons land niet meer schragen.

Frank De Moor

VLERICK: ‘Onze werknemers verdienen niet te veel. Zij kosten te veel.’

DIEUSAERT: ‘Wij worden gepest.’

LEYSEN: ‘Eén postbode wordt doodgepest en meteen worden ook alle private bedrijven verplicht een pestpreventiebeleid uit te werken.’

WILLAME: ‘De beleids-verantwoordelijken hebben geen inzicht in de economische realiteit en missen visie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content