Zijn moeder denkt nog vaak terug aan de sinaasappelboomgaarden uit haar jeugd die nu voorgoed onbereikbaar zijn. ‘Het verleden is weg’, zegt professor Sari Nusseibeh, ‘Wat wij voor ons hebben, is het heden en de toekomst, die moeten wij opbouwen.’

Foto’s Maria Fialho

Professor Sari Nusseibeh (53) is president van de Palestijnse Al Quds-Universiteit in Oost-Jeruzalem, zijn bureau ligt niet ver van het nu gesloten Orient House. Ook dat kantoor is al een paar keer gesloten geweest, op bevel van Israëls minister voor Veiligheid, Uzi Landau, die Nusseibeh als ‘een wolf in schaapskleren’ beschouwt. De familie Nusseibeh woont al eeuwen in Jeruzalem, het is een aanzienlijke, aristocratische familie. Na de dood van Faiçal Hoesseini werd Sari Nusseibeh door Yasser Arafat aangesteld als verantwoordelijke voor de PLO over Oost-Jeruzalem. Een job die de tegendraadse doctor liever kwijt dan rijk was, maar er kwam zoveel protest tegen zijn benoeming en tegen zijn ideeën, dat hij wel verplicht was aan te blijven.

Rechtse Israëli’s willen hem het zwijgen opleggen, rechtse Palestijnen sturen hem doodsbedreigingen. Maar Sari Nusseibeh heeft geleerd, als in Oxford opgeleide intellectueel misschien, dat het zijn plicht is te zeggen wat hij denkt. En dat doet hij dus, op een bijna Britse manier. Hij kijkt nu al dertig jaar of langer tegen het eindeloze Midden-Oostenconflict aan, en hij vindt het tijd worden dat beide partijen hun verstand aanspreken.

Sari Nusseibeh: ‘Gevaarlijk zijn wij aan deze universiteit nooit geweest. We zijn eerder een bron van hoop voor Israël. Ondanks de boycot van de andere Palestijnse universiteiten werken wij samen met Israëlische universiteiten, omdat we ervan overtuigd zijn dat dit in ons voordeel werkt. Maar natuurlijk doen de Israëli’s allerlei dingen om ons… Nu zijn ze een muur rond de stad aan het bouwen. Dat is heel hinderlijk voor ons, want hij belet staf en studenten vrij te bewegen. Die muur loop net langs de gevel van een van onze scholen in Abu Dis, zodat de poort er nu uitgeeft op een muur. Mijn kantoor hier hebben ze twee weken lang gesloten omdat ik, zeiden ze, voor de PLO werkte. Mijn dossiers en boeken en mijn computers namen ze mee, drie vier maanden geleden. Intussen hebben ze het meeste papierwerk wel teruggegeven, maar niet de computers. Ik heb daar alleen maar een scherm staan. Ze zijn echt overgevoelig voor…

… voor alles wat u wilt doen?

NUSSEIBEH: Niet voor alles, maar wel voor veel. Ze hebben ook niet graag dat ik spreek voor een Israëlisch publiek. Ze vinden daar iets sinisters aan. Meneer Landau, de minister voor Veiligheid, noemde me ‘het mooie gezicht van het terrorisme’. Dat is uiteindelijk heel triest. Maar ze zijn gelukkig niet allemaal zo gek.

U hebt samen met Ami Ayalon, uitgerekend een ex-commandant van de Israëlische geheime dienst Shin Bet, een verklaring opgesteld?

NUSSEIBEH: Ja, de ‘campagne voor vrede en democratie’. Onze visie op een toekomstige Palestijnse staat. Een vrije, soevereine staat tussen de grenzen van juni 1967 en de Jordaan, met een verbinding tussen Gaza en de Westoever en met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. Een staat vrij van bezettingsleger en kolonisten, waarin heel het Palestijnse volk – dat wil zeggen, de vluchtelingen inbegrepen – vrijheid en democratie zal genieten, en waar gelijkheid zonder onderscheid van godsdienst of kleur of wat dan ook zal heersen. We hebben ook al getracht activiteiten te houden samen met Peace Now en de Israëlische vredesbeweging, protesten en werkgroepen.

Eerder had u het al over een culturele kloof. Bij de Palestijnen zit het recht op terugkeer heel diep. Ze zijn ontzettend boos over ‘1948’, waar de Israëli’s zelfs nooit excuses voor aangeboden hebben… Of compensatie. Terwijl de Israëli’s niet kunnen aanvaarden dat ze dat in 1948 allemaal gedaan hebben, kunnen de Palestijnen het niet vergeten.

NUSSEIBEH: Situaties kunnen veranderen. Ik denk dat de Palestijnen wel in staat zijn, niet om te vergeten, maar wel om te aanvaarden dat hun onrecht is aangedaan dat zij niet kunnen herstellen én dat zij wel andere dingen kunnen doen om de situatie voor toekomstige generaties te verbeteren. Wat niet kan, is het verleden terughalen. Mijn moeder heeft heel mooie herinneringen aan een plek die Wadi Hunayn heet, waar ze is opgegroeid, minder dan dertig kilometer van de zee, van de sinaasappelboomgaarden, haar ouders… Dat is haar geheugen, haar kindertijd. En opeens werd zij daaruit weggescheurd, en zij dorst, hongert, verlangt om terug te gaan. Maar je kunt niet teruggaan naar het verleden. Dat is weg. Niet alleen dat je niet kunt teruggaan naar die plek, je kunt ook niet teruggaan naar die tijd. De tijd is ook verdwenen. Wat wij voor ons hebben, is het heden en de toekomst, die wij moeten opbouwen. Ik denk dat wij op een of andere manier kunnen leren leven met het feit dat wij het verleden niet kunnen terughalen, dat we niet opnieuw jong kunnen zijn – en voor onszelf iets opbouwen in de toekomst.

Ik denk dat Israël, zodra het volwassen en rijp genoeg zal zijn, ook in staat zal zijn om excuses aan te bieden. Dat is wat de Palestijnse kant nodig heeft: dat de Israëli’s toegeven dat hun ontvangenis niet onbevlekt was, dat ze bloedig was en ons veel pijn gedaan heeft. Dat moeten ze toegeven en zeggen dat het ze spijt. Als de tijd rijp is en zij genoeg zelfvertrouwen hebben, zullen ze het wel doen, we kunnen de eerste tekenen al zien. Maar hun hele samenleving moet er rijp voor zijn, en wij moeten ze daarbij helpen.

In feite is het uw taak de Israëli’s op te voeden? Maar zonder veel resultaat?

NUSSEIBEH: Het leven is bedrieglijk. Het lijkt er wel op dat we steeds verderaf raken van resultaten, maar in werkelijkheid komen ze ook dichterbij. De afgelopen twee jaar waren heel moeilijk, maar het inzicht groeit aan beide kanten dat we naar een compromis moeten. In de opiniepeilingen in Israël, en ook in Palestina, zie je dat beide zijden bereid zijn om een strategisch vredesakkoord te sluiten.

Ik ben het er helemaal mee eens dat het ook aan ons, Palestijnen, ligt hoe de situatie zich ontwikkelt in Israël. Als wij de Israëli’s bang maken, zullen zij natuurlijk veiligheid willen, zoals Ariel Sharon ze die belooft. Als wij de Israëli’s hoop kunnen bieden, helpen wij hen naar, bijvoorbeeld, Amram Mitzna toe. De afgelopen twee jaar hebben wij de Israëli’s naar Mr. Security gedreven. Dat is een vicieuze cirkel. Maar als wij de Israëli’s een boodschap van hoop kunnen zenden, waarin we zeggen dat we kwaad zijn maar ook dat we hen niet willen vernietigen, dan komt er met een sterke oppositie die een visie op vrede heeft – wat Mitzna lijkt te hebben – misschien een kalmer eindspel, waarin alle kanten inzien dat er onderhandeld moet worden.

Gelooft u dan dat wie ook de verkiezingen in Israël wint, zal willen praten?

NUSSEIBEH: Zelfs Sharon zal iets willen doen. Dit is zijn laatste termijn als premier, en hij zal optimale voorwaarden hebben om vrede te brengen aan het volk van Israël. Sharon is nooit ideologisch tegen een Palestijnse entiteit of zelfs staat geweest. Hij is niet echt een rechtse ideoloog. Zijn visie is een Palestijnse ministaat, verdeeld en gecontroleerd. Waarom is hij die weg niet ingeslagen? Omdat hij de kiezer had beloofd een einde te maken aan het terrorisme. Dat is de voorbije jaren zijn belangrijkste doel geweest. Hij heeft dat niet bereikt, en hij moet weten dat hij het niet kán bereiken, omdat alle militaire bevelhebbers hem zeggen dat er met ons geen militaire oplossing mogelijk is. Dat er een politieke oplossing nodig is om zijn veiligheidsprobleem op te lossen. Ik denk dat hij weet dat dit in het belang van Israël is. Wat hij gedaan heeft tot nu toe, was het vernietigen van onze onderhandelingsposities, om ons zo dicht mogelijk bij zijn eigen visie op een akkoord te dwingen. Nu, dat heeft allemaal zijn tijd. Daarna zal de druk internationaal weer toenemen, en het Israëlische publiek, dat onderhandelingen wil, zal weer wakker worden. Iemand als Mitzna zal een oppositie kunnen voeren zoals die de afgelopen jaren niet mogelijk was. Logischerwijs moet er binnen enkele maanden beweging in komen.

En dan zult u in een positie verkeren om te onderhandelen?

NUSSEIBEH: Je kunt altijd onderhandelen. Wij moeten onze positie duidelijk maken en alleen daarover onderhandelen, over niets anders. Niet zijn spel meespelen, of het spel dat we zelf gespeeld hebben. Het spel van manoeuvreren voor betere posities, van vertragen, rond de pot draaien. Wij moeten duidelijk zeggen wat wij willen, en wat wij bereid zijn te aanvaarden. Voor een vaste prijs, te nemen of te laten. We zullen de prijs niet meer doen stijgen, maar we zullen hem ook niet laten dalen. Willen ze dat niet aanvaarden, dan is mijn persoonlijke positie: goed, dan niet, dan leven we wel voort zonder oplossing. Daarvoor hoef ik ze niet te bestrijden, of op ze te schieten, ik zal wel zo voortdoen, geen probleem.

Is dat een individuele oplossing, of een collectieve?

NUSSEIBEH: Wat mij betreft is dat een collectieve oplossing.

Men hoort zeggen dat de tijd voor een ’twee-staten-oplossing’ begint af te lopen, wat ons terug bij de oplossing in één staat brengt.

NUSSEIBEH: Precies. Als de Israëli’s er met ons niet in slagen in de eerstkomende periode een twee-staten-oplossing uit te werken, geloof ik niet dat het de moeite waard is minder te aanvaarden dan de vaste prijs. Ik ben geen pacifist, weet u, ik geloof niet dat geweld nooit werkt. Vaak werkt het wél. Maar niet in het Israëlisch-Palestijnse conflict – wellicht omdat wij zo verstrengeld zijn. Dus hier ben ik pacifist en zeg ik dat wij ons doel moeten bereiken met geweldloze middelen. Ook die ene staat, over twintig, dertig jaar. Er zijn evenwel meer opties mogelijk dan alleen maar één of twee staten. Federaties, federaties van regio’s…

De Israëli’s maken zich zorgen over het joodse karakter van hun staat, dat bedreigd wordt door uw recht op terugkeer.

NUSSEIBEH: Het vluchtelingenprobleem kan slechts opgelost worden nadat het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen hier opgelost is. Zodra we weten welke richting de dingen uitgaan. Komen er bijvoorbeeld twee staten, dan kunnen we het probleem van de vluchtelingen oplossen in het kader van onze Palestijnse staat. Is die oplossing niet mogelijk, dan kunnen we eisen formuleren over de vluchtelingen, en een geweldloze strategie voor de komende twintig jaar…

De vluchtelingen mogen een akkoord niet in de weg staan?

NUSSEIBEH: Dat akkoord moet je met Israël sluiten. En dat sluit de eis uit dat de vluchtelingen in de plaats van Israël komen, want daar komt de letterlijke opvatting van de eis op terugkeer op neer. Mijn moeder zou dan terugmoeten naar Wadi Hunayn, het huis weer opbouwen dat er nu niet meer staat, maar dat kan ze niet. Zou ze het wel doen, is het niet meer Nes Tziyona zoals het nu heet, maar Wadi Hunayn. Wat betekent het te zeggen: ik erken Israël, of ik erken Nes Tziyona? Dat betekent: van nu af bestaat Wadi Hunayn alleen nog in onze herinnering. Dat is moeilijk, en hard. Maar we moeten het doen als we vooruit willen. Want kijk, de vluchtelingen zijn niet heel het Palestijnse probleem, zij zijn er een deel van. Een ander deel van het probleem zijn de Palestijnen in Israël. Nog een ander deel van het probleem is de bezetting van de Westoever en Gaza, en de annexatie van Oost-Jeruzalem. Als we het probleem willen oplossen, moeten we het aanpakken als het probleem van het Palestijnse volk, niet dat van de vluchtelingen, of dat van de mensen in Gaza.

Wat is nu het belang van het Palestijnse volk? Net als het belang van het joodse volk is dat een grondgebied te bepalen, en een thuis te bouwen, voor ons allemaal. Ik vind het veel beter dat een kind, geboren in een vluchtelingenkamp in Syrië of Libanon, zonder stromend water of elektriciteit of kindertuin of medische zorg, morgen de kans heeft, niet om nu precies in zijn grootvaders huis te wonen in Akko, maar wel in een geürbaniseerde wijk niet ver van Akko, in zijn eigen land, in de Palestijnse staat, waar hij een toekomst heeft. Dát is de verantwoordelijkheid van ons, oudere generatie: de kinderen hoop te geven en uitzicht op een beter leven. Het dient tot niets ze alleen maar toespraken te geven. Ik geef ze liever een toekomst, ook al nemen ze me dat kwalijk.

Hoe gaat u dat doen, met de huidige staat van de Palestijnse Autoriteit? Vernield, corrupt, incompetent, met de Hamas en de religieuzen aan de winnende hand, terwijl het weefsel van de Palestijnse samenleving desintegreert?

NUSSEIBEH: Met nieuwe onderhandelingen en een akkoord geloof ik dat wij onze zaken weer in orde kunnen brengen. Wij hebben als leiding in velerlei opzichten gefaald, maar desondanks zijn we niet zo slecht. De afgelopen paar jaar zijn heel moeilijk geweest, en we hebben niet de tijd gekregen voor een serieuze interne sociale evolutie en groei in onze democratische instellingen. Of de ontwikkeling ervan. De politieke situatie heeft dat niet toegelaten. In een stabielere situatie kunnen wij veel beter.

Uw politieke situatie heet Yasser Arafat.

NUSSEIBEH: Arafat is niet heel het probleem. Dat is te simpel. Zo’n individu past in een patroon, en ons probleem is dat patroon. Je moet het probleem in zijn context zien, met de mensen eromheen, ook Arafat… En misschien zal hij ons nog verbazen. Misschien is Yasser Arafat niet alleen net als Sharon, maar ook een stuk slimmer. Misschien weet hij best wat Sharon aan het doen is, en wacht hij zijn tijd af, en nieuwe onderhandelingen.

Ik heb nooit gezegd dat zijn weigering in Camp David een fout was. Onderhandelingen beëindigen, nee zeggen tegen een voorstel is geen fout. Maar toelaten dat dit meningsverschil het kader van onderhandelingen opblaast waarin je werkt, dát is een fout. Ik zou onmiddellijk de voorstellen van Bill Clinton aanvaard hebben, die hij algauw na Camp David deed. Het is simplistisch te stellen dat de mislukking van Camp David de fout van deze of gene persoon was, maar dat wij achteraf hebben toegelaten dat we uit de baan van alle onderhandeling geslingerd werden – daar hebben we als Palestijnen bij verloren. Natuurlijk waren er ook Palestijnen die beweerden, na het begin van de nieuwe intifada, dat we daardoor onze onderhandelingspositie zouden verbeteren. Arafat heb ik dat niet horen zeggen, maar de twee Barghouti’s en sjeik zus of zo, die het proces van Oslo wilden vernielen, en met de nieuwe intifada onze kansen bij onderhandelingen vergroten. Totaal verkeerd waren ze, en ik houd hen verantwoordelijk voor een goed deel van de catastrofen die we sindsdien over ons heen kregen.

In het begin van deze intifada leken de meeste mensen niet goed te weten wat de bedoeling ervan was.

NUSSEIBEH: Dat weten ze nog niet. Niemand weet dat. Ik vind zelf dat dit geen intifada is. Het zo noemen, devalueert de eerste, de echte. Er zit geen visie achter en zeker geen consensus. Ten tweede is er geen strategie. We hebben er geen idee van welke fasen we door moeten om het doel te bereiken. We weten niet waar men ons naartoe leidt. De vorige intifada had wél een strategie. Die werd maand na maand uitgewerkt en doorgegeven via vlugschriften die iedereen las, jong en oud. Nu geloof ik niet dat iemand de vlugschriften van de leiding leest, want die hebben met het volk geen uitstaans, of met de realiteit. Ten derde is het geen positieve inspanning van het volk. In de eerste intifada waren de mensen positief geëngageerd in burgerlijke ongehoorzaamheid. Maar deze keer zijn wij alleen negatief geëngageerd. Bijvoorbeeld, al de inwoners van Nabloes zijn geëngageerd, maar alleen door het feit dat zij de klappen krijgen, onder curfew leven, maar ze dóén niets. Daarom is dit geen intifada. Hoop en al is het een oorlog, die zij voeren tegen ons.

Natuurlijk moet je preciseren: de eerste weken was er een echte uitbarsting van volkswoede, wat iets had kunnen worden als het op de goede manier aangepakt was. En wij voeren ook oorlog tegen hen, want het is gemilitariseerd. Je hebt figuren met bommen of geweren die een rondje gaan schieten, soms gewoon om lol te maken met hun geweren, anderen omdat ze orders hebben uit Iran of uit Syrië. Ik weet niet waar die mee bezig zijn, behalve dat ze met het lot van heel ons volk spelen. Het hele volk, ook de vluchtelingen. Want als wij het hier niet kunnen oplossen, zijn die daar evengoed de dupe van. Dit is een krankzinnige, totaal onverantwoorde situatie.

U hebt eerder al het geweld en de zelfmoordbommen veroordeeld. Nu horen we Abu Mazen en anderen hetzelfde zeggen. Waarom hebben zij niet eerder gesproken?

NUSSEIBEH: Omdat ze er de moed niet voor hebben, die leiders. Die hadden bij de prille aanvang al moeten opstaan en zeggen wat gezegd moest worden. Maar ze hebben dat overgelaten aan mensen als ik.

Waarom niet? U bent toch ook een leider?

NUSSEIBEH: Ha, maar ik ben geen aanvoerder van mensen. Ik ben een burger. Zij zijn de PLO-leiders, zij hadden van het begin af aan het geweld moeten stoppen en de mensen moeten vertellen dat ze hun daden niet mochten laten dicteren door hun woede. Dat ze niet mochten terugschieten. Een van ons die schiet met een geweer maakt daar alleen maar een slapende tankdivisie mee wakker, die ons dan komt aanvallen. Zo is de spiraal van hersenloos geweld ontstaan. De taak van de huidige leiding is ons naar vrede te voeren. Dat is al wat zij moet doen. Doet ze dat niet, dan verliest ze haar legitimiteit.

Sus van Elzen

‘Dat is wat de Palestijnse kant nodig heeft: dat de Israëli’s toegeven dat hun ontvangenis niet onbevlekt was.’

‘Ik vind dat dit geen intifada is. Er zit geen visie achter en zeker geen consensus.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content