Als we over 25 jaar niet failliet willen gaan aan onze energierekening, zullen we het roer drastisch moeten omgooien: minder verbruiken en meer investeren in hernieuwbare energiebronnen.

Naast de congestie van het verkeer zal het beheersen van ons energieverbruik een van de grootste uitdagingen van de volgende 25 jaar worden. We zijn te sterk afhankelijk van vervuilende fossiele brandstoffen, en we zijn te verwend: we gebruiken gewoon te veel energie. Maar er zal helaas – of gelukkig, in de visie van doordenkers – druk komen op de energieconsument.

‘De evolutie van de prijszetting is moeilijk te voorspellen, maar één ding is zeker: de kans dat de energiefactuur zal dalen is klein’, stelt Jan Kretzschmar van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) onomwonden. ‘De prijs van een vat olie zal nooit meer onder 50 euro zakken, en op korte termijn eerder in de buurt van 70 euro blijven hangen. De prijs van aardgas zal die trend volgen – dat gebeurt altijd, zij het met een zekere vertraging. De vraag naar aardgas zal ook stijgen, wat extra druk op de prijs zal zetten. Ik sluit zelfs niet uit dat er om economische redenen, als de prijzen echt de pan uit zouden swingen, weer naar steenkool gegrepen wordt, die we nu om milieuredenen zo veel mogelijk links laten liggen. Veel zal afhangen van wat we uit biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen zullen kunnen puren, en hoe de prijzen daarvan zullen evolueren.’

Vlaams Parlementslid Bart Martens van de SP.A windt er geen doekjes om: ‘Er staat ons wat te wachten als we er niet slagen om op korte termijn een transitie in onze energiebevoorrading te bewerkstelligen. We moeten dringend afkicken van onze verslaving aan fossiele brandstoffen. Het verbruik ervan zal met 60 tot 80 procent moeten dalen als we de stijging van de aardtemperatuur beneden 2 graden Celsius willen houden – de drempel waarboven onbeheersbare klimaatsveranderingen uitgelokt zullen worden, zoals het stilvallen van de Golfstroom of het afsmelten van de Groenlandse ijskap. We kunnen niet anders dan onze kaarten herschikken.’

De energievoorziening blijven garanderen zonder al te veel kwalijke neveneffecten voor de planeet is een globaal probleem. De wereldbevolking blijft stijgen, en het grootste deel van de mensen moet nog een lange weg afleggen voor ze zelfs maar een redelijk energieverbruiksniveau halen. Men schat dat er binnen 25 jaar een stijging met 50 procent van de hoeveelheid bruikbare energie op wereldschaal nodig is. Dat is waanzinnig veel. En een reden te meer om in eigen land het roer om te gooien.

EEN MUUR VRACHTWAGENS

Daarbij moet een driesporenbeleid gevolgd worden: afbouwen én efficiënter gebruiken van fossiele brandstoffen, maximaal inzetten op hernieuwbare energie en besparen waar kan op energieverbruik. ‘Wij zitten wereldwijd in de top vijf inzake energieverbruik per kop van de bevolking’, zegt Kretzschmar. ‘In vergelijking met 1990 zijn we er nog niet in geslaagd ons energieverbruik terug te dringen, zeker niet op het vlak van transport, huishoudens en de dienstensector. Integendeel, we verbruiken nu in Vlaanderen een derde meer. Alleen de industrie en de landbouw hebben beduidende verbeteringen gerealiseerd. Daarom ben ik persoonlijk niet echt tevreden met het beleid van onze federale overheid, die meteen subsidies geeft bij sterke prijsstijgingen van fossiele brandstoffen. Het is evident dat iedere burger over de noodzakelijke minimumhoeveelheid energie moet beschikken, maar ik had het meeste geld liever zien gaan naar het stimuleren van een rationeel energiegebruik en van energiebesparingsmaatregelen. Met eenmalige subsidies om energie te verbruiken maan je de mensen niet aan hun gedrag te veranderen.’

Bart Martens is het daarmee eens: ‘Een Belg verbruikt gemiddeld 20 procent meer energie dan een Nederlander en 50 procent meer dan een Japanner. Met uitsluitend economisch rendabele maatregelen – dat zijn maatregelen die zich in enkele jaren terugverdienen zoals het beter isoleren van gebouwen en het inzetten van zuiniger wagens en toestellen – kan ons energieverbruik in 2020 al 13 procent lager liggen dan in 2000. Het is toch erg dat de nieuwe plasmaschermen méér stroom verbruiken dan klassieke televisies, en dat er nog altijd zo veel terreinwagens verkocht worden en amper zogenaamde hybride wagens die elektriciteit en brandstof combineren en slechts 3 liter benzine per 100 kilometer verbruiken, zoals de Toyota Prius. Over 25 jaar zou minstens de helft van ons wagenpark hybride moeten zijn of aangedreven moeten worden door brandstofcellen die duurzaam geproduceerd watergas omzetten in waterdamp.’

‘Het verkeer blijft een pijnpunt’, vindt ook Kretzschmar. ‘Om auto’s te kopen of verkopen blijkt energiezuinigheid geen argument te zijn. Nog meer investeren in openbaar vervoer in zo’n kleine en dichtbevolkte regio als Vlaanderen, ligt niet voor de hand. Waar gaan we nog spoorlijnen kunnen leggen? Op de as Antwerpen-Gent-Kortrijk rijdt nu al een rollende muur van vrachtwagens, en die wordt almaar dichter. Elk jaar komen er triomfantelijke berichten over de toename van de containertrafiek in onze havens, maar die moeten daar wel weg, en het containertransport via het spoor is een ellende.’

Kretzschmar vindt het ook godgeklaagd hoe er nu gebouwd wordt: ‘In vergelijking met 25 jaar geleden kan men nu huizen bouwen die tot de helft minder energie verbruiken. Maar zelfs nu steken bouwers nog altijd isolatie van slechts enkele centimeters dik in hun vloeren, muren en daken – dat is hetzelfde als wat rond de Middellandse Zee gebruikt wordt. Als iemand mij om raad vraagt, en dat gebeurt zelden, adviseer ik om isolatie van 10 centimeter dik te gebruiken, en de woning zo te oriënteren dat de meest gebruikte kamers naar de zon gericht zijn. Jammer genoeg kijken de meeste bouwers, om financiële redenen, niet verder dan een jaar of vijf, en zijn het voorlopig vooral enthousiastelingen die ernstige inspanningen leveren om energievriendelijk te bouwen. Maar waarom zou je een huis niet een paar vierkante meter kleiner maken om zo wat extra geld in energievriendelijkheid te kunnen steken? Of een beetje extra comfort uitstellen tot het geringer verbruik van energie begint te renderen?’

‘We zetten stappen in de goede richting, maar schoorvoetend’, vult Martens aan. ‘Sinds begin dit jaar zijn woningen en andere gebouwen onderworpen aan energieprestatie-eisen die veel verder gaan dan de vroegere isolatienormen, zowel inzake nieuw- als renovatiebouw. Vanaf 2008 zal er bij elke verkoop van een gebouw verplicht een energiecertificaat afgeleverd moeten worden, dat moet aanzetten tot investeren in het drukken van het energieverbruik. Investeringen in energiebesparing moeten ook dringend kunnen rekenen op een verhoogde fiscale aftrekbaarheid en financiering via goedkope leningen of een derde betaler. Er is afgesproken dat bedrijven die veel energie verbruiken de prestaties van hun productieprocessen vergelijken met die van hun concurrenten in binnen- en buitenland, en dat ze tot de besten van hun klas moeten behoren.’

GEïMPORTEERDE ENERGIE

Ingenieur Kretzschmar meent dat binnen 25 jaar onze energievoorziening nog altijd voornamelijk op fossiele brandstoffen zal steunen. Maar de voorraden daarvan zijn eindig. ‘Specialisten schatten dat in het huidige productietempo de exploiteerbare reserves aan olie nog 40 jaar zullen meegaan’, rekent hij voor. ‘Voor aardgas zal dat ongeveer 70 jaar zijn, voor het uranium dat de kernenergie voedt 100 jaar. Steenkool kan ons nog 200 jaar verder helpen, maar we zullen dan zwaar moeten investeren om de milieu-effecten onder controle te houden. We kunnen ervan uitgaan dat de prijzen zo sterk zullen stijgen dat de prijs van groene energie concurrentieel wordt.’

‘Er bestaan systemen om de energie uit fossiele brandstoffen efficiënter te gebruiken’, zegt Martens. ‘Met warmtekrachtkoppeling kan het rendement van de energieproductie van een klassieke steenkoolcentrale van 35 naar 85 tot zelfs 90 procent opgedreven worden. De warmte gaat in zo’n systeem niet verloren via de koeltorens, maar kan mee geleverd worden als stoom voor industriële processen of voor de verwarming van serres en gebouwen. Wij bengelen terzake aan de staart van het Europese peloton, met amper 10 procent van onze stroom die uit zo’n koppeling komt. In Nederland en Denemarken is dat al bijna de helft. Toch vind ik dat we maximaal moeten inzetten op hernieuwbare energiebronnen, zelfs in een klein en plat gebied als Vlaanderen.’

‘De capaciteit van Vlaanderen om zelf hernieuwbare energie te produceren, is klein’, stelt Kretzschmar. ‘We zitten met te veel mensen op een te kleine oppervlakte om nog veel ruimte voor energiewinning uit biomassa, zon en wind te kunnen vrijmaken. Maar we kunnen natuurlijk wel hernieuwbare energie importeren – nu komt praktisch al onze primaire energie ook uit het buitenland. En we kunnen investeren in systemen om de geïmporteerde energie efficiënt om te zetten en te verbruiken. Toch schat ik dat over 25 jaar nog altijd maar 5 tot maximaal 10 procent van onze primaire energie hernieuwbaar zal zijn.’

Martens is optimistischer: ‘Ik denk dat tegen 2020 toch 15 procent van onze energie uit hernieuwbare bronnen moet kunnen komen. We staan echt aan het begin van een revolutie. Ik vind ook dat Vlaanderen moet meesurfen op de golf van voorlopers en bedrijven in deze sector. Ofwel wachten we bang af en blijven we investeren in een kunstmatige levensduurverlenging van achterhaalde technologieën, zoals nucleaire en steenkoolcentrales, ofwel pompen we net als Duitsland en Spanje megaveel geld in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe markten voor energievoorziening. Begin jaren tachtig waren we koplopers inzake de ontwikkeling van windenergie, maar we hebben jammer genoeg de rol gelost. De prijs van windenergie is sindsdien echter met liefst 80 procent gezakt, en de sector tekent groeicijfers op van meer dan 10 procent per jaar. We dragen meer dan ons steentje bij aan de verdere ontwikkeling van de technologie van fotovoltaïsche cellen, die nuttig kunnen zijn in de omzetting van zonne-energie. Op dat spoor moeten we verder gaan, eerder dan nieuwe investeringen te plannen in kernenergie. We weten ondertussen dat we kernenergie niet nodig zullen hebben om in onze energiebehoeften te blijven voorzien. Laten we dus maximaal inzetten op de nieuwe technologieën.’

Jan Kretzschmar is er nog niet van overtuigd dat we het zonder kernenergie zullen kunnen stellen. ‘De wonderen zijn de wereld uit’, meent hij. ‘We zouden kunnen zeggen: zolang de zon schijnt is er energie genoeg, alleen moeten we nog zoeken naar goede en betaalbare systemen om ze te gebruiken. Via genetische manipulatie zouden planten bijvoorbeeld tot efficiëntere fotosynthese gebracht kunnen worden, maar dat is een weg die op andere problemen en een ander soort weerstand stuit. Het zal echter nog minstens een eeuw duren voor we al onze kaarten op de zon kunnen zetten. In afwachting moeten we noodgedwongen streven naar een mix van energievormen, kernenergie voorlopig inbegrepen. Maar ik vind ook dat er veel te weinig geld wordt besteed aan toekomstgericht technologisch energieonderzoek. We halen nu meer dan de helft van onze elektriciteit uit kernenergie, omdat België vanaf de jaren vijftig zwaar in het nucleair onderzoek geïnvesteerd heeft. De huidige onderzoeks- en ontwikkelingsinvesteringen in nieuwe energiebronnen en innovatieve energietechnologie zijn in vergelijking daarmee bedroevend laag. We moeten ons investeringsbeleid dringend aanpassen, om te voorkomen dat we in het toekomstige energielandschap alles moeten importeren zonder dat we zelf een beduidende economische en maatschappelijke meerwaarde kunnen creëren. Vlaanderen en België doen momenteel te weinig inzake de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën en -technieken. We hebben nochtans veel potentieel in huis.’

DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content