Waarom engageert J.J.Voskuil zich openlijk voor zeug, beer en big? Het voorlaatste deel van zijn Bureau-cyclus geeft er letterlijk en figuurlijk antwoord op.

De ontmaskering van het bureauleven nadert zijn ontknoping.

J.J. Voskuil presenteert met Afgang het zesde en voorlaatste deel in zijn beschrijving van dertig jaar wetenschappelijk vegeteren aan een onderzoeksinstelling. De échte Voskuil ging in 1987 met pensioen bij het P.J.Meertens-Instituut te Amsterdam waar hij al die jaren met Volkskunde was begaan. Hij begon toen prompt aan een zevendelig opus waarin hij meesterlijk de grote en kleine machtsspelletjes van de homo buroticus te kijk zet. Ondertussen is Maarten Koning, Voskuils alter ego, ook aan pensioen toe en krijgen we in deze aflevering de laatste vijf jaar (1982-1987) uit zijn ‘actieve’ loopbaan aan het Instituut voorgeschoteld.

Koning wordt hoe langer hoe melancholischer. Het vorige, vijfde deel, En ook weemoedigheid, had het er in de titel al over. Nu zijn de volle zevenhonderd bladzijden doordesemd van de absurditeit van het werkende bestaan: ‘Zittend op de divan, luisterend naar de muziek, dwaalden zijn gedachten weg. (…) Wanneer en waarom had alles zijn glans verloren? (…) Hij (…) begon te zien dat zijn tijd eindig was.’ Hoe eindig die tijd wel is, bewijst de afsluiter die binnenkort het levenswerk van Voskuil bekroont. De finale aflevering van het Bureau-feuilleton heet ondubbelzinnig De dood van Maarten Koning. Benieuwd hoe Voskuil zijn eigen overlijden zal ensceneren.

Maar voorlopig heeft hij andere dingen aan zijn hoofd. Of beter gezegd: andere dierenlevens te redden. Voskuil heeft onlangs immers de aandacht getrokken door een campagne voor een meer diervriendelijke varkenshouderij in Nederland. Kort daarna sprongen andere Nederlandse schrijvers op de varkenstrein. Youp van ’t Hek en Koos van Zomeren maakten zich sterk voor de rechten van beer, zeug en big. Er werd zelfs een heuse stichting opgezet ‘Help de Varkens in Nood!’ die de biologische varkenskweek promoot. En nu prijkt er een pamfletje in Voskuils nieuwste bureauboek waarin Voskuil werft voor financiële steun voor het verdrukte varken: ‘Varkens zijn intelligente, vriendelijke dieren. Ze zijn nieuwsgierig en houden van gezelligheid. Hoe moet zo’n levenslustig dier zich voelen als het wordt opgesloten in een veel te kleine ruimte zonder daglicht?’ Voskuils oproep voor het geknechte varken komt op het eerste gezicht merkwaardig over. Maar wie hem leest, weet beter. De varkens waar hij het over heeft, zijn eigenlijk de onderdrukte collega’s waarvan Maarten Koning zowat de belichaming is. Zeker in Afgang breekt Voskuil-Koning een lans voor het onfunctionele bestaan dat in het onbezorgde varken een perfecte illustratie vindt.

Koning wordt geconfronteerd met dreigende reorganisatie. Hij krijgt een manager boven zich die vragen stelt bij de productiviteit van Konings afdeling. Jongere collega’s van Koning pleiten voor een meer efficiënte aanpak van het wetenschappelijk onderzoek via computerinput. Maar Koning wil er niet van weten: ‘Er wordt genoeg gepubliceerd! Veel te veel zelfs! Hoe minder hoe beter!’ In zijn privé-leven sterven familieleden of kennissen van Koning. Koning zelf wordt zwaar ziek. Kortom, hij voelt zich meer en meer afwezig in al de drukdoenerij rondom hem en koestert stillevens met plant en dier. Koning wordt ontroerd door de manier waarop bladeren in de wind bewegen terwijl zijn vrouw zich zorgen maakt over een platgetrapte tor voor de keukendrempel. Beiden verzorgen ze hun drie poezen alsof het hun kinderen waren, ook al maakt Koning weinig woorden vuil aan de katten.

De sleutel van Konings misantropie ligt in Voskuils sympathie voor het varken. Zoals het zwijn door de mensen wordt gekist, zo voelt Koning zich behandeld in zijn bureaubestaan. Koning krijgt geen ruimte van zijn superieuren voor het ontwikkelen van zijn tegendraadse creativiteit. En ook zijn collega’s begrijpen zijn tijdrovende manier van wetenschapsbeoefening minder en minder. Vandaar dat Koning meer en meer soelaas zoekt in niet-rendabele bezigheden, zoals het bekijken van planten of het wandelen langs straten en pleinen. Wij ambtenaren, aldus Koning, worden immers voortdurend voor schut gezet door steeds meer uitgekiende managementmethodes. Daarom hebben werknemers de steun nodig van een schrijver als Voskuil om dat onrecht in zijn romans fijntjes aan te klagen. En daarom neemt Voskuil het in flyers openlijk op voor het lijden van het industrieel gekweekte varken dat anders geen stem heeft. Het varken, dat zijn wij.

J.J.Voskuil, ‘Afgang. Het bureau – deel 6’, Van Oorschot, Amsterdam, 712 blz., 1380 fr.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content