?STORM STORMT. / Zo heet dat vandaag. / Maar zoals dat heet, / zo wil ik het niet verstaan / en zoals het hoort, / zo zal ik nooit luisteren,? schrijft Elma van Haren in haar bundel ?Grondstewardess?. Er mag weer geleefd worden in poëzie zoals ook de gedichten van Van Harens generatiegenoten K. Michel en Arjen Duinker bewijzen , maar dan wel op een bedachtzame, luchtig filosoferende toon. Zo’n dichters luisteren nauwkeurig en verstaan de wereld, maar dan eerder met de geest die over het alledaagse waait en niet met de rationaliteit van de opmerkingsgave en het subtiele beeld van het realisme. Niets is dus zoals het hoort in Van Harens gedichten, en precies dat maakt ze zo intrigerend.

?De taal van dit landschap is praten met planten, / maar ‘kijken’ is een heksenwoord,? constateert ze. Niet verwonderlijk dat ze de enige aparte afdeling in ?Grondstewardess??Handeling om ruimte? noemt : haar gedachten maken een glijvlucht in taal over het landschap, maar ze klapwieken en fladderen nog vaker : in de gedichten zitten vreemde associaties die de aandacht voortdurend heroriënteren. Ook de vorm is losgeslagen, want sommige regels of woorden lijken op drift op de pagina. Die vloed moet je ondergaan, want de relevantie gaat verloren als je scherp aan het redeneren slaat.

ALLEDAAGSE.

Elma van Haren lijkt zelf voor doorgedreven interpretaties te waarschuwen : ?Wat u ook zegt, dit verhaal bestaat, / dwars door opinies heen, / dwars door een boe-roepende menigte. / Trillende snaar van mijn hersenvlies, / die mij stemt, die mij zingt, / die mij enig maakt en verenigt, / kronkelend van / vlees en gedachtes.?

Dat betekent niet dat er in de gedichten geen thematische lijnen zitten. Elma van Haren ontwikkelt een soort mystiek van het alledaagse : ze wil enerzijds alles overstijgen (?Ik was te thuis op deze aarde?), maar ze beseft ook dat de gedachten telkens weer moeten landen (?In mijn palmen de fluwelen modellering van wat / mij wordt aangeboden in zijn eigen / voorlopig handzaam gevang : / een pak melk, een streng wol, een pasgeboren kind.?) In elk geval is het boeiend om door die gedichten te reizen en haar ?Dakota-gedachten, / tuimelend door een eindeloos luchtruim? te volgen. Eigenlijk weet je nooit waar ze uitkomt, want haar gedachten wentelen, verdraaien de voor de hand liggende beeldspraak.

?Ik neem van klei, de lichtblauwe klei van de lucht, / van papier het groene crêpepapier van de bomen? en dwarrelen neer op de bladspiegel. Op die manier vormt Elma van Haren een eigen waarheid die ze als een vlieger oplaat, vanuit nauwkeurige aandacht voor wat er via de taal kan gebeuren : de wereld reconstrueren door het beeld dat op het netvlies brandt van wie er heeft rondgewandeld met andere beelden te associëren. Veel heeft ze daarvoor niet nodig, want in de openingscyclus noteert ze al ?Ik zeg niet zoveel, maar geef mij één woord / en ik vertel een waar gebeurd verhaal. / Grondstof, grondtoon, grondtaal.?

Soms toont ze te veel het systeem waarmee ze die grondtaal een hoge vlucht wil laten nemen, maar meestal laat ze zich zien als de bedachtzame, geduldige dichteres die zich oefent in overgave aan de roes van de taal die de alledaagse werkelijkheid een onwereldse gloed geeft. ?Grondstewardess? bewijst dat die helderheid niet noodzakelijk synoniem moet zijn voor voorspelbaarheid.

Paul Demets

Elma van Haren, ?Grondstewardess?, De Harmonie, Amsterdam, 69 blz.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content