De paus toonde zich tijdens zijn bezoek aan het Heilige Land een voorbeeldig evenwichtskunstenaar.

Bij zijn politiek-spirituele pelgrimsbezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden, heeft paus Johannes Paulus II de vierkante cirkel getekend: tegelijk Israëli’s en Palestijnen, joden en christenen een plezier doen, zonder de moslims te zeer voor het hoofd te stoten. Want hoezeer de paus ook onderstreepte dat dit een persoonlijke pelgrimstocht was en uitsluitend geestelijk van aard, de politieke echo’s ervan waren onvermijdelijk. De paus was zich er ook perfect van bewust dat elke toespraak die hij hield – op de luchthaven, bij de president, in Jeruzalem, in Bethlehem, in het ‘Dehayshe’-vluchtelingenkamp, bij het groot rabbinaat of in het Yad Vashem-monument door alle partijen onder de loep zou worden genomen, op zoek naar het kleinste spoor van goed- of afkeuring.

De Israëli’s zagen hun nationale bestaan in het land van hun voorvaderen erkend. De paus liet zich zelfs verwelkomen door Ehud Olmert, die zich voorstelde als ‘burgemeester van Jeruzalem, de eengemaakte hoofdstad van Israël’. Wat, volgens de pauselijke woordvoerder, niet betekent dat de heilige stoel die eenmaking met wapengeweld ook erkent.

Israëli’s die hadden verwacht dat de paus iets zou zeggen over de stilte van de katholieke kerk – dat wil zeggen van paus Pius XII – bij de deportatie en uitmoording van de joden door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog, werden teleurgesteld. Die verwachting was ook niet realistisch, volgens Vaticaanse experts: een paus of de kerk zelf bekritiseren, is onmogelijk, temeer waar Johannes Paulus II in het nazisme zelf een goddeloze, antichristelijke ideologie ziet. ‘Tenslotte zijn de dodenkampen niet door de kerk opgericht, maar door de nazi’s.’

Groot rabbijn Meir Lau, geboren in Polen en een overlevende van de holocaust, zegt dat dat juist is. ‘Maar de Duitsers zijn wel een christelijke natie, en zonder de eeuwenlange antisemitische leer van de kerk had het nazisme niet zo’n vruchtbare voedingsbodem gevonden.’ Intussen heeft de paus wel ‘het joodse volk willen verzekeren dat de kerk bedroefd is om de haat en de anti-joodse vervolgingen van christenen overal en altijd’, en dat er ‘geen woorden zijn om de verschrikkelijke tragedie van de holocaust te beschrijven’.

BIJ DE PALESTIJNEN

Yasser Arafat heeft van de paus ook geen erkenning gekregen van het Palestijnse recht op een onafhankelijke staat, maar wel bijna. Johannes Paulus II heeft herhaaldelijk gezegd dat het Palestijnse volk recht heeft op een vaderland. Hij heeft gesproken van de miserie van de Palestijnse vluchtelingen, maar niet expliciet van hun recht op terugkeer. De Palestijnen zelf zien in zijn steun aan alle VN-resoluties over het Palestijnse probleem de impliciete goedkeuring van resolutie 194: die stelt dat de Palestijnse vluchtelingen recht hebben op een terugkeer naar huis, ofwel op een compensatie. Maar de Israëlische leiding houdt liever alleen rekening met wat de paus in zoveel woorden gezegd heeft.

Arafat had oorspronkelijk alleen willen spreken over het Palestijnse recht op een onafhankelijke staat. Maar toen president Ezer Weizman het had over Jeruzalem, ‘de eengemaakte en eeuwige hoofdstad van Israël’, veranderde hij nog het slot van zijn toespraak en zei: ‘Wij hebben recht op een onafhankelijke staat met Jeruzalem als hoofdstad.’

Zo wilden alle partijen scoren tijdens het pauselijk bezoek. Kleingeestig? Ongetwijfeld, maar zo is nu eenmaal het klimaat in de regio. Zo liet de muezzin van de grote moskee in Bethlehem zijn oproep voor het gebed – ‘Allahu akbar!’ – weerklinken tijdens de pauselijke mis op het plein ernaast. De reactie van de paus was karakteristiek voor heel zijn houding tijdens deze problematische zes dagen in dit voor al te veel volkeren en religies al te heilige land. Hij onderbrak zijn dienst, glimlachte, ging zitten, en hernam zijn gebed toen de muezzin klaar was, alsof er niets gebeurd was. Daarna sprak hij de christenen van Bethlehem toe, nu een minderheid in de stad waar Jezus geboren werd. ‘Wees niet bang’, zei hij, ‘vrees niet om uw christelijke erfgoed te bewaren!’

Maar de Palestijnse christenen zijn wel degelijk bang. In 1967 vormden de christenen van de Westelijke Jordaanoever en Gaza bijna twaalf procent van de Palestijnse bevolking. Tegenwoordig zijn ze nog goed voor amper twee procent, ongeveer 50.000 zielen. Ze blijven massaal wegtrekken. Ondanks de bescherming van Arafat, die streng optreedt bij elk antichristelijk incident, vrezen zij de intolerantie van de fundamentalistische islam. Israël heeft nog 130.000 christenen. Ook daar gaan ze weg. Ook in Nazareth zijn de christenen nu in de minderheid…

Victor Cygielman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content