Gitarist Keith Richards heeft de pauzes tussen de concerten met The Rolling Stones goed besteed: hij schreef een boek over zijn opa Gus, voor kinderen van 3 tot 6 jaar. Een gesprek over het leven als huisman, kinderen met een contact high, en de beperkte zangcapaciteiten van Mick Jagger. ‘Ik wilde het aanzien van de grootvaders verbeteren.’

Eén uur ’s middags in New York. Keith Richards (70) zit in het kantoor van zijn manager Jane Rose, de vrouw die hem 36 jaar geleden overhaalde om cold turkey af te kicken van de dope. De afgelopen twee jaar hebben The Rolling Stones in de VS, Europa en Azië opgetreden, met een passage in Werchter op 28 juni. De tournee eindigt deze herfst in Australië en Nieuw-Zeeland. The Stones gaan al 52 jaar mee. Op een gemiddelde concertavond maken ze met de tickets een omzet van 5 miljoen euro. Maar we zouden het niet over cijfertjes hebben. Wel over opa Keith. Letterlijk.

Richards heeft namelijk een kinderboek geschreven, Gus & Me: The Story of My Granddad and My First Guitar. Daarin draait alles om zijn grootvader, om het avontuur dat een gezin is, en natuurlijk ook om muziek. Zelf was Richards in de jaren zeventig een merkwaardige vader. In zijn autobiografie beschrijft hij hoe hij met zijn destijds zesjarige zoon Marion de Europese tournee van ’76 aanpakte. ‘Marion was helemaal bij de pinken. “Nog vijftien kilometer tot aan de grens, pa.” Dat was het teken om te stoppen, een shot te zetten en de rommel te dumpen of ergens te verstoppen.’ Het is een opdracht om een kind van Richards te zijn, denk je dan. Maar dat ziet hij zelf anders. ‘Ik heb ervoor gezorgd dat mijn kinderen het nomadenleven van The Stones al vroeg gewoon waren.’

U bent de koning van de uitspattingen, en uitgerekend u schrijft een kinderboek waarin de waarde van het gezin en vooral van de grootouders beklemtoond wordt. Hoeveel nakomelingen hebt u?

RICHARDS: Vier kinderen en vijf kleinkinderen.

Sinds wanneer vindt u gezin en kinderen belangrijk?

RICHARDS: Sinds de vroege jaren zeventig, na de geboorte van mijn kinderen Angela en Marion. Toen ze nog baby’s waren, namen we ze al mee op tournee. Ze zijn on the road opgegroeid. Het is een merkwaardig leven, maar niet noodzakelijk schadelijk voor de kinderen. Ze zien veel verschillende plekken, ze leren nieuwe mensen kennen en een heleboel talen. Op reis zijn werd hun manier van leven.

Was uw levensstijl dan toch niet een beetje, laten we zeggen, veeleisend voor de kinderen?

RICHARDS: Ik heb er wel op gelet dat ik sommige delen van de showbizz van ze weghield. Je moet toch een beetje streng zijn. En je moet er ook voor zorgen dat je kinderen de regels van het onderweg-zijn leren: ‘Je tas moet klaar staan, morgen reizen we verder.’ De meeste van hun ersatz-ooms waren mannen van de band of de crew, die zich met de grootste zorg om hen bekommerd hebben als ik bijvoorbeeld op het podium stond.

U hebt altijd lak gehad aan regels. Hoe ging u dan om met ouderlijk gezag, bijvoorbeeld met uw twee dochters Theodora en Alexandra uit uw huidige huwelijk met Patti Hansen?

RICHARDS: Patti heeft thuis de regels opgesteld en ze heeft ervoor gezorgd dat ze nageleefd werden. Vooral bij de twee meisjes. Meestal restte mij niets anders dan te zeggen: ‘Mam heeft gelijk. Haar wil geschiede.’

Hebt u aan uw dochters tips gegeven over hoe ze met drugs moeten omgaan? Mochten ze bijvoorbeeld wiet roken?

RICHARDS: Nee, maar het is niet uitgesloten dat ze eens door een kamer zijn gelopen en wat van de rook ingeademd hebben.

U hebt het dus toegestaan?

RICHARDS: Nee, absoluut niet. Bij Patti kon er al helemaal geen sprake van zijn. Pas toen ze het huis uit gingen, mochten ze daar zelf over beslissen.

Voor welke dingen bent u eigenlijk verantwoordelijk ten huize Richards?

RICHARDS: Ik doe inkopen. Ik zet de vuilnisbakken buiten.

Wie woont op dit moment met u samen in uw huis in Connecticut?

RICHARDS: De laatste keer dat ik het allemaal heb opgeteld waren dat mijn vrouw en ik, mijn dochter Theodora en mijn kleinkinderen Orson en Ella. Die lummelen daar allemaal rond. ’t Is nogal wonderlijk allemaal.

U lijkt van het leven als grootvader te genieten. Wanneer begon het u te dagen dat die manier van leven ook fijn kan zijn?

RICHARDS: Ik moet een jaar of vier geweest zijn toen mijn moeder me meenam naar mijn grootvader Theodore Augustus Dupree, bijgenaamd Gus. We zaten in de woonkamer en Gus zei tegen mijn moeder: ‘Ga papa’s schoenen eens halen.’ Wow, dacht ik, dat is iemand die mijn moeder instructies geeft, terwijl ik altijd de indruk had gehad dat niemand mijn moeder orders kon geven. Nog verrassender was dat mijn moeder werkelijk opstond, zijn schoenen haalde en ze Gus aantrok. Niet mis, dacht ik: grootvader zijn blijkt veel belangrijker te zijn dan ik tot dan toe had aangenomen.

Nu hebt u een kinderboek over uw grootvader Gus geschreven. Hoe kwam dat?

RICHARDS: Toen de lui van mijn uitgeverij daar enkele jaren geleden naar vroegen, heb ik nog gezegd: ‘Jullie zijn niet goed snik.’ Maar na de geboorte van mijn vijfde kleinkind begon ik grondig na te denken over dat grootvader-ding, en merkte ik hoe belangrijk Gus voor mijn leven was. Hij heeft me de gitaar leren kennen – al zette hij ze op zijn piano, zodat ik er niet bij kon. Ik mocht er alleen maar naar kijken, aanraken mocht niet. Op een dag stopte hij ze dan toch in mijn handen met de woorden: ‘Je staart er de hele tijd naar, waarom probeer je er niet eens iets op te spelen?’ Gus was het begin.

En daarnaast vond ik het tijd worden om het aanzien van de grootvaders en hun mogelijke gebruikswaarde merkelijk te verbeteren. Ik bedoel, voor heel wat mensen betekent het gezin alleen maar ma en pa, en die vertellen hun kinderen wat ze allemaal niet mogen doen. Grootouders kennen dat probleem niet. Ze kunnen opkomen voor de mooie dingen in het leven en stomme streken uithalen.

Uw dochter Theodora, die ook als model werkt, heeft het boek geïllustreerd. Heeft ze – zoals zoveel muzikanten van uw generatie – op de kunstschoolgezeten?

RICHARDS: Ze heeft geen schilderlessen gehad, geen tekenles, niks. Ze kan met een penseel omgaan, maar ze is geen Picasso. Ik dacht: als we nu toch zo’n boek maken, dan maken we er maar beter een gezinszaak van.

Wat voor een mens was uw grootvader?

RICHARDS: Gus had zeven dochters plus zijn vrouw, dat betekende dus acht vrouwelijke wezens in zijn huis. Ik denk dat hij blij was dat hij met mij eindelijk een mannelijke bondgenoot in huis had. Gus was een fantastische muzikant, en hij had een enorm groot hart. Samen met zijn hond, Mr. Thompson Wooft, zwierven we door Londen, soms dagenlang.

Ik heb ‘m trouwens nooit zien drinken. Rook kon hij ook niet verdragen. Hij had als soldaat in de Eerste Wereldoorlog een letsel opgelopen bij een gasaanval.

Volgens zijn schoonzoon, uw vader Bert, heeft Gus vanwege zijn opleiding tot banketbakker niet aan het front gezeten, maar bakte hij brood in de etappe. ‘Als hij een lading gas heeft binnengekregen,’ zegt Bert in uw autobiografie, ‘dan ten hoogste uit zijn bakoven.’

RICHARDS: (ontwijkend)Gus was een uitstekende banketbakker. En hij speelde graag de baas, ook thuis. Maar als er iets belangrijks beslist moest worden, dan was het grootmoe die de knoop doorhakte.

In uw autobiografie schrijft u dat Emma, uw grootmoeder, ‘werkelijk een trapje hoger dan Gus stond – ze zag eruit als een fijne dame en sprak Frans. Geen flauw idee hoe hij ze aan de haak heeft geslagen’. Ze speelden allebei muziek. Emma zat aan de piano, tot ze plots niet meer met hem wilde spelen. Wat was er gebeurd?

RICHARDS: Wel euh,Gus hield van vrouwen. Op een bepaald moment in de oorlog betrapte Emma hem terwijl hij seks had met een hulpje van de luchtafweer. Om hem te straffen, zei ze, wilde ze nooit meer muziek met hem maken.

Hoe heette het eerste stuk dat Gus u leerde spelen?

RICHARDS: Het heette Malagueña. Gus zei: ‘Als je Malagueña kunt spelen, kun je alles spelen.’ Dus oefende ik als gek om het onder de knie te krijgen.

Gus was een volbloedmusicus. In de jaren vijftig speelde hij met een paar gasten country op Amerikaanse luchtmachtbasissen die je toen in heel Engeland had. Tussendoor had hij nog tijd voor de een of andere streek. (lacht) Op een keer waren een paar van zijn dochters en hun vriendjes in zijn woonkamer samengekomen. De dochters zaten met hun rug naar het venster gekeerd, terwijl de jongens naar buiten keken, weet je wel? Gus ging stilletjes naar de eerste verdieping, bond een gebruikt condoom aan een hengel en liet het voor het venster bengelen. Zo’n type was Gus. Ik ben er de voortzetting van. (schatert)

De gitaar van Gus mocht u niet houden. In plaats daarvan kocht uw moeder u een gitaar van het merk Rosetti.

RICHARDS: Ze kostte tien pond, en dan nog konden we ons dat ding alleen permitteren door het op krediet te kopen. Ik leerde de basis op de Rosetti, voor ik mijn eerste elektrische gitaar aanschafte. (buigt naar het opnametoestelletje) Maar elke gitarist kan het best met een akoestische gitaar beginnen.

U woonde destijds in het armoedige deel van Dartford, een provinciestad ten zuidoosten van Londen. Mick Jagger groeide daar in een betere straat op. Jullie raakten aan de praat toen hij een plaat van Chuck Berry bij zich bleek te hebben. Vergeleken met Mick, schrijft u in uw biografie, zou u maar een achterlijke boer geweest zijn. Mooi toch, als je ziet wat u later allemaal over hem hebt gezegd.

RICHARDS: Mick lag destijds lengtes op me voor, vooral wat het organiseren betreft. Via de post had hij al platen bij het blueslabel Chess Records in Chicago besteld. Ik had er geen flauw vermoeden van dat zoiets kón. We wandelden samen naar zijn huis en luisterden naar de nieuwste bluesplaten: Muddy Waters, Billy Boy Arnold, Jimmy Reed. We probeerden te achterhalen wie wat speelde en hoe. Op die manier hebben Mick en ik elkaar echt gevonden.

Nog maar een paar jaar geleden zei u dat u voornamelijk met drummer Charlie Watts sprak als u een boodschap voor Mick had. Verloopt de communicatie beter tijdens de huidige tournee?

RICHARDS: Voor een buitenstaander lijkt het misschien alsof Mick en ik voortdurend ruziën, maar negentig procent van de tijd doen we dat helemaal niet. De mensen horen alleen maar iets over die tien procent van de tijd dat we kibbelen. Maar bij die disputen gaat het om concrete dingen – misschien een song, of een affiche voor een tournee. We zijn zoals broers. Vertel mij eens welke broers nooit eens woorden hebben.

Hij speelt tijdens deze tournee vaak mondharmonica. Op die momenten kunt u uw lol niet op.

RICHARDS: Mick is waarschijnlijk een van de beste mondharmonicaspelers aller tijden. Volgens mij heeft hij de klasse van Little Walter en Junior Wells. De stijl van zijn spel is totáál anders dan de manier waarop hij zingt. Ik zeg altijd tegen hem: ‘Mick, je moet meer zingen zoals je mondharmonica speelt.’

Daar is hij vast erg blij mee.

RICHARDS: (grijnst)Het is een kwestie van frasering. Hij is gewoon veel losser, vrijer en met meer fantasie op mondharmonica dan met zijn stem. Als hij zingt, is het nogal een vlakke bedoening. Met de mondharmonica laat hij zich meer door zijn buikgevoel leiden. Ik kan het niet laten om hem daar wat mee te stangen.

Samen met Mick Jagger hebt u meer dan 200 songs geschreven, maar in de voorbije twintig jaar was de oogst wat magertjes. Wordt het niet tijd voor nieuw werk?

RICHARDS: Ja, hoor eens, hetis niet zo dat je eventjes gaat zitten en een song schrijft. Songs komen uit het leven. Je hoort hoe iemand op straat iets zegt – het mag een totaal getikte uitdrukking zijn, maar je vóélt dat er een song in zit, you know?

Dat klinkt goed, maar u zult wel met Jagger moeten samenzitten.

RICHARDS: We hebben plannen om dat te doen. Maar tijdens een wereldtournee is dat een beetje moeilijk. Laatst in Europa hebben we een paar ideeën samengelegd. Ik weet niet wanneer we tijd zullen hebben om naar de studio te trekken, maar we zullen eraan werken.

Op gitarist Ronnie Wood na zijn jullie allemaal in de zeventig. Hoe trekt u het, tijdens zo’n wereldtournee?

RICHARDS: De jongens hebben nog genoeg benzine in hun tank. En of het nog betaamt om op die leeftijd rock-‘n-roll te spelen? Geen flauw idee. Onberekenbaarheid was en is ons handelsmerk. Mick Taylor, onze gitarist uit de jaren zeventig, speelt nu ook een paar nummers mee. Dat geeft Ronnie en mij wat speelruimte.

Tickets voor The Stones kosten tot 250 euro. Waarom is dat zo extreem duur? U bent toch al steenrijk.

RICHARDS: Dat is niet mijn beslissing. Als we een tournee plannen, komen de promotoren met hun ideeën, en dan vraag ik alleen maar: ‘Is de boel uitverkocht?’ Als dat het geval is, oké: dan zijn er blijkbaar genoeg mensen die bereid zijn zulke bedragen te betalen. We zijn het ook waard. Het is een topshow.

Jagger bezit een stuk land op een privé-eiland in de Cariben, jachten, een kasteel aan de Loire. Bovendien moet hij voor ex-vrouwen en een hoop kinderen betalen. Wat doet u met al dat geld, behalve het aan gitaren uitgeven?

RICHARDS: Ik heb een huis op Jamaica, een in Connecticut, een in Londen, een in Parijs en een appartement in New York. Op het huis op Parrot Cay ben ik bijzonder gesteld. Daar is het water zo vlak dat alleen een idioot erin kan verdrinken. Ideaal voor de kleinkinderen. Als je eens niets omhanden hebt, is het niet onaangenaam om te kunnen zeggen: ‘Het wordt hier bitterkoud. Kom, we gaan naar de Cariben.’ Dat noem ik nou luxe.

Tot slot: u hebt al decennialang een verwaaide piratenlook. Vorig jaar riepen de stijlgoeroes van het Amerikaanse blad Vanity Fair u samen met actrice Charlize Theron, zanger Justin Timberlake en de Britse prinses Kate Middleton uit tot de best geklede mensen ter wereld. Zoete wraak?

RICHARDS: Ha, nog geen klein beetje. (lacht) Waarschijnlijk hebben ze me gewoon betrapt toen ik de vodden van mijn vrouw aanhad.

Keith Richards, Gus & Me: The Story of My Granddad and My First Guitar, Little, Brown Books for Young Readers, 32 blz.

© Der Spiegel

‘Opa Gus bond een gebruikt condoom aan een hengel en liet het voor het venster bengelen. Daar ben ik dus de voortzetting van.’

‘Mijn dochters mochten geen wiet roken. Maar het is niet uitgesloten dat ze eens door een kamer zijn gelopen en wat van de rook hebben ingeademd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content