Maandag 23 juni gaat het roemruchtigste aller tennistoernooien van start. Maar Wimbledon zal dit jaar een beetje minder Wimbledon zijn dan de voorbije vijftien jaar.

Ver hoeft u niet te gaan zoeken naar een verklaring voor bovenstaande inleiding. Misschien denkt u dat we verwijzen naar de beslissing van de All England Club om de spelers op het Centre Court niet meer te laten buigen voor de leden van de koninklijke familie in the royal box. Vroeger deden ze dat bij het betreden en verlaten van het heilige gras, nu heeft de hertog van Kent, de voorzitter van de club, in een bevlieging van moderniteit laten weten dat het voor hem niet meer hoeft. Maar hét nieuws is natuurlijk dat de meester van het holy grass, Pete Sampras, vorige maand heeft laten weten dat hij het niet ziet zitten om de competitie te hervatten, bijna negen maanden nadat hij in New York zijn veertiende en naar alle waarschijnlijkheid laatste Grand Slamtitel behaalde.

Vorig jaar mocht Sampras in Wimbledon al na de tweede ronde zijn koffers pakken. Op baan 2, the graveyard oftewel het kerkhof voor de kampioenen, werd hij in vijf sets uitgeschakeld door de Zwitser George Bastl. Sampras maakte toen meteen een afspraak voor 2003. Zo in mineur kon hij zijn Wimbledon niet voorgoed verlaten. Wist Sampras veel dat hij twee maanden later Andre Agassi zou verslaan in de finale van de US Open. Die veertiende Grand Slamtitel zou een wereld van verschil maken. Eerst was er de emotie op Flushing Meadow. Zei Sampras: ‘Dit is mijn Mount Everest. Dit slaat alles. Ik had nooit gedacht dat iets me meer zou ontroeren dan mijn zevende overwinning op Wimbledon in 2000. Wel, dit dus, na zo’n jaar waarin iedereen me al aanraadde om te stoppen, waar het verlies op Wimbledon me dooreengeschud heeft. Ik heb me compleet herpakt, heb hier vijf matchen in zeven dagen gespeeld, een finale tegen Andre Agassi die samen met mij zoveel voor het tennis betekend heeft. Een veertiende Grand Slamtitel, hier bestaan geen woorden voor. En of ik nu ga stoppen, ik weet het niet. Dit zou een fenomenaal orgelpunt kunnen zijn, maar… ik hou zo van de competitie. Ik wil nog spelen.’

Dat was dus 8 september van vorig jaar. Ondertussen liet Sampras z’n tennisrackets de laatste maanden van vorig jaar in de hoek staan, werd hij voor het eerst vader en meldde hij af voor de Australian Open. Daarna volgde een nieuwe reeks afmeldingen voor onder andere Indian Wells en Key Biscane, Rome, Parijs en dus ook Wimbledon. Niet dat de 31-jarige Sampras niet trainde. Samen met z’n coach Paul Annacone trok hij naar de banen van de universiteit van Los Angeles, en daar ontdekte hij beetje bij beetje dat de fut er niet was.

Paul Annacone zegt dat z’n speler niet goed weet wat hij aan moet met de rest van zijn leven, dat hij niet echt een punt wil zetten achter zijn carrière en dat het komende toernooi op Wimbledon misschien wel weer een vuurtje zal doen opflakkeren.

Wat Sampras in de jaren negentig gepresteerd heeft op Wimbledon is naar alle waarschijnlijkheid niet vatbaar voor verbetering. Sampras was 17 jaar toen hij voor het eerst naar Wimbledon trok. Hij verloor in de eerste ronde, net als het jaar daarop. In 1992 raakte Sampras tot in de halve finales, waar hij verloor van Goran Ivanisevic, de Kroaat over wie we het hier ook nog uitgebreid zullen hebben. In 1993 was het raak. Sampras was in april voor het eerst nummer één op de wereldranglijst geworden en klopte op Wimbledon Jim Courier. De eerste van zeven titels was binnen. Ook in ’94 en ’95 was Sampras de beste in Londen met overwinningen tegen Goran Ivanisevic en Boris Becker.

In 1996 leek niks of niemand Sampras in de weg te staan op zijn pad naar de titel, tot daar in de halve finales Richard Krajicek opdook. De Nederlander zette een punt achter 25 opeenvolgende overwinningen van Sampras op Wimbledon en zou het toernooi winnen.

Vanaf ’97 tot 2000 was Pistol Pete opnieuw onklopbaar. In ’97 was hij beter dan Pioline, in ’98 klopte hij voor de tweede keer Ivanisevic. Sampras sloeg 117 aces dat jaar, een aantal dat hij later niet meer zou overtreffen. De laatste twee overwinningen hadden een apart karakter. In 1999 zette hij Andre Agassi autoritair opzij om zijn twaalfde Grand Slam te winnen. Daarmee kwam hij op gelijke hoogte met de Australiër Roy Emerson die in de jaren zestig ook twaalf Grand Slams won. En in een haast mystieke duisternis won Sampras in 2000 zijn zevende en hoogstwaarschijnlijk laatste titel. Sampras sukkelde met tendinitis in de linkervoet en kon op zijn vrije dagen nauwelijks trainen. Toch raakte hij zonder al te veel moeite in de finale tegen een andere serve and volleyer pur sang, de Australiër Patrick Rafter. Sampras verloor de eerste set en stond 1-4 achter in de tweede alvorens aan een schitterende comeback te beginnen. Uiteindelijk won hij nog in vier sets. Daarna klom hij hoog in de tribune waar pa en ma Sampras zaten te genieten. Ze zagen voor het eerst hun zoon de titel pakken. Sampras is niet alleen recordhouder op Wimbledon. Ene William Renshaw won in de late negentiende eeuw ook zeven keer, maar Renshaw mocht als titelverdediger elke keer weer meteen rechtstreeks naar de finale. Dat privilege is Sampras nooit gegund.

KROAAT OP KRUKKEN

Herinnert u zich nog Wimbledon 2001? Moet bijna wel. De Kroaat Goran Ivanisevic, alweer net uit de lappenmand, had een wildcard (een speciale invitatie van de organisatoren om te komen spelen) nodig om op de tabel te geraken. De All England Club had verrassend genoeg oor naar de vraag van de temperamentvolle, maar wel sympathieke Ivanisevic. Drie keer al had hij de finale van het toernooi gespeeld, drie keer verloren ook. Pak daarbij ook nog eens twee halve finales en dat volstond voor de club om Ivanisevic te inviteren.

Spijt zullen ze niet gehad hebben, want Goran Ivanisevic bleef overeind toen Pete Sampras uitgleed in de achtste finales tegen de Zwitser Roger Federer. Ivanisevic zette de ene na de andere publiekslieveling opzij, inclusief de twee thuisspelers Greg Rusedski en Tim Henman. De finale, op maandag want de regen had het gewone schema verstoord, was een geval apart. Niet het traditionele, vrij brave Wimbledonpubliek zat in de tribunes, wel een mengeling van jonge Londenners, Kroaten, Australiërs, noem maar op. Goran Ivanisevic en Patrick Rafter maakten er een suspensematch van, met vijfde set dus. Ivanisevic won met 9-7 in de vijfde set, bij z’n vierde matchbal, in zijn vierde finale. De Kroaat was door het dolle heen, het publiek al evenzeer. Ivanisevic kroop, à la Pat Cash in 1987 in de spelersbox en omhelsde daar zijn vader. Hij kreeg iedereen stil toen hij in z’n dankwoord zijn overwinning opdroeg aan Drazen Petrovic, een landgenoot en topper in de NBA, de Amerikaanse profbasketcompetitie, die in 1993 omkwam bij een ongeval.

In Split, zijn geboortestad werd hij door bijna 200.000 supporters opgewacht. Uiteraard werd Ivanisevic sportman van het jaar in eigen land. De BBC kende hem de titel van buitenlandse sportpersoonlijkheid van het jaar toe.

Die Goran Ivanisevic komt dus, als een late blessure niet opnieuw komt opspelen, allicht voor het laatst naar Church Road, want van operaties is de bijna 32-jarige linkshandige niet gespaard gebleven. Vorig jaar ging de mist in door een schouderoperatie. Begin dit jaar was hij out met een knieblessure en in april moest hij operatief een stukje schelp uit z’n voet laten halen. Het is aandoenlijk hoe Ivanisevic naar Wimbledon verlangt: ‘Ik wil te voet, desnoods in een rolstoel naar Londen komen. Mijn hart brak bijna toen ik vorig jaar mijn titel niet kon verdedigen. Maar zonder te spelen wou ik niet komen. Als ik mag kiezen, dan sla ik mijn laatste ace op centre court, dan maak ik daar mijn laatste punt, dan breek ik daar mijn laatste racket. Dat is mijn laatste sportieve wens. Ik zou dan kunnen zeggen dat ik een geweldige carrière gehad heb en dat ik mijn laatste wedstrijd gespeeld heb op de prachtigste baan ter wereld, voor het beste publiek. Ik zou gelukkig zijn, ik zou daarna nooit meer hoeven te spelen.’

Over zijn band met Wimbledon kan Ivanisevic passioneel, bijna lyrisch vertellen: ‘Toen ik acht jaar was, keek ik op tv naar de finale tussen Mc Enroe en Connors. Twee spektakelmannen die ook met hun rackets gooiden. Meteen was Wimbledon voor mij het grootste toernooi. Het gras had iets magisch. Ik had meteen mijn droom voor later beet. In 1988 was ik voor het eerst op Wimbledon, zonder coach, zonder geld ook. Ik sloop voor het eerst op centre court binnen. Twee jaar later speelde ik de halve finale tegen Boris Becker. Op centre court stappen, gaf een formidabel gevoel, ook al verloor ik de match.’

‘Sindsdien heb ik een excellente band met het publiek. Engelsen hebben temperament, kijk naar de voetbalfans. Ik heb ook nogal een temperament. Ik verlies niet graag, en als het niet gaat, dan is de tegenstander mijn vijand, dan moet ik een uitlaatklep hebben. Dan smijt ik met mijn racket, dan krijg ik een waarschuwing, dan raas ik op de scheidsrechter, dan praat ik met het publiek. Ik moet iets vinden dat me helpt. Soms lukt dat, soms niet. Ik kan er niet aan doen dat ik soms agressief of gek word, ik kan me niet intomen. En het publiek steunt me dan.’

De overwinning in 2001 heeft z’n leven drastisch veranderd: ‘Ik ben de vorige twee jaar niet veranderd, maar alles rondom mij is anders. Iedereen, overal, altijd, spreekt me over Wimbledon, Wimbledon Wimbledon. Ik heb altijd al voor iemand gespeeld. Eerst voor mijn zus die erg ziek was, daarna voor mijn land waar de oorlog woedde, daarna voor mezelf en ik won. Nu heb ik een dochter en speel ik voor haar.’

Goran Ivanisevic kreeg en aanvaardde de uitnodiging van Queens om het traditionele voorbereidingstoernooi te spelen. Het laatste woord ligt nu bij de All England Club. Die moet nu maar eens ‘ja’ knikken als Ivanisevic zijn vraag stelt, zoals de spelers dat jarenlang gedaan hebben wanneer ze hun buiging maakten voor de royal box.

Dirk Gerlo

Ivanisevic: ‘Ik wil te voet, desnoods in een rolstoel naar Wimbledon komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content