België speelt al voor het tweede jaar op rij de kwartfinale van de Davisbeker (deze keer in Brussel tegen Zwitserland). En we hebben vijf vrouwen in de tophonderd. Ivo Van Aken, technisch directeur van de Vlaamse Tennisver- eniging, over het succes van het Belgische tennis.

De wereldranglijsten zijn momenteel niet echt vleiend voor onze mannelijke tennissers. Terwijl onze vrouwen met vijf speelsters ( Dominique Van Roost, Laurence Courtois, Els Callens, Sabine Appelmans en Kim Clijsters) in de tophonderd staan en Justine Henin daar gauw bij zal aansluiten, parkeert er geen enkele man in de tophonderd. Toptalent, X-man Xavier Malisse (op 5 juli nummer 108) kan vlug het sprongetje maken, maar voor Christophe Van Garsse (146), Christophe Rochus (166), Filip Dewulf (172) en vooral Johan Van Herck (237) lijkt de weg nog lang.

In feite is er ongeveer tien jaar een status-quo. Ons land heeft spelers met het potentieel om voor langere tijd in de tophonderd te kamperen (Dewulf en Van Herck bewezen dat), maar telkens gaat er iets fout waardoor ze de goede ranking niet kunnen vasthouden.

En toch draait België nu al tien jaar, met ups en downs, mee in de World Group, de hoogste afdeling van de Davis Cup, met zestien ploegen erin. Geen sinecure, dit jaar bijvoorbeeld nemen 129 landen deel aan de landencompetitie. Ivo Van Aken – technisch directeur van de Vlaamse Tennisvereniging, coach van het succesvolle team voor de Federation Cup en eind vorig jaar uitgeroepen tot sportbestuurder van het jaar, vindt dat er terecht euforie heerst.

Ivo Van Aken: Wat daar wordt gepresteerd, is uitzonderlijk. Maar voor de prestaties van de Belgen op jaarbasis is er minder reden tot juichen. Verklaringen zijn er wel.

Ik geloof dat Filip Dewulf zonder zijn langdurige hiel- en voetblessure zeker nog bij de beste honderd zou horen. Filip heeft het potentieel en er zat de voorbije jaren ook meer regelmaat in zijn prestaties en zijn motivatie.

Voor Xavier Malisse is 1999 het jaar van de waarheid. De natuur heeft hem het talent gegeven voor een plaats bij de wereldtop. Statistisch is bewezen dat wereldtoppers de sprong vanuit het niets naar pakweg plaats 25 of 30 maken in twee, tweeënhalf jaar tijd. Daarna hebben ze vaak nog twee jaar nodig om door te stoten naar de toptien. Als Xavier de absolute top ambieert, mag het niet te lang meer duren. Als hij minder hoog mikt, de toptachtig zeg maar, dan weten we op basis van de statistieken dat een langzame groei hem daar in een jaar of vier moet brengen.

Ik vind Xavier als tennisser niet veel veranderd sinds hij van hier naar Amerika vertrokken is. Ik wil niet negatief doen, ik ben ervan overtuigd dat het voor Xavier goed was dat hij hier wegging. Maar hij speelde bij ons ver achter de baselijn en dat doet hij nog. Hij had een goede forehand, die heeft hij nog. Die levert hem veel puntenwinst op, maar hij maakt er ook vaak te onpas gebruik van. Hij gaat niet zoals Agassi dichter staan om de tegenstander tot nog snellere reacties te verplichten. Pure armkracht kan niet compenseren wat je met terreinwinst kunt doen, namelijk een grotere spreiding en een sneller spel. Xavier komt ook nog te weinig naar het net. Hij heeft wel een betere backhand gekregen à la Rios. En mentaal is hij geweldig stressbestendig. Hij maakt door z’n nonchalante houding z’n tegenstanders een beetje gek. Kortom, Malisse zal bij Bollitieri wel goed begeleid worden, maar ik denk dat hij ook elders, bij ons dus ook, z’n sprong zou kunnen maken.

Johan Van Herck is na twee goede jaren ver weggezakt. Deels door blessures, deels door slechte prestaties. En Christophe Van Garsse kan blijkbaar in de toernooien niet systematisch het energieniveau vinden van de Davis Cup. Christophe zegt dat het publiek hem die energie geeft. Maar als je in de Davis Cup spelers uit de topvijftig klopt, moet je dat ook in het gewone circuit kunnen.

De slotsom is dat de mannen individueel niet gebracht hebben wat ze in ploegverband wel kunnen. In tegenstelling met de vrouwen dus. Dominique Van Roost blijft ondanks een minder voorjaar in de topvijftien en mag straks op haar geliefde hardcourts gaan spelen. Justine Henin en Kim Clijsters zullen snel stijgen. Els Callens en Laurence Courtois boeken ook winst en bevestigen. Alleen Sabine heeft het moeilijk. Volgend jaar zitten onze vrouwen in de hoogste afdeling van de Fedcup.

Hoe geraken onze mannen individueel weer hogerop?

Van Aken: Voor Filip Dewulf is dat het makkelijkste. Hij is talentrijk genoeg en weet dat hij het niveau aankan. Johan Van Herck stelt zich te veel vragen. Een sporter is een doener en geen denker. Als een sporter meer gaat nadenken, dan wordt hij trager in zijn beslissingen en presteert hij slechter. Van Christophe Van Garsse ken ik het medische dossier niet genoeg; hij ging vaak niet voluit en speelde niet veel toernooien om zijn knie te sparen. Ik hoor dat hij niet graag reist. Hij zou een middel moeten vinden om dat reizen aangenamer te maken. Want hij heeft zeker het agressieve tennis voor de tophonderd.

Of moeten we gewoon realist zijn en beseffen: klein landje, dus ook weinig spelers bij de mannentop.

Van Aken: Hoe goed je jeugdwerking ook is – want daarmee begint alles -; je kunt niet naast je populatie. Je kunt af en toe een gouden lichting hebben, maar voor België lijkt twee spelers in de tophonderd logisch. En eigenlijk hebben we er op papier twee met Xavier en Filip: de ene die een ietsje sneller doorgroeit en de andere die niet geblesseerd raakt. Als we dan nog een paar spelers dichter bij de 100 dan bij de 150 hebben, hebben we het statistische bewijs dat er structureel goed gewerkt wordt.

Dat we met de vrouwen nu zo goed scoren, is niet noodzakelijk omdat er daar beter gestructureerd zou worden gewerkt. We zullen ook niet altijd vijf of zes vrouwen hebben bij de elite. We baden nu even in de luxe.

Wordt het verschil tussen onze vrouwen en onze mannen gemaakt door de mentaliteit?

Van Aken: Als ik maar één oorzaak zou mogen aanstippen, dan is dat de mentaliteit. Neem Filip Dewulf. Je hoort iemand met zoveel talent toch te vaak zeggen dat er zoveel andere dingen zijn in het leven. Ik hoor dat niet graag van een topsporter. Die zou moeten denken aan zichzelf en zijn prestaties – een zeker egoïsme. Maar mentaliteit kan ook spelen op een ander vlak. Wat een speler voelt, kan invloed hebben op zijn mentaliteit. Als iemand denkt dat hij met een opslag van 175 kilometer per uur tekort zal komen, dan is dat een heel ander verhaal. Dan zit je in de zone van het vertrouwen.

In 25 jaar jeugdwerking heb ik gemerkt dat meisjes constanter nauwkeurig werken en gemotiveerd zijn. Negen op tien meisjes zullen tot het uiterste gaan. Bij de jongens zijn we al blij met een gemiddelde van vijf of zes. Een jongen is tevreden als hij met een onzuivere opslag 170 km/u haalt. Dat hij met wat aanpassingen aan 200 kilometer kan komen, daar denkt hij niet aan. Meisjes werken wel aan zulke details.

Zijn jullie bij de Vlaamse Tennisvereniging ontgoocheld in jullie “Vlaamse musketiers”, Van Garsse, Van Herck en Goossens? Een paar jaar geleden riepen ze samen met luide stem dat ze het zeker zouden maken.

Van Aken: Er is een zekere ontgoocheling. We hadden meer verwacht. Ik herinner me dat de managementbureaus na een Europees jeugdkampioenschap met geweldige voorstellen aanklopten om het drietal in te palmen. Dat gebeurt niet als de managers niet overtuigd zijn van hun potentieel. De conclusie: ze hebben alledrie ergens een te groot manco om er te geraken. We hadden op basis van het talent gehoopt dat een van de drie zeker de topvijftig zou halen, een andere ruim binnen de tophonderd zou geraken en de derde in de buurt van de honderdste plaats. Dat is niet gebeurd.

Het drietal heeft hier een paar jaar in een behoorlijk streng regime geleefd. Ik ontdek dat wie dat volhoudt er vaak geraakt. Sabine Appelmans en Laurence Courtois hebben de vruchten geplukt van hun geweldige beroepsernst en onze redelijk Spartaanse aanpak. De jongens hebben het niet zo lang volgehouden. In hun, overigens normale, proces tot volwassenwording hebben ze besloten dat het beter was op eigen benen te staan. Het trio is uit mekaar gevallen. De spelers kregen meer aandacht voor een meereizende coach dan voor een kwalitatief sterke collectieve voorbereiding op het thuisfront. Maar zo’n reisbegeleiding zorgt dan weer voor financiële druk. Ik zie sommige atleten tussen hun 18de en 22ste beslissingen nemen die financieel zwaar wegen, terwijl ze hier zonder druk zouden kunnen verderwerken.

Zonder uitgesproken vedette balanceert de Davisbekerploeg al tien jaar op de rand van de wereldgroep. De jongste twee jaren zit België zelfs bij de beste acht landenploegen. Hoe kan dat?

Van Aken: België heeft een ploeg. Het zijn geen vier individuen die een paar weken per jaar samen tennissen. Filip is de drijvende kracht achter het team, de anderen pikken gretig in. Filip heeft zich ook collegiaal opgesteld toen de verdeling van het prijzengeld ter sprake kwam. Toen hij veel hoger stond op de wereldranglijst dan de anderen wou hij niet meer krijgen. In Amerika had Andre Agassi het over team chemistry. Die magie van de ploeg is er ook bij ons.

Het dubbelspel gaat elke keer verloren voor de Belgen.

Van Aken: In het VTV-centrum hechten we veel belang aan de dubbeltraining. Elke week staat er minstens één op het programma. Je wordt er een betere enkelspeler met snellere reflexen van, je krijgt meer tactisch inzicht. Maar ook financieel is het dubbelspel lonend. In een toernooi wordt je logies ook als dubbelspeler betaald. Lig je eruit in het enkelspel, maar ga je door in het dubbelspel, dan wordt je verblijf voort geregeld. Als je goed bent in het dubbelspel, dan krijg je van organisatoren al eens een wildcard voor het enkelspel.

Onze vrouwen hebben dat allemaal goed begrepen. Onze mannen hebben hun kans voorbij laten gaan. De spelers redeneerden ook dat een aantal topspelers à la Sampras geen dubbelspel speelde. Waarom zij dan wel? Omdat hun enkelklassement veel sneller evolueerde dan hun dubbelklassement geraakten onze spelers ook niet meer op de dubbeltabellen. Nu kunnen ze niet meer aanpikken. Met Xavier Malisse hebben we bij de junioren ook systematisch dubbel getraind en gespeeld in competitie. Hij heeft de vaardigheid. Als hij die vaardigheid onderhoudt, dan moet hij zeker een verrijking zijn voor de ploeg.

Ik hoop dat onze toekomstige spelers op het internationale circuit, een Stefan Wauters en een Olivier Rochus, lessen trekken uit wat nu gebeurt. Ik hoop ook dat Kim Clijsters en Justine Henin eens samen gaan dubbelen. Want nu spelen onze vrouwen allemaal dubbelspel met iemand van een andere nationaliteit.

Hoe schat je de steile klim van Henin en Clijsters in?

Van Aken: Het verbaast me niet dat ze zo fors klimmen. Bij de vrouwen is zestien, zeventien jaar de leeftijd van de doorbraak voor grote talenten. Dat Kim en Justine nog maar op de rand van de tophonderd balanceren, heeft vooral te maken met de beschermende maatregel van de WTA, de organisatie die het vrouwentennis regelt en die jongeren van zestien maar aan tien toernooien laat deelnemen. Omdat ze nu tophonderd zijn, komen daar de Grand Slams bij.

Ik ben ervan overtuigd dat ze allebei, met hun eigen specifieke maar snelle tennis, wereldtop in zich hebben. Is de concurrentie niet te groot, dan zijn ze een plaats bij de beste tien waard. Breekt er veel talent door, dan moeten ze zeker toptwintig halen. Ze hebben de klasse om al binnen afzienbare tijd een dikke vinger in de pap te hebben.

Ondertussen lijkt Sabine Appelmans bezig aan het jaar te veel.

Van Aken: Wij kunnen dat moeilijk in haar plaats uitmaken. Als Sabine op de baan ervaart wat ze aan ons vertelt, dan moet ze nog niet stoppen. Ze amuseert zich nog heel goed. Ik hoop alleen dat ze zichzelf niet wijsmaakt dat ze er nog van geniet. Voor mij hoeft een forse daling op de wereldranglijst niet voor Sabine. Daarvoor is ze te veel een monument in het Belgische tennis. Ze is toptwintig geweest, ze heeft tennis in België belangrijk gemaakt. Ze heeft het een kwaliteitslabel gegeven. Op die manier moeten de supporters zich Sabine kunnen herinneren. Ik kan wel zeggen dat ik haar nog zie genieten op training. De intensiteit waarmee ze traint, is nog even groot als vroeger. Of dat in de wedstrijden nog zo is, durf ik te betwijfelen. Ik denk dat haar klassement de doorslag zal geven. Tophonderd zal nog wel bevrediging geven, de rest allicht niet.

Maar voor het Belgische tennis is er toekomst?

Van Aken: Met Justine en Kim zitten we voor een langere periode goed, Xavier moet al het goede dat over hem verteld wordt maar bewijzen.

Voor de volgende generaties is het nog wat afwachten. Bij de meisjes kan Elke Clijsters het voorbeeld van haar zus volgen. Ze heeft er de kwaliteiten voor. Alleen moet ze er zelf in geloven. Andere namen van meisjes durf ik niet geven. Bij de jongens onder de veertien jaar hebben we twee wereldtoppers, Niels Desein en Cedric Roelant.

Op structureel vlak maak ik me een beetje zorgen over de toekomst van onze werking. Onze sponsors KBC en Opel zijn al jarenlang tevreden met de return. De vraag is of die tevredenheid blijft. Wat als sponsors gaan mikken op de ene witte raaf in plaats van op de jeugdwerking, waardoor het geld niet meer naar de jeugd gaat? Dan komt er gewoon geen volgende generatie meer. De federatie moet creatief zijn in de return aan de sponsors. De sponsors moeten hun naambekendheid verhogen of bevestigen door een creatief gebruik van ons product.

Ik hecht veel belang aan de steun van onze 120.000 leden, het Bloso en het BOIC. Wij komen wel niet zoals de judoka’s met goud en zilver terug van de grote kampioenschappen, maar krijgen met ons topsportstatuut waardering voor onze jeugdwerking en kadervorming. Die waardering en die financiële steun moeten we blijven afdwingen. Als we dat kunnen, ziet de toekomst van het Belgische tennis er gezond uit.

Dirk Gerlo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content