John Vandaele
John Vandaele Journalist MO* en auteur van 'De melkboer en de geschiedenis' (EPO)

Colombia heet in een vredesproces gewikkeld te zijn, maar het geweld en de miserie nemen er veeleer toe. Waarom wordt er in dit rijkste land van Latijns-Amerika onophoudelijk gevochten? Simpel gezegd: omdat men geen andere manier vindt om al die rijkdom te verdelen.

Woensdag 14 september, zes uur ’s avonds in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá. Jesus Bejarano, professor landbouweconomie, wordt neergeknald door twee huurdoders ofte sicario’s. De moordenaars verdwijnen snel in de miljoenenstad. ‘Misdaad tegen de vrede’ koppen de kranten de volgende dag. Bejarano pleitte immers al jaren voor dialoog en onderhandelde onder een vorige regering als ‘vredesraadgever’ met de guerrilla.

Echt geschokt zijn de Bogotanen niet: ze zijn veel gewoon. Een maand eerder werd de populaire TV-humorist Jaime Garzon nog afgemaakt. Vermoedelijk wegens ’te ironisch over de paramilitairen’. De justitie slaagt er zelden in dat soort sluipmoorden op te helderen. Ze zijn het handelsmerk geworden van de extreem-rechtse paramilitairen.

Als we afspreken met Tarcisio Mora, voorzitter van de onderwijsvakbond, komt hij te laat om eventuele belagers die ‘uiteraard’ zijn telefoongesprekken afluisteren, te misleiden: Mora overleefde al drie aanslagen en weet dat hij op tenminste drie dodenlijsten staat. Hij verlaat om de twee maanden het land: om het leefbaar te houden. Tijdens ons gesprek kijkt Mora voortdurend naar de ingang van het restaurant.

Bij mensenrechtenactivist Luis Guillermo Perez en zijn Belgische vriendin Katie Nauten is het niet anders. “Er draait constant iemand rond ons appartement. Dat weegt op ons, maar wat kun je doen? Je kunt iemand niet verbieden te gaan en staan waar hij wil. Ach, ze gaan ons allemaal dood maken”, zucht Luis Guillermo. Katia Nauten: “Als we ’s morgens de taxi nemen, kijk ik geregeld achterom of er geen motor aankomt met een sicario.” Waar het op neerkomt, is dat elke Colombiaan die hardop verkondigt dat de rijkdom in zijn land best wat gelijker kan worden verdeeld en/of opkomt voor het recht om zoiets te mogen zeggen, bedreigd wordt.

Nochtans was er vorig jaar goede hoop dat er een eind zou komen aan de al decennia durende oorlog tussen guerrillabewegingen, paramilitaire groepen en het leger. De nieuwe president, Andres Pastrana, had er zijn verkiezingsthema van gemaakt – hij verraste vriend en vijand door net voor de verkiezingen op de foto te verschijnen met Manuel Marulanda, leider van de FARC, ’s lands grootste guerrillabeweging – en het volk snakte zodanig naar vrede dat het hem meteen zijn vertrouwen gaf. Veel meer dan een lijst van te bespreken thema’s hebben de maandenlange onderhandelingen tussen FARC en regering echter nog niet opgeleverd, terwijl op het terrein de strijd juist heftiger wordt. Bijna dagelijks vallen slachtoffers in botsingen tussen FARC en leger.

DESPLAZADOS

Bovendien treden de ELN, de andere guerrilla, en de paramilitairen – wellicht omdat ze niet bij de onderhandelingen betrokken zijn – steeds driester op: de ELN ontvoerde vorig voorjaar een hele kerk gelovigen en een vliegtuig vol passagiers en de paramilitairen verklaarden zelfs Panama tot doelwit.

De gruwelijkste barometer van de strijd zijn echter de desplazados, de honderden boeren die elke dag opnieuw ergens in dit enorme land op de vlucht slaan voor geweld en bedreigingen. De voorbije drie jaar gingen in totaal één miljoen Colombianen op de vlucht. Dat was evenveel als de tien jaar daarvoor. Hoewel in absolute cijfers groter, valt deze tragedie minder op dan die in Bosnië of Kosovo omdat de vluchtelingenstromen meer gespreid zijn in ruimte en tijd. Het leeuwendeel van de desplazados trekt naar de grote steden, waar hen een moeilijk bestaan wacht: Bogotá telt onderhand zo’n 400.000 desplazados.

Mensen worden verdreven omdat ze door de strijdende partijen als tegenstanders worden ervaren en/of ‘veelbelovend’ grondgebied bewonen. Dat gebeurt vaak op een gruwelijke manier. “De paramilitairen hebben mijn vrouw opengesneden”, gebaart een desplazado terwijl hij een beweging maakt van zijn borst tot zijn onderbuik. De man komt uit de verafgelegen provincie Arauca en verblijft al een jaar in Bogotá: “De paramilitairen en guerrilla’s verdrijven allebei mensen maar de guerrilla gebruikt minder aberrante methodes dan de paramilitairen.”

Door met geweld te dreigen of erger, eisen de paramilitairen of de guerrilla de macht op in een dorp. Daarna kunnen ze elke boer diets maken dat ze niet langer voor zijn veiligheid kunnen instaan, en dat hij het best zijn boerderij kan verkopen. Aan hen natuurlijk, en voor een ‘schappelijke’ prijs. Zegt iemand van de mensenrechten-NGO Credhos die in de voorbije jaren al zeven mensen verloor: “Waarom zijn de paramilitairen hier zo actief? Omdat de streek economisch interessant is. Als de machtige Rio Magdalena gekanaliseerd wordt, zoals de Wereldbank al jaren voorstelt, stijgt de grond hier sterk in waarde. Bovendien is hier olie, goud, en gas.”

Deze strategie was zo succesvol dat de paramilitairen tegen 1996 zowat het hele noorden van het land in handen hadden. Daarop heeft de FARC beslist dat ze moesten reageren. Wie met de paramilitairen heeft gecollaboreerd, was meteen de vijand en dus bedreigd. Het gevolg was meer vluchtelingen en een verdere fragmentatie van het Colombiaanse grondgebied, dat verworden is tot een complex lappendeken van invloedzones en talloze ‘fronten’.

EGOISTISCHE ELITE

“Deze begrafenis heeft iets bijzonders”, zei de kolonel. “Dit is hier sinds vele jaren de eerste dode die een natuurlijke dood gestorven is.” De woorden van Márquez (uit De kolonel krijgt nooit post) herinneren eraan dat geweld een oud zeer is in Colombia. Sommigen gewagen zelfs van een geweldcultuur. Maar dat is een gevaarlijke verklaring, want ze doet geen recht aan de meerderheid van de Colombianen die vrede wil – in oktober manifesteerden niet minder dan twaalf miljoen Colombianen voor vrede – en ze gomt de verantwoordelijkheden uit.

Socioloog Teofilo Vasques bestudeerde de zogenaamde massacres, slachtpartijen waarbij minstens vier weerloze mensen met voorbedachten rade worden gedood: “In de rest van de wereld gebeurt dat soort slachtpartijen door gekken. Hier zijn ze het gevolg van de gewelddadige constructie die Colombia heet.” Dat bekt aardig maar wat betekent het concreet? Vasquez vindt structurele factoren zoals de ongelijke verdeling van grond, kapitaal en geld onvoldoende als verklaring voor het geweld, want die factoren heb je net zo goed in bijvoorbeeld Brazilië. Hij zoekt naar meer subjectieve oorzaken en motieven, maar de vraag blijft waarom het in Colombia erger is dan in de buurlanden. Vasques: “Onder meer omdat hier nooit een landhervorming of een herverdeling van de rijkdom plaatsvond. En omdat de twee partijen nooit een populistische leider hebben geduld.”

In Colombia domineren inderdaad nog altijd dezelfde twee partijen, conservatieven en liberalen, die 100 jaar geleden het land al bestuurden. En nog steeds verschillen hun programma’s nauwelijks van elkaar en nemen dezelfde families al decennia lang de centrale posities in.

“Die groepen hebben de staat geprivatiseerd met het oog op hun eigen belangen en met uitsluiting van alle anderen”, vertelt onafhankelijk parlementslid Gustavo Petro. Petro weet waarover hij spreekt. Begin jaren tachtig maakte hij deel uit van de populaire guerrilla M19. Vele van zijn collega’s die met hem de overgang naar het burgerleven waagden, werden vermoord. Onder de conservatieve president Belisario Betancur was in de jaren tachtig enige politieke ruimte voor alternatieven ontstaan. De M19 werd een gesprekspartner en met de Union Patriotica (UP) ontstond uit de FARC een linkse politieke partij die in sommige regio’s voortreffelijke verkiezingsresultaten boekte. Tot de paramilitairen de UP-leden en hun symphatisanten systematisch begonnen uit te moorden. Het was duidelijk: de leidende krachten wilden geen toegevingen en gaven opdracht tot een vuile oorlog. Guerrillero’s die dat snel genoeg doorhadden, trokken opnieuw de bergen in.

“De verantwoordelijkheid van de elites is enorm”, vindt Anders Kompas, Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in Colombia. “De elites in Zuid-Amerika zijn zo verdomd egoïstisch: nog liever in constante angst voor diefstal en geweld leven dan een deel van hun rijkdom af te staan.” Het is in Colombia makkelijker een guerrilla op te richten dan een vakbond. De guerrilla overleeft omdat elk legaal politiek alternatief in de kiem gesmoord wordt. De uitzaaiing van de paramilitairen is minstens gedeeltelijk de verantwoordelijkheid van de elites. De drugseconomie zorgde bovendien voor een reusachtige geldinjectie in die geweldmachines. En de oorlog verwierf gaandeweg ook een eigen economische dynamiek: oorlog voeren werd een middel om zijn brood te verdienen en juist dat maakt het zo moeilijk hem te stoppen.

John Vandaele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content