Gezang van een verre steppe.

Tuva is een autonome Russische republiek in Zuid-Siberië. Een groot deel van de bevolking bestaat uit nomaden. Een onopvallend gebied ware het niet dat ze er een aparte zangtechniek op nahouden : khöömei of boventoonzang.

Boventoonzang wordt niet alleen in Tuva beoefend. Ook de Tibetaanse monniken maken er gebruik van. Een zanger produceert simultaan één basistoon met daarboven twee (of drie) tonen uit verschillende octaven. Een soort solo-harmoniezang. Die boventonen zijn versterkte deeltonen. Door een bijzondere stand van lippen, tong, kaakbeenderen, gehemelte en strottenhoofd worden deze normaliter niet-waarneembare tonen hoorbaar. De uitvoerders gebruiken de zesde tot en met de twaalfde harmonische, maar de meest ervaren vertolkers komen aan de achttiende.

De Tuvanen onderscheiden vijf varianten. Bij sigit weerklinkt boven de grondtoon een hoog gefluit dat aan een extra begeleidingsinstrument doet denken. Khöömei (naast overkoepelende term de naam van een variante) is minder krachtig en nasaler. Kargiraa kenmerkt zich door lange a’s en o’s, een ietwat diepe, hese en ratelende keelklank. Bij ezengileer en borbannadir houdt de zanger de lippen op elkaar en hoor je alleen een pulserend gorgelgeluid.

De Tuvaanse keelzangen worden mondeling overgeleverd. Er bestaan een aantal geschreven bronnen, maar die zijn onvolledig. Improvisatie vormt dan ook een wezenlijk onderdeel. De melodielijnen zijn gekend, maar elke zanger brengt ze op zijn manier. Naast nabootsingen van dier- en natuurgeluiden, brengen de liederen een reflectie op het nomadenleven, op de schoonheid van de steppe, liefde en eenzaamheid.

Vroeger gebeurde het boventoonzingen solistisch. Groepen zijn relatief nieuw. Het ensemble Huun Huur Tu (lichtstralen) bestaat uit vier zangers-muzikanten. Ze zijn afkomstig uit Khemtchik, de westelijke regio. Hun liederen worden ondersteund door een typisch Tuvaans instrumentarium. Het meest verspreide instrument is de mondharp die bij het bespelen dezelfde stand van de kaakbeenderen vergt als het beoefenen van de khöömei. De igil is een twee- of driesnarig aangestreken vedel, uit paardenhuid (klankkast), paardendarm (snaren), paardenhaar (strijkstok) en bekroond met een houten paardenkop. Vaak stopt een uitvoerder de igil bij wijze van steun in zijn laars. Zeer bijzonder is de viersnarige bizaanchi met een cilindervormige klankkast, een instrument dat opstaand wordt bespeeld. De toshpulur en de chanzy zijn twee- of driesnarige getokkelde langhalsluiten met een banjo-achtige klank. Aangevuld met een houten jachthoorn ( amirga), een metalen fluit, een drum ( tungur) en een aantal ratels zorgt Huun Huur Tu voor een gevarieerde vertolking.

Johan Van Acker

Huun Huur Tu op 16/1 in Ancienne Belgique (Brussel), 17/1 Quichote (Heist-op-den-Berg), 21/1 Kunstencentrum Vooruit (Gent), 22/1 CC Romaanse Poort (Leuven), 23/1 CC Werft (Geel), 24/1 CC Rix (Deurne) en 25/1 CC Velinx (Tongeren).

Huun Huur Tu : een aparte techniek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content