Een opvallend debuut van iemand die het liefst onopvallend zou blijven : gesprek met Paul Verhaeghen over zijn ambitieuze roman ?Lichtenberg?, een constructie die niets of niemand uit de weg gaat.

DE naam van de auteur prijkt tussen vierkante haken, maar de geest van gelegenheidsschrijver Paul Verhaeghen zweeft over het hele boek. Zelfs het coverontwerp is van de hand van de 31-jarige debutant. In het ?gewone? leven is Verhaeghen postdoctoraal navorser aan de faculteit psychologie van de K.U. Leuven, hij schildert, speelt muziek en, zo blijkt, schrijft. ?Lichtenberg? is een hoogst merkwaardige compositie zelf spreekt Verhaeghen liever over constructie die geen thema en geen stijl uit de weg gaat. Harde porno of beschouwingen over orchideeën, punkmuziek en filosofische bespiegelingen over Plato tot en met science fiction, thrillerelementen en satirische terzijdes naar het academische bedrijf ; het zijn maar enkele ingrediënten die Verhaeghen bij elkaar heeft geshaket.

Temidden van dit wriemelend, decadent universum zoekt éne Tom Pepermans zijn weg. Dialogerend met baby Ruth en met een Personal Computer zijn ?Persoonlijke Conversatiepartner? raakt hij gevangen in een duivels complot van liefde, lust en uiteindelijk doodslag waarin ook de computer zich niet onbetuigd laat. Verhaeghen gaat met andere woorden niets of niemand uit de weg. Het resultaat is een soort Vlaamse ?Satyricon?. Aan de hand van gids of arbiter elegantiae Tom Pepermans laat Verhaeghen in beste Petronius-traditie de lezer meewervelen in dit fin-de-millénaire.

Misschien propte de auteur teveel in zijn eersteling, zodat het gevaar voor indigestie niet denkbeeldig is bij een onvoorbereide lezer. Wie wil slempen, moet echter weten waaraan hij begint. ?Lichtenberg? is geen uitgebalanceerd banket voor fijnproevers, maar voer voor literaire veelvraten zonder complexen.

PAUL VERHAEGHEN : Ik onderzoek verlangzamingsprocessen bij het ouder worden. Oude mensen doen alles trager en die verlangzaming heeft heel wat gevolgen voor de cognitieve systemen, zeg maar de geheugenfuncties en de redeneervaardigheden. We hebben een experimentele opstelling gemaakt waarbij we bepaalde woorden heel kort of lang aan de proefpersonen tonen. We gaan dan na hoe in functie van de verschillende tijdsintervallen jongere en oudere mensen die woorden kunnen onthouden. Na jaren van onderzoek kom je willens nillens in een professionele routine terecht. Je weet hoe je bepaalde technieken moet toepassen, je weet hoe je een onderzoek hoort op te zetten.

Een roman schrijven daarentegen was iets nieuws. Ik las weliswaar veel. Ik dweepte met ?Gravity’s Rainbow? van Thomas Pynchon. Wanneer je echter zelf begint te schrijven, ontdek je een heleboel nieuwe dingen die je als lezer nooit hebt gezien. Dat soort van dilettantisme trekt me erg aan. Daarom dat ik geen haast heb en had met schrijven. Tijdens mijn doctoraat over geheugentraining heb ik mij gedurende vijf jaar in mijn vrije uurtjes geamuseerd met het uitschrijven van deze roman in kladversie. Ik had toen ongeveer zeshonderd bladzijden bij elkaar en ik ben die beginnen uitwieden nadat ik mijn doctoraat in 1994 had voorgebracht. Ik nam twee weken vakantie en ik heb mijn kladversie aan de hand van een schema gefatsoeneerd tot ongeveer de helft.

Mijn manuscript heeft in allerlei versies ongeveer twee jaar rondgezworven bij een achttal uitgeverijen, die het allemaal hebben afgewezen tot Hans Vandevoorde het uiteindelijk opviste.

De cover is een collage die u zelf hebt verzonnen. Bent u naast onderzoeker en schrijver ook een beetje schilder ?

VERHAEGHEN : Ik heb altijd heel veel geschilderd. Elk jaar probeert het studentencultuurcentrum gedurende één dag studenten naar buiten te laten komen met hun artistieke producten. Ik zat toen in tweede licentie en onze studentenvertegenwoordiger kwam me veertien dagen voor de deadline polsen of ik niets had. Anders, zo sprak hij op mij in, stond de faculteit psychologie daar misschien met lege handen. Ik heb toen op veertien dagen tijd twaalf tekeningen van vijftig op zeventig gemaakt. Daardoor kreeg ik een artistiek élan. Toen mijn vrouw zich na die twee weken terugtrok om te gaan blokken in Brugge, ging ik, in plaats van te schilderen, schrijven. Na één week had ik zeventig bladzijden bij elkaar die niets met deze roman te maken hebben. Maar het was wel de aanzet voor mijn schrijverij.

Je zou dus kunnen zeggen dat schrijven voor mij aanvankelijk een vervangactiviteit was om niet te hoeven schilderen. Het is pas na verloop van tijd en met veel vallen en opstaan dat ik een soort van patroon heb herkend in hetgeen ik schreef. Zo schrijf ik blijkbaar het best als ik alleen ben : wanneer Veerle uit werken is of tijdens wetenschappelijke congressen bijvoorbeeld. Het elfde hoofdstuk van ?Lichtenberg? heb ik geschreven op een vierdaags congres in Atlanta, waar ik om zes uur ’s ochtends met jetlag en al achter mijn laptop zat te schrijven.

De roman valt uiteen in twee delen : ?Fantoom? en ?Scepsis?. U laat de titel samengaan met een ietwat cryptische subtitel : ?Een roman, hoewel opgebouwd uit slechts twee vragen, toch verdeeld in dertien hoofdstukken.? Welke twee vragen ?

VERHAEGHEN : De ondertitel heb ik ontleend aan de fameuze ?Heksenhamer? uit de middeleeuwen die eveneens in twee delen uiteenvalt : hoe men heksen kan herkennen en wat men ertegen doet. Het eerste deel ?Fantoom? heeft natuurlijk vele betekenissen, maar in mijn roman verwijst de verteller naar de fantoombetekenis in de veeteelt waar stieren worden verleid tot de paringsdaad via houten nepkoeien of ?fantomen?.

Fantoom verwijst voor mij in eerste instantie naar een verleidelijke constructie die je opbouwt, terwijl het tweede deel, ?Scepsis?, de constructie teloor doet gaan in een verrottingsproces. Achteraf bekeken schreef ik deze roman blijkbaar vanuit de intentie een min of meer coherente wereld op te bouwen met nepmensen, personages genaamd. Ik denk dat het een slechte karaktertrek is van mij, waaraan ik echter veel plezier beleef, om in het tweede deel die wereld langzaamaan te laten uitdeinen en het hoofdpersonage op vier verschillende manieren te laten sterven.

Het hoofdpersonage heeft iets met een computer ?

VERHAEGHEN : Tom Pepermans werkt aan een geheim project waarbij men een mens probeert na te bouwen in een computer via zogenaamde neurale netwerken. Een computer wordt volgestopt met informatie en door het gebruik van knooppunten wordt die informatie geactiveerd. Omdat alles met alles is verbonden, kun je de indruk wekken dat een dergelijke computer inderdaad ?denkt? en bewustzijn heeft. Dergelijke experimenten worden trouwens effectief uitgevoerd en werken in sommige gevallen al vrij goed.

In de roman willen ze het onderste uit de kan halen en een computer maken die hersenen heeft. Dat vraagt natuurlijk om een gigantische opslagruimte die niet mobiel is, en daarom krijgt Tom Pepermans een cameraatje opgespeld om voor mobiele indrukken te zorgen die de computer voeden. Op die manier kan de pc zelf leren en ondervinden wat het betekent om mens te zijn. Naar het einde toe blijken de avonturen van Pepermans volledig uitgestippeld in functie van het voeden van de computer en voelt hij zich als proefkonijn min of meer misbruikt.

Uw hoofdpersonage is een soort van man zonder eigenschappen met weinig psychologische contouren ?

VERHAEGHEN : Ik wou mijn hoofdpersonage niet volproppen met allerlei motieven en psychologisch behang. Tom Pepermans is een verzameling fragmenten, een vaas of een recipiënt dat rondloopt en zich laat vullen. Maar hij heeft weliswaar motieven die op het einde belangrijk worden en pas dan merk je waarom zoveel van die motieven verzwegen werden in de loop van de roman. Er bestaat niet zoiets als karakter of persoonlijkheid. Je hebt alleen maar situaties waarin je reageert. Er is uiteraard een wisselwerking tussen situaties en manieren van reactie. Het houdt dus geen steek om een personage ten tonele te voeren dat handelt vanuit een bepaald psychologisch verleden. Het zijn de situaties die immers de mens maken.

Pepermans speelde ooit in een punkbandje en weidt daar lang over uit. U schijnt die muzikale scène tamelijk goed te kennen ?

VERHAEGHEN : Op mijn zestiende heb ik op een blauwe maandag in een bandje gezeten. We waren met drie gitaristen en een drummer, want we hadden uiteraard geen geld voor een uitgebreide bezetting. Iemand moest kop van jut zijn en dus speelde ik basgitaar. Onze band heette ?Faam?, omdat er op school een natuurkundeleraar rondliep die in de jaren zestig was blijven hangen. Hij drapeerde zichzelf in een gigantische trui met daarop in grote letters : faam. Met die naam hadden we onmiddellijk al iemand die reclame maakte voor onze zaak, een sandwichman zeg maar. Sindsdien heb ik nooit meer in een groepje gespeeld. Ik ben nogal eenzaterig van natuur en zoals ik graag in mijn ééntje schrijf of schilder, zo neem ik nog wel eens de gitaar ter hand als ik alleen op mijn zolderkamer hok.

Plato is in menig opzicht prominent aanwezig in uw roman. Waarom ?

VERHAEGHEN : Er is één heel banale reden. Plato en Nietzsche zijn de meest leesbare filosofen. Ik heb me wel eens door Lyotard proberen te worstelen, maar dan word je geconfronteerd met een gigantische brij van woorden en bijzinnen die op weinig inhoud neerkomen. Plato is waarschijnlijk de eerste filosoof geweest die vanuit een heel vruchtbaar dualisme heeft geredeneerd. Mensen zijn iets, maar tegelijkertijd ook iets anders. Hij onderscheidt de geest en het lichaam of het lichaam en de ziel die van elders komt en die in dat lichaam komt gevallen én ?gevangen? wordt. Heel de roman gaat over de dubbele bodem in ieders leven. Je hebt een zichtbare kant, de fantoomkant, en daarachter of daaronder een meer onzichtbare, ?sceptische?, duistere of verrotte kant. Nietzsche en Freud hebben die twee-eenheid verder uitgewerkt, maar Plato of misschien Socrates was de eerste die het met zoveel verve heeft voorgedaan.

Het hoofdpersonage heeft voortdurend het gevoel dat hij gevangen zit en eigenlijk iets anders wil. Vandaar dat hij almaar onderweg is en op zoek gaat. Misschien is hij wel op zoek naar zijn ziel, die hij in de laatste paragraaf van de roman vindt maar die hij meteen weer moet afgeven.

U maakt opvallend veel gebruik van raamvertellingen : verhalen binnen het verhaal die zelf weer een verhaal bevatten.

VERHAEGHEN : Er zijn inderdaad een aantal ramen die ik in mijn roman open en dicht doe. Er is de val van de zelfmoord die een echo is van de Platonische val van de ziel, er is dan ook het raamverhaal waarin het hoofdpersonage allerlei dingen vertelt aan zijn huisgenoten en aan de computer, er is natuurlijk eerst en vooral het verhaal dat de schrijver Lichtenberg hier ophangt. Op die manier kun je nu en dan een aantal lijnen doen samenlopen en een bepaalde zuigkracht creëren om daarna opnieuw het verhaal een beetje te laten dobberen. Als ik het verhaal chronologisch had opgebouwd, waren die spanningsmomenten veel makkelijker te voorspellen.

Het was Charles Palliser die verhaal en plot zo uitdrukkelijk van elkaar scheidde. Hij had het over het verschil tussen datgene wat je vertelt dat er gebeurt en de dingen die zich tijdens dat vertellen afspelen. Het verhaal in mijn roman is relatief eenduidig, maar de plot is hopelijk voor de lezer meerduidig. Ik heb, alleszins voor mijn eigen plezier, tijdens de verschillende opfrisbeurten van deze tekst ervoor gezorgd dat er heel wat mogelijke interpretaties en stijlen in het boek schuilen. Voor mij is de hele constructie een symfonie met allerlei leidmotieven die nu en dan terugkeren.

Uw eigen auteursnaam staat tussen vierkante haken, zodat al het licht op de titel valt. Vanwaar die bescheiden of quasi-bescheiden opstelling ?

VERHAEGHEN : De vlekken die de bliksem bij een inslag op mensen nalaat, de stempel die het vuur op de huid als het ware inbrandt, worden in de wetenschappelijke literatuur als vlekken van Lichtenberg aangeduid. Een Duitse vriend vertelde me dat Lichtenberg een echt bestaande schrijver-filosoof is geweest, naar wie de sporen van blikseminslag werden genoemd. In mijn roman loopt er een fictieve schrijver Lichtenberg rond die de roman schrijft. Oorspronkelijk wou ik alles anoniem publiceren onder de simpele titel ?Lichtenberg?, zonder verdere auteursaanduiding. Je had die titel dan dubbel kunnen verstaan : als een anoniem boek over een schrijver en over de figuren die hij op zijn personages aanbrengt óf als een titelloos boek met alleen een schrijversvermelding. De uitgeverij vond een dergelijke dubbelzinnigheid commercieel niet zo interessant en daarom is mijn eigen naam uiteindelijk tussen vierkante haakjes op de kaft beland.

?Wat wij de wereld noemen is niets meer dan een voorbijgaande fase op weg naar de volmaakte anarchie.? Is dat ook het credo van de schrijver Verhaeghen ?

VERHAEGHEN : Het leven is chaotisch en wij proberen er een eenheid van te maken. Elke twee jaar veranderen alle moleculen in je lichaam. Na die twee jaar ben je dus iemand anders, ook al heb je nog steeds het idee dezelfde persoon te zijn van twee jaar terug. Het idee van je persoonlijkheid is dus niet verbonden met de biologische moleculen maar met een heleboel andere dingen. Er is een geheugenfenomeen dat updating heet : als je ’s morgens wakker wordt, verwacht je dat het gezicht van je partner lijkt op zijn gezicht van gisteren en niet op dat van tien jaar geleden. Het is waarschijnlijk een mechanisme dat dient om teleurstellingen te voorkomen, maar dat op zijn manier ook weer zoiets als een stabiele persoonlijkheid of identiteit in het leven roept die eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend is.

Dat fenomeen van updating gebruik je ook in je zelfobservatie, en om teleurstellingen te voorkomen kijk je vandaag naar jezelf als was je dezelfde persoon van gisteren, zoals je gisteren jezelf bekeek als dezelfde van eergisteren en zo gaat dat maar door. Natuurlijk dat je aan de andere kant wel degelijk iemand anders bent op vierjarige of achtjarige of twintigjarige leeftijd. Er zijn constanten maar er zijn vooral heel wat wisselingen. Het leven is een vreemde, chaotische kringloop naar de aantrekkingskracht die de dood is. Zo ben ikzelf ook heel wisselend in mijn verschillende bezigheden, zodat degene die dit boek schreef helemaal verschillend is van degene die aan de universiteit onderzoek verricht.

Dit boek is eigenlijk door iemand anders geschreven. Ik kan ’s avonds na mijn onderzoeksbezigheden niet zomaar in mijn andere huid van schrijver kruipen. Ik kan ook niet zomaar tijdens het weekeinde eventjes schrijvertje spelen. Ik heb een heel bepaalde situatie of setting nodig waarbinnen ik kan schrijven, hetgeen voor mij er op neerkomt dat ik in die situatie iemand anders ben dan overdag. En hetgeen ook misschien wil zeggen dat ik alleen in die situatie ’s nachts, wanneer ik alleen ben echt iets over het boek zou kunnen zeggen. Nu ik in een heel andere situatie hier zit, kan ik vanop veilige afstand allicht weinig vertellen over die auteur en over het boek dat ik toen ooit heb geschreven.

Frank Hellemans

[Paul Verhaeghen], ?Lichtenberg?, Meulenhoff/Manteau, Amsterdam/Antwerpen, 272 blz., 698 fr.

Paul Verhaeghen : Het zijn de situaties die de mens maken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content