De alliantie tussen vlees, geest en technologie leidt in “eXistenZ” tot een wereld waarin de virtuele realiteit triomfeert. “Mijn film”, zegt David Cronenberg, “stelt het wezen van realiteit en kunst ter discussie.”

David Cronenberg introduceert in “eXistenZ” het ultieme “computerspel” – daar komt zelfs geen computer meer aan te pas, laat staan helmen en joysticks. Het spelletje wordt namelijk rechtstreeks aangesloten op het zenuwstelsel van de consument – daarvoor is dan wel een “Bioport” vereist, een kunstmatige opening onderaan de ruggengraat, via een soort navelstreng, een “UmbyCord, met de console verbonden. Dit toestelletje lijkt trouwens minder op een grensverleggend elektronisch wonder dan op een vies organisme – een broertje van al die stekelige, kwijlende en druipende spullen die in vorige films van de Canadese regisseur uit het sanitaire afvoerkanaal kropen, uit het tv-scherm schoten of in schrijfmachines veranderden.

Wie aangesloten is op zo’n console, ervaart het spel als een voortdurend wisselende realiteit die zich aanpast aan de spelers. Maar in de traditie van de klassieke waarschuwende SF-speculaties, gaat de virtuele creatie een eigen leven leiden en ontsnapt het aan de controle van zijn schepper.

Nog meer dan in zijn vorige films creëert Cronenberg in “eXistenZ” een alternatieve wereld vol raakpunten met onze vertrouwde omgeving, maar ook met eigen spelregels, aankleding, gebruiksaanwijzing (in het persdossier krijgen we zelfs een verklarende woordenlijst van de nieuwe termen) en rare wezentjes (zoals tweekoppige amfibieën). Een van de meest vindingrijke bizarre objecten is een slijmerige revolver, vervaardigd uit menselijke beenderen en weefsel en met tanden in plaats van kogels.

De wereld waarin Cronenberg zijn hulpeloze karakters loslaat, is opvallend lowtech: geen dataverwerkende beeldschermen, digitale gimmicks en grafische manipulaties. Dezelfde tegendraadsheid bepaalt de vormgeving van de film: geen cyberspeed-montages of “state-of-the-art” special effects, maar een ontwapenend eenvoudige verteltrant bij achtervolgingsperikelen die zo uit een goedkope spionageserie lijken te komen. Ze spelen zich niet af in de spreekwoordelijke futuristische metropool maar in een landelijke omgeving, in rommelige rustieke decors. Zo worden de onderdelen van het “eXistenZ”-programma aangemaakt op een forelkwekerij.

Jennifer Jason Leigh is Allegra Geller, de sterontwerpster van het spel dat onze benadering van de werkelijkheid op losse schroeven zet en daarom niet door iedereen op prijs wordt gesteld. Een bende fanatieke anti-eXistenZialisten hebben zelfs een premie van vijf miljoen dollar op haar hoofd gezet. “Death to the demoness”, schreeuwen ze in koor. (Een van de inspiratiebronnen van het originele scenario is de Iraanse fatwa tegen Salman Rushdie.) Allegra slaat op de vlucht en kan rekenen op de hulp van Ted Pikul ( Jude Law), een jonge bewakingsagent. De enige manier om hun belagers te verslaan, is dat ze zelf een partijtje eXistenZ spelen, zodoende krijgt ook Ted een “bioport” geïnjecteerd – een ontmaagding voor het virtuele tijdperk. Vriend en vijand zijn moeilijk uit elkaar te halen, want alle vreemde snuiters die ze tegen het lijf lopen ( Ian Holm, Willem Dafoe, Christopher Eccleston) nemen diverse identiteiten aan. In de loop van de dolle achtervolgingsplot met allerlei dubbelspelverwikkelingen, laat Cronenberg de verschillende realiteitsniveaus naadloos in elkaar lopen, wat voor een desoriënterende mengelmoes zorgt van diverse belevingen van de werkelijkheid – materieel en virtueel, globaal en subjectief, privé en collectief. Waarmee de regisseur van “Videodrome” en “The Fly” ook de essentie van het filmproces en het filmkijken kritisch doorlicht.

Als naar gewoonte, geeft Cronenberg (56) ook tijdens dit gesprek op het filmfestival van Berlijn op een bijna klinische manier toelichtingen bij zijn film. Volgende week zit Cronenberg de jury voor op het festival van Cannes, iets waarnaar hij alvast uitkijkt: “De geneesheer in mij zal het niet kunnen laten om een paardiagnoses te stellen en misschien een paar medicijnen voor te schrijven.”

David Cronenberg: “eXistenZ” is niet echt een film over pc-games, want zoals je merkt, valt er in de hele film geen computer te bespeuren. Het beetje research dat ik deed, stelde me in staat om “eXistenZ” volgens de logica van een computerspel te ontwikkelen. Ik maak ook gebruik van vertrouwde computertermen als downloaden. Iemand zei me dat sommige scènes je het gevoel geven dat je meedraait in een pc-game. Wat ik als een compliment beschouw. Ik ken er genoeg van om te weten hoe het werkt, maar ben zeker geen fanaat. Wat je allemaal met een computerspel kan doen, wordt in mijn film verder doorgedacht en op een filosofisch niveau getild. “eXistenZ” is zeker geen waarschuwing over de gevaren van soortgelijke games, maar stelt veeleer het wezen van realiteit en kunst ter discussie.

Je krijgt in de film de strijd te zien tussen fanatici die zich “realisten” noemen en vinden dat elke vervorming van de realiteit schadelijk is voor de mens, en aanhangers van eXistenZ die het belangrijker vinden dat ze er plezier aan beleven en er hun horizont mee verruimen.

De “realisten” staan voor de mensen die geloven dat kunst moet worden verboden. Vergeet niet dat er religies zijn die alle figuratieve kunst verbieden: omdat de mens geschapen is naar Gods gelijkenis, kan de afbeelding van de menselijke figuur dus niet, zo gaat de redenering. Dezelfde lieden die gekant zijn tegen eXistenZ, zullen ook mij willen beletten om films te maken, omdat ook ik met mijn films de werkelijkheid transformeer.

Vooral uw vorige film lokte zeer sterke reacties uit. In Engeland probeerde men zelfs “Crash” te verbieden.

Cronenberg: Het is natuurlijk minder dramatisch dan wat Salman Rushdie overkwam. Maar zo’n grote vijandigheid had ik nog nooit meegemaakt. Wat me vooral woedend maakte, was de demagogische wijze waarop de tabloids te werk gingen bij het manipuleren van het publiek. Plotseling voelde ik echt mee met prinses Diana. Zoals ik door een bepaalde pers werd aangepakt, had niets meer te maken met vrije meningsuiting. Het draaide allemaal om pure sensatie. Die Engelse rioolkranten hebben er alles voor over om een hogere oplage te scoren. Of ze daarbij iemand schade berokkenen of diep kwetsen, is helemaal niet aan de orde. Ik walg van wat ik toen heb gezien.

“eXistenZ” vertoont enige overeenkomst met “Videodrome”, waarin het menselijke lichaam al getransformeerd werd tot hardware.

Cronenberg: “eXistenZ” gaat over het opnieuw uitvinden van een organische levensvorm, een terugkerend motief in mijn werk. “eXistenZ” is het eerste script dat ik zelf schreef sinds “Videodrome”, waarschijnlijk daarom voel je die sterke link. Dat gebeurde zeker niet opzettelijk, al geloof ik wel dat je gerust al mijn films kunt samenvoegen tot één geheel.

“Videodrome” ging over beeldbandtechnologie, “eXistenZ” gaat over virtuele spelletjes, maar veel verschil maakt dat niet uit. Twintig jaar geleden had ik een soortgelijke film kunnen maken over het filmproces. Een eeuw geleden had je hetzelfde kunnen doen in een roman, een schilderij of een gedicht. Ik zie dat allemaal als een continuüm van creatieve activiteit: de technologie verandert, maar het proces blijft in grote lijnen hetzelfde. Kunstenaars creëren een werk dat de lezer of toeschouwer in staat stelt om andere levens te ervaren. We delen allemaal dezelfde nieuwsgierigheid om in de huid van een ander te kruipen; het leven dat we slijten, is lang niet voldoende. Kunst biedt ons de mogelijkheid om buiten onze persoon te treden. Het doet er niet toe of het om een boek, een film of een virtueel spelletje gaat.

“eXistenZ” is heel speels en vaak grappig, dat zijn we van u niet gewoon.

Cronenberg: Vind je? Ik denk dat de meeste van mijn films erg grappig zijn. “Naked Lunch” is een uitermate grappige film, met het juiste publiek tenminste. In New York zaten ze al te gieren van bij de eerste woorden, je ziet die schaduw van een jongen die op de deur bonkt en zegt: “Exterminator!” In New York zijn ze niet alleen vertrouwd met het werk van William Burroughs, maar herkennen ze natuurlijk de typische fenomenen van hun stad. Voor dat publiek werd “Naked Lunch” een komedie. “Dead Ringers” is ongetwijfeld bij momenten zeer grappig. Zelfs in “Crash” zitten een paar leuke grappen, al is de humor niet aan iedereen besteed.

Voor mijn part doet de toeschouwer wat hij wil met de film die hij ziet. Computergames of het internet zijn lang niet de eerste interactieve media. Iedereen die films maakt die tegengestelde reacties losweken, is in zekere zin interactief bezig. Mijn film blijft altijd dezelfde, maar elke subjectieve reactie maakt er een andere film van. De bioscoopganger brengt onvermijdelijk zijn eigen bagage mee: zijn levensbeschouwing, zijn verleden, zijn seksualiteit en spiritualiteit. Dat wordt allemaal met de film gemixt. Ik ben als eerste verrast door de contradictorische reacties die dit oplevert.

Zelf vind ik mijn films bijvoorbeeld helemaal niet moraliserend, maar wie dat wel vindt, mag gerust zijn gang gaan. Voor mij is de moraal een uitvinding van de mens en bestaat er niet zoiets als een absolute waarheid. Op dat vlak heb ik een existentialistische benadering van het leven. Als puntje bij paaltje komt, ben ik een morele relativist. Je kan met verschillende morele structuren totaal tegengestelde samenlevingen bouwen, die voor mij allemaal evenwaardig en reëel zijn. Daarom zie ik de problemen die Salman Rushdie kreeg ook als een botsing tussen realiteiten. Hij schreef “The Satanic Verses” vanuit een westerse, vrijzinnige traditie die vrijheid van meningsuiting vooropstelt, waardoor hij frontaal in botsing kwam met een rechtse islamitische traditie die uit godsdienstige overwegingen zeer strenge regels oplegt. Beide systemen zijn reëel en komen normaal niet in aanvaring met elkaar. Ik denk dat ik als kunstenaar niet lang zou overleven in Teheran. Daarom probeer ik mijn realiteit van de hunne te scheiden. Zolang dat gebeurt, kom ik niet in de problemen.

De eXistenZ-instrumenten lijken wel seksuele organen: de console heeft tepels die moeten worden gestreeld, het stopcontact onderaan de rug lijkt op een sluitspier.

Cronenberg: Iemand zei heel vlakaf dat de film een fantasie is over het hebben van een tweede aars. Anderen beschreven het dan weer als een vagina, wat me toch verbaast! Kennelijk hebben die toch niet goed gekeken.

“eXistenZ” wordt gespeeld door het aansluiten van het lichaam op een soort uitwendig orgaan. Hoe je het ook draait of keert: elk nieuw gaatje in het menselijk lichaam zal onvermijdelijk echo’s oproepen aan bestaande openingen. Dus vond ik het wel leuk om met dit idee te spelen, zonder dat je er meer moet achter zoeken.

Al brengt het praten over deze film me wel op een paar interessante ideeën. Stel je even voor dat we ons lichaam kunnen aansluiten op uitwendige organen. We zouden bijvoorbeeld een doosje kunnen meezeulen gevuld met allerlei organen die allemaal een verschillende functie hebben: om spelletjes te spelen, maar ook om het lichaam dingen te laten doen die voorheen onmogelijk waren. Je zou dan voortdurend van organen kunnen wisselen. We zouden een wandelende modulaire body building kit worden, elk orgaan verbonden aan een navelstreng die aangesloten wordt op de bloedsomloop of het zenuwstelsel. Dus als een nier het laat afweten, zou een uitwendige nier redding kunnen brengen, zonder dat je daarvoor meteen een zware chirurgische ingreep moet ondergaan.

Veel van uw films, ook nu weer, sturen aan op een fusie tussen het organische en het technologische?

Cronenberg: De ontwikkelingen in de biotechnologie hebben me altijd erg geboeid, maar dan gezien vanuit mijn interesse voor biologie. Het menselijk lichaam blijft de essentie van ons bestaan, ons hoogste werkelijkheidsbesef. Wie dit aanvaardt, legt zich jammer genoeg ook neer bij de idee van de sterfelijkheid. Talloze menselijke activiteiten – van kunst tot religie – zijn dan ook pogingen om te ontsnappen aan de dwangmatige realiteit van het lichaam, zodat je daardoor niet langer je eigen sterfelijkheid hoeft onder ogen te zien. Dat verklaart ook waarom mijn films zo biologie-georiënteerd zijn.

Het is opvallend hoe de jongste jaren veel spitstechnologie ook biologisch getint is. Zo praat men nu over het kweken van een nieuwe generatie van computerchips, gemaakt uit proteïne. Computerchips die dus niet langer zullen gefabriceerd worden maar geteeld. De miniaturisatie is zo fel doorgedreven dat het nu op een moneculair niveau gebeurt. Als je dit allemaal beseft, zijn mijn films helemaal niet zo vergezocht of futuristisch als wel beweerd wordt. Ik vind wel van alles uit, maar zelden gaat het om zaken die niet kunnen.

We zien toch ook dat we al eeuwen met onze lichamen aan het knoeien zijn. Vanaf de oertijd versiert en verbetert de mens zijn lichaam met littekens, tatoeages, piercing, zelfmutilaties, make-up. Corrigerende plastische chirurgie vindt al zijn oorsprong in de besnijdenis. We accepteren gewoon ons lichaam niet zoals het is en proberen het al eeuwen lang te verbeteren. Alleen beschikken we nu over de instrumenten om dat heel subtiel te doen. Nu manipuleren we al DNA zodat we het lichaam al kunnen kneden nog voor het gevormd is, als het nog in een embryonaal stadium verkeert.

Al die technologie roept natuurlijk wel nieuwe ethische vragen op. Interesseert u dat?

Cronenberg: Natuurlijk. In “eXistenZ” is dat niet direct aan de orde, maar het is evident dat je met elke nieuwe aanwinst in de medische technologie een gevoelige snaar raakt. Je merkt het al aan de extreme reacties die klonen oproept. We merken ook dat we ondanks alle tegenkantingen, toch vrij makkelijk onze ethische principes aanpassen aan de technologische revolutie. En zo hoort het ook. Er zijn geen absolute waarden. Aangezien ik niet in god geloof, moet ik zelf mijn ethische normen bepalen. Het universum kent geen enkele ethische wet behalve deze door de mens geschapen. Dat zadelt ons op met een grote verantwoordelijkheid.

U werd lange tijd als een horrorregisseur gekwalificeerd. Was het moeilijk om uit die categorie los te breken?

Cronenberg: Nee. Omdat ik mezelf nooit als een horror-regisseur zag, maar iemand die met zijn films filosofische discussies aansnijdt. Het horrorlabel is een kwestie van marketing, een truukje om mijn films aan de man te brengen.

Als jonge filmmaker kwam het mij goed uit dat ze me een horrorfilmer noemden. Dat betekende dat ik een publiek had, dat ik financierders kon vinden en men wist hoe mijn films te verkopen. Dat laatste is lang niet meer zo evident voor mijn latere films. Neem nu “Naked Lunch”. Hoe verkoop je zo’n film? Als horror? SF? Verfilmde literatuur?

Terwijl een film als “The Fly” het horrorpredikaat gebruikt om iets aan de man te brengen wat commercieel zeer riskant is: een filosofisch getinte relatiefilm. Want waar gaat het in essentie om? Twee mensen worden verliefd op elkaar, één krijgt een afschuwelijke ziekte, de andere ziet hem aftakelen en helpt hem zelfmoord plegen. Zo vat ik “The Fly” samen. Probeer dat concept maar gefinancierd te krijgen! Terwijl het verpakt als een SF-film plotseling wel kan. Het genre bood me vaak de bescherming die ik nodig had. Voor het overige maak ik me geen zorgen over die categorieën. Alleen heb ik er een hekel aan als het horrorlabel als stok wordt gebruikt om de film te slaan.

Hoe ver mag een filmmaker in zijn obsessies gaan? Veel van uw films bevatten schokkende taferelen die de maag van de toeschouwer doen keren. Zijn er voor u zaken die niet door de beugel kunnen? Censureert u uzelf?

Cronenberg: Nee, ik denk dat het heel belangrijk is dat je niet aan zelfcensuur doet. Je merkt het toch ook aan kunstenaars uit totalitaire regimes: het ergste wat ze kan overkomen, is dat ze zichzelf gaan censureren. Pas dan zijn ze echt verloren. Zo lang ze blijven vechten, is er hoop.

Maar dit gezegd zijnde: terwijl je een film maakt, is er ook zoiets als een kwestie van evenwicht. Ik herinner me dat toen ik “The Dead Zone” maakte, sommige mensen opgelucht waren omdat ik niet langer pure gore zou maken. Vlak daarna maakte ik echter “The Fly” waarin je wel allerlei vieze toestanden zag. Gewoon omdat elke film zijn eigen biosfeer heeft, zijn eigen universum, met regels die niet alleen door mij worden bepaald maar ook door de aard van de film zelf. Wat met andere woorden voor de ene film geschikt is – en ik bedoel hier esthetisch, niet sociaal of moreel – kan een andere film vernietigen. Het zijn die interne regels die bepalen hoe gewelddadig of extreem het wordt. Geen kwestie van censuur dus, maar van balans en gezond verstand.

“eXistenZ” vanaf 19 mei in de bioscoop.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content