Boël moet kiezen tussen achthonderd afdan- kingen en het failliet. Forges de Clabecq is al een stap verder. Het personeel hoopt dat een mars voor werk de ommekeer brengt.

Een kale, metalen hal, zo’n voetbalveld groot. In het schaarse licht wachten honderden staalarbeiders in dikke jassen, ze stampen hun voeten warm op een vloer van verharde aarde. Boven de sombere koppen hangt een nevel van sigarettenrook. Alle ogen zijn gericht naar de bestelwagen, waarop de leiders zich klaarmaken voor hun speech. Die begint onveranderlijk met ?Camarades?. Dit lijkt een naturalistische flashback uit een vervlogen decennium, maar het is Forges de Clabecq, anno 1997. Op nauwelijks twintig kilometer van Brussel en zijn Europese paleizen levert het bedrijf zijn lang aangekondigde doodstrijd. De aandeelhouders hebben zich al lang bij het onvermijdelijke neergelegd en ook de banken en de Waalse politieke elite. Die loopt er bij met een, zoals dat heet, bezwaard gemoed, maar vindt dat de ellende nodeloos wordt gerekt. Daar wordt niemand beter van, valt in die kringen te vernemen. Zeker het personeel niet : na de roes moeten die sowieso de kapotte illusies bij elkaar vegen.

Net over de taalgrens ligt de Forges er bij als een vloek in het wijdse Brabantse landschap. De fabriek neemt de vorm aan van een onoverzichtelijk en lelijk kluwen van gebouwen, buizen en hangaars. Tubize, waarvan Clabecq een deelgemeente is, gold geruime tijd als een synoniem voor de Forges. Het bedrijf pootte er hele wijken neer. Maar dat is het verleden. Sinds het stadje van Kamervoorzitter Robert Langendries (PSC) zich een residentiële roeping toedicht, speelt het andere troeven uit. Om kader en hoge ambtenaren te lokken, kan Tubize al dat industrieel geweld en lawaai missen als de pest. Het is uit de tijd en kwalijk voor het milieu. Een brok archeologie, kortom. In de kille hal waar de zware geluidsboxen nu op volle toeren draaien, denken de mensen daar anders over. Wie daar het woord ?l’outil? in de mond neemt, doet dat met eerbied, haast verering. Zonder het productieapparaat, dat labyrint van opslagtanks en ovens, weet het personeel zich uitgeteld. Daarom wordt ?l’outil? gekoesterd. Voor de meesten biedt het de enige kans om het ooit nog eens tot volwaardige, dus productieve burgers te brengen.

EEN PRIESTER AAN HET WOORD

Eind september telde de Forges nog 1.889 personeelsleden of ruim 250 minder dan acht maanden voordien. Zelfs Roberto D’Orazio, de leider van de socialistische vakbondsafvaardiging en veruit de bekendste werknemer van de Forges, kon niet verhinderen dat er al vele jaren systematisch jobs verdwenen. D’Orazio, die sinds 1979 in de Forges werkt en al meer dan dertien jaar als délégué optreedt, treedt opnieuw naar voren als de centrale figuur in het drama dat aan de oevers van het kanaal Charleroi-Brussel zijn beslag krijgt. De jongste tien jaar zette hij bij alle sociale conflicten dat waren er nogal wat de lijnen uit. Hoewel hij beweert Marx, Engels en Lenin te lezen, praat hij niet doctrinair. Pasklare recepten en wondermiddelen om de werkloosheid uit de wereld te helpen, heeft hij niet. ?Ons verzet confronteert de hele samenleving met een belangrijke vraag. Alle verantwoordelijken worden nu geïnterpelleerd : kan het op deze manier nog verder ? Gaan we door met alles op te offeren aan het rendement en daarvoor het hele sociale weefsel te vernietigen ??

D’Orazio formuleert het bijzonder bedaard, last geregeld rustpauzen in en luistert naar tegenargumenten. Maar achter de micro ondergaat hij een gedaanteverwisseling. Dan straalt zijn geblokte figuur zekerheid en onverzettelijkheid uit. Hij bezit de gave om de knagende twijfel weg te praten. En toch stelt D’Orazio de toestand niet mooier voor dan hij is. Hij waarschuwt voor te veel optimisme. De beschikking dat de banken een kredietlijn van 650 miljoen frank moeten openen, betekent niet dat de redding nabij is. ?De banken zullen in beroep gaan. Waar het nu op aankomt, is dat we op 2 februari met heel velen op de mars voor werk zijn. Jullie moeten allemaal komen, met de familie, met de kinderen.?

D’Orazio beweegt zich niet in de kringen die beslissen. Die wereld is hem vreemd. Met Karel Van Miert, de Europese Commissaris die omwille van de concurrentieregels zijn veto uitsprak tegen verdere steun aan Clabecq, heeft hij nog geen woord gewisseld. D’Orazio speelt met andere kaarten. Voor het eerst in de bewogen sociale geschiedenis van de Forges geeft hij een priester het woord. Dat ontlokt commentaren bij de achterban, waar zeventig procent bij de rode vakbond is aangesloten. Maar de pastoor van Sint-Jan de Doper in Clabecq is een ervaren spreker. Hij krijgt de hal stil met bedenkingen over le juste combat en het feit dat mensen geschapen zijn om rechtop te lopen in de plaats van te knielen. ?De situatie is nu zo ernstig dat we een punt moeten zetten achter de oude tegenstellingen. Het gaat om werk, dus over de toekomst van de mensen. Ik was op de Witte Mars, ik zal er ook zijn op de veelkleurige mars voor werk.?

Daarvoor gaan de handen op elkaar, tegelijk wordt de Internationale ingezet. Priester Pierre Goossens zingt la lutte finale niet mee. Hij haast zich naar zijn kerk, een kilometer verder. Hij moet er de uitvaart leiden van Leon Vanderschueren (1912-1997), die een leven lang op de Forges werkte.

LIEVER LUDICITEIT DAN ILLUSIES

Op 20 augustus 1988 vierde de Forges de Clabecq haar honderdjarig bestaan. Eigenaar Pierre Dessy verzekerde het personeel toen dat het de toekomst met vertrouwen tegemoet kon zien. Nauwelijks vier jaar later moest Dessy opnieuw naar de noodrem grijpen. In ruil voor driehonderd afdankingen en tien procent loonsvermindering zou minister-president Guy Spitaels (PS) van het Waals Gewest vijfhonderd miljoen frank in de Forges stoppen. De FGTB noemde het een onduldbare chantage, maar moest zich na veertien dagen staken gewonnen geven. Het geld kwam, de problemen bleven. Begin vorig jaar zat het bedrijf opnieuw kort bij kas en hield de familie Dessy het voor bekeken. Ze verliet de directie. De meerderheidsaandeelhouder, het Waals Geweest, kreeg de dagelijkse leiding in handen. Daarvoor werd een zekere Libert Froidmont, een vertrouweling van de PS, van stal gehaald. Sinds het failliet van de Forges is ook hij alweer vertrokken. Toch liet hij een spoor na. Aan het mededelingenbord hangt nog altijd een vergeelde dienstnota van 11 maart 1996 van hem. ?Iedereen die op het gebruik van alcohol wordt betrapt, zal onmiddellijk wegens faute grave ontslagen worden.?

Het is al een klein wonder dat Clabecq het zo lang heeft uitgezongen. Zowel geografisch als financieel was het altijd een randgeval. Het lag buiten het traditionele staalbekken en had in tegenstelling tot Cockerill geen gepriviligieerde relatie met de Generale Maatschappij. Met het Franse Paribas probeerde het wel tot zaken te komen, maar dat mislukte omdat ze in Parijs op Albert Frère gokten. Al in 1978 wees het Amerikaans studiebureau McKinsey dat voor toenmalig minister van Economische Zaken Willy Claes (SP) de zieke sector doorlichtte , op de voordelen van een sluiting van de Forges. Brussel schrok daar voor terug. Toen waren ze op Clabecq immers nog met meer dan zesduizend. De fabriek kreeg enkele miljarden toegegooid, een habbekrats in vergelijking met de sommen die naar Cockerill schoven.

Al meer dan vijftien jaar is de Forges door de financiële, industriële en politieke elite veroordeeld. Niemand durfde het vonnis echter uitvoeren, omwille van taaie koppigaards zoals een D’Orazio. Deze keer is het echter menens, de baxter wordt afgekoppeld. De Waalse regering, die vorig jaar na lang aarzelen nog anderhalf miljard frank toezegde, werd door de Europese Unie teruggefloten. Als enige politiek kwetsbare aandeelhouder heeft ze nu een sluitend alibi. De banken zijn hun geloof in Europees staal en zeker Clabecq al lang kwijt. Hetzelfde ongeloof laat zich voelen bij het college van curatoren. Om het bedrijf gedurende twee maanden weer op te starten, vragen ze een gewaarborgd krediet van achthonderd miljoen frank. Het is een onredelijk hoog bedrag ; eigenlijk een waarborg dat de activiteiten zeker niet hernomen zullen worden. De voorzitter van het college van curatoren, Alain Zenner, een actief militant van de PRL, formuleerde het iets omzichtiger. ?Van de banken 650 miljoen vragen, komt neer op machtsmisbruik. We hebben nu geen illusies nodig, wel luciditeit.?

HET GEWEST IS MISTER CASH NIET

Ook het Waalse establishment voelt zich voor dit gedachtengoed gewonnen. Het heeft onderhand geleerd dat niet alles betaalbaar is en liet, bijvoorbeeld, zijn leraars maandenlang actie voeren om, finaal, hun eisen niet in te willigen. Zoals de rest van Europa raakte ook het Zuiden van het land in de ban van Maastricht. Slechts één stap verder ligt de gedachte die het bestaansrecht ontzegt van elke menselijke activiteit zeker in de wereld van de economie die niet rendabel is. De Franse socioloog Pierre Bourdieu noemde dat onlangs ?la pensée Tietmeyer? en bestempelde het tegelijkertijd als een nieuw opium. ?Het is niet eens een gedachtengoed, het is een delirium,? oordeelde Bourdieu. In die omstandigheden is het zeer onwaarschijnlijk dat het werkvolk van Clabecq deze krachtproef kan winnen. De grote partijen, inclusief de PS, hebben genoeg van een staalbedrijf dat om de twee jaar een geldtransfusie behoeft. Die duivelscirkel kan slechts doorbroken worden als er voor vele miljarden geïnvesteerd wordt. Voor tenminste vijf miljard, zegt vakbondsman D’Orazio. Minister-president Robert Collignon noemt dat onbespreekbaar. ?Het Waals Gewest is geen jackpot en evenmin een Mister Cash.?

De hoop dat het buitenland of andere staalgroepen, zoals Cockerill-Sambre, redding brengen, is bijna onbestaande. Tot dusver liet niemand enige interesse lekken en zowat alle Europese staalconcerns kampen zelf met overcapaciteit. Een paar maanden terug betoonde Jean Gandois, de baas van Cockerill, enige belangstelling. Niet voor heel Clabecq, slechts voor de beste brokken : goed voor nauwelijks zevenhonderd jobs. Iets gelijklaardigs wil het Nederlandse Hoogovens met Boël : een overname waarbij achthonderd van de tweeduizend jobs sneuvelen. Een pil die de bonden weigeren te slikken.

In normale tijden ging de Forges onherroepelijk dicht. Het land, zeker Wallonië, verkeert evenwel in een shocktoestand. Velen kijken nu anders aan tegen leven en overleven. Ook tegen het overleven van bedrijven. Nogal wat helden van vroeger tuimelden, door toedoen van tal van dubieuze affaires, van hun voetstuk en dreigen in hun val de grootste partij van Wallonië mee te sleuren. Zelfs José Happart, ooit het onfeilbare orakel van Wallonië, is een naam uit het verleden. Op de handelsrechtbank in Nijvel werd duidelijk hoezeer de tijden veranderd zijn. Met een verbazingwekkend vonnis verplichtte rechter Luc Versluys de banken om een krediet van 650 miljoen vrij te maken. De weldenkende pers steigerde. Het eensgezinde front van L’Echo de la Bourse, De Tijd, De Morgen en La Libre Belgique lachtte het vonnis van le petit juge weg. Onder die commentatoren waren er ongetwijfeld die curator Zenner hadden gehoord. ?Versluys gaat binnenkort met pensioen. Niemand controleert hem nog.?

Niet alleen de vonnissen, ook het optreden zelf van Versluys stoort nogal wat lieden. Hij geeft iedereen, ook de metallo’s, de kans om hun standpunt te formuleren. En hoewel er in de verste verte geen politieman te ontwaren is, loopt het nooit uit de hand. Iedereen gedraagt zich correct en als het fout dreigt te lopen, grijpt Versluys in. Dan volgt een korte uiteenzetting over democratie en gerecht. Dit is een warme rechtspraak, één die mensen, ongeacht hun maatschappelijke positie respecteert.

De Waalse PS-staat wankelt. De strijd voor Clabecq komt nu in een heel bijzondere politieke conjunctuur terecht, één die de apparaten niet meer controleren. Zoveel belangrijker dan een oproep van Happart is uitnodiging van Carine Russo, de moeder van Mélissa, over de mars voor werk. ?De ouders van de verdwenen kinderen willen iedereen aansporen om op 2 februari naar Clabecq te komen. Alles is met alles verbonden. Of we nu over werkloosheid, drugs, prostitutie, slachtoffers, curatoren, justitie of het sociale praten, altijd gaat het over het leven en de toekomst van onze kinderen.?

Paul Goossens

De mannen van de fabriek : geschapen om rechtop te lopen in de plaats van te knielen.

Gino Russo : dezelfde doelstellingen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content