Het was niet altijd grote liefde tussen paars-groen en het sociale middenveld. Drie vertegenwoordigers kanten zich tegen de privatiseringsdrift en pleiten voor minder individualisme, meer werk en betere belastingen.

Paars-groen is een heel nieuwe ervaring geweest voor het sociale middenveld. Door het aantreden van de regering van Guy Verhofstadt (VLD) kreeg die brede waaier van vakbonden, ziekenfondsen, milieuverenigingen, derdewereldorganisaties, sociaal-culturele verenigingen, gezins- en andere bewegingen te maken met een man die meer dan tien jaar geleden in zijn eerste Burgermanifest fel van leer trok tegen hun greep op de politiek.

Maar sociaal onderzoek heeft sindsdien uitvoerig getoond hoe belangrijk het mozaïek van dat middenveld is voor de samenhang van de samenleving. Geen enkele politieke partij durft nog zijn bestaansrecht te ontkennen. Grote klassieke verenigingen bundelen bovendien de krachten met jongere organisaties en nieuwe bewegingen. Netwerking is het motto van allianties zoals het Belgisch Sociaal Forum en de Staten-Generaal van het Vlaamse Middenveld. Op dat laatste forum kregen paars-groen en dan vooral de liberalen het verwijt dat ze de georganiseerde inspraak ondergeschikt maken aan de inbreng van individuele burgers.

Knack bracht drie vertegenwoordigers van het middenveld samen: voorzitter Luc Cortebeeck van de christelijke vakbond ACV, voorzitter Roger Pauly van de Gezinsbond, en Eric Goeman, woordvoerder van ATTAC (Associatief netwerk voor een Taks op Financiële Transacties en voor het Aansterken van de Civiele Maatschappij).

LUC CORTEBEECK: In tegenstelling tot de andere vakbonden en de werkgeversorganisaties werden wij aanvankelijk buiten de formele gesprekken gehouden. Ik heb Verhofstadt toen voor de keuze gesteld: ofwel liet hij ons binnen, ofwel zouden we postvatten voor zijn deur. Dat heeft vruchten afgeworpen. Met de socialistische en groene ministers hadden we vanaf het begin wel goede informele gesprekken. De groenen bleken ook een interessante informatiebron, maar bij belangrijke beslissingen konden ze niet genoeg gewicht in de schaal werpen tegenover de machtsblokken van de liberalen en de socialisten.

ROGER PAULY: De Gezinsbond heeft met alle partijen van paars-groen goede contacten. Met de SP.A en Agalev is er tweerichtingsverkeer: wij kunnen naar hen toestappen en zij vragen ons om commentaar op hun voorstellen. Ook bij de liberalen zijn we welkom, maar zij zullen ons niet snel zelf benaderen.

Natuurlijk wegen wij in de eerste plaats af wat de regering voor de gezinnen heeft gedaan. Op het vlak van ouderschapsverlof heeft paars-groen geen vooruitgang geboekt en het tijdskrediet is voor jonge gezinnen slechter dan het oude systeem van loopbaanonderbreking. De kinderbijslag voor het eerste kind van zelfstandigen is een beetje opgetrokken, maar meer ook niet. Positief is wel de aangepaste bijslag voor ouders van gehandicapte kinderen, een voorstel van de Gezinsbond dat minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) bijna integraal heeft overgenomen.

Wat de Belgische andersglobalisten betreft, koos de premier voor een andere, meer mediagenieke aanpak: hij schreef hen ‘open brieven’.

ERIC GOEMAN: De opmars van het andersglobalisme is in ons land samengevallen met het ontstaan van paars-groen. Onze beweging bestaat uit klassieke non-gouvernementele organisaties (ngo’s), nieuwe initiatieven zoals ATTAC, restanten van klein-links en – dat wordt vaak vergeten – veel mensen die individueel deelnemen aan een manifestatie omdat ze aangesproken worden door de thema’s van het andersglobalisme.

Omdat onze beweging zo verscheiden is, valt het niet mee om met de regering te overleggen. Bovendien houden wij niet van lobbyen. Hoewel het soms niet te vermijden is, beschouwen we dat als achterkamertjespolitiek. Wij bouwen een burgerbeweging op en de straat is volgens ons een beter actie- en pressiemiddel.

PAULY: Tja, bij ons zijn natuurlijk wel 300.000 gezinnen aangesloten, maar die stoppen niet met zorgen en opvoeden. Gezinnen staken niet. We moeten dus andere wegen bewandelen.

CORTEBEECK: Ook de vakbonden worden er steeds meer toe gedwongen om actiegericht en buiten de klassieke overlegstructuren te werken. Onderschat het effect van het eerste Burgermanifest van Verhofstadt niet: sindsdien richten politici zich meer tot de burger en minder tot de georganiseerde samenleving. Onder de vorige regering van christen-democraten en socialisten was dat al merkbaar en onder paars-groen is het alleen maar versterkt. De sociale partners werden uit overheidsinstellingen en hoge raden geweerd, of kregen er het gezelschap van niet-representatieve deskundigen. De inbreng van de regering in het beheer van de sociale zekerheid en de ziekteverzekering is toegenomen doordat de ministers vetorecht hebben.

Principieel ben ik ervoor dat het overleg open en bloot plaatsvindt, maar onder paars-groen gebeurde dat alleen als het de regering goed uitkwam. In het begin had ze ons bijvoorbeeld niet nodig omdat ze veel kon uitdelen. De vreugde om dat gebaar wilde ze niet met anderen delen. Pas toen het financieel moeilijker werd, kregen we een prominentere rol.

GOEMAN: Tijdens de G8-top in Genua noemde Verhofstadt ons straatcrapuul. Maar al snel bleek dat er in onze beweging geen black block aanwezig was. De eerste manifestaties die zonder incidenten verliepen, vonden in België plaats. Verhofstadt is een intelligent politicus en had dan ook al snel door dat hij weinig kon winnen bij de verdere criminalisering van de andersglobalisten. Dus koos hij voor de weg van de recuperatie en probeerde hij, weliswaar zonder succes, de beweging te verdelen door ‘goede’ en ‘slechte’ andersglobalisten te onderscheiden. Op de eerste internationale conferentie over globalisering in Gent had hij het lef om zich met allemaal linkse mensen te omringen. Hoewel dat een mediastunt van de eerste orde was, moet ik toegeven dat geen enkele andere premier dat heeft gedurfd.

PAULY: Het primaat van de politiek sijpelt overal door: in de hervorming van de adviesraden, in het beheer van belangrijke sociale instellingen zoals Kind en Gezin. Overal worden onafhankelijke experts binnengehaald, alsof onze organisaties geen deskundigen zouden hebben. Onder invloed van de Staten-Generaal – een initiatief dat ik samen met voormalig ACW-voorzitter Theo Rombouts heb opgezet – is dat intussen enigszins gecorrigeerd.

Nog zo’n nieuwigheid is het internet als communicatiemiddel tussen ministers en burgers. Ik waardeer dat als aanvulling, maar het mag de contacten met het middenveld niet vervangen. Want wie communiceert via het internet met een minister? Een beperkte groep hoogopgeleide mensen zonder pressiemiddel. Het algemeen belang van een samenleving is nooit de optelsom van individuele wensen.

Alle partijen bewijzen lippendienst aan het belang van de organisaties van het middenveld, maar toch zegt u dat hun inbreng wordt ‘verdund’.

PAULY: Vroeger hadden grote klassieke organisaties een ruilverhouding met de politiek: ze leverden stemmen en kregen in ruil inspraak en mogelijkheden om diensten te organiseren. Die tijd is voorbij. Politici hoeven het ook niet met onze standpunten eens te zijn, maar onze deskundigheid kan wel nuttig zijn. Zo heeft minister Vandenbroucke contact met ons opgenomen toen hij de maximumfactuur wilde invoeren in de gezondheidszorg. Aan Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels (Agalev) hebben we dan weer kunnen tonen dat haar oorspronkelijke voorstel over kinderopvangtarieven nefast zou zijn voor de middeninkomens.

CORTEBEECK: Politici houden niet van machtsgroepen die hun agenda willen doordrukken, maar ze onderschatten het probleemoplossende vermogen van grote representatieve organisaties. Dossiers zoals het tijdskrediet, het stakingsrecht en het statuut van arbeiders en bedienden kan de politiek bijvoorbeeld nooit alleen tot een goed einde brengen. Vakbonden en werkgeversorganisaties moeten nieuwe regelingen dragen door samen naar oplossingen te zoeken.

PAULY: Politici begrijpen inderdaad onvoldoende dat het middenveld een draagvlak kan bieden door de mensen uitleg te geven over bepaalde beslissingen. Soms begrijp ik die weerstand niet. Een organisatie zoals de Gezinsbond heeft ook een maatschappelijke opdracht, die samenhangt met democratische waarden.

Politici halen hun legitimiteit uit verkiezingen. Maar ook de vakbonden of de Gezinsbond die in Vlaanderen 1,5 miljoen mensen bereikt, zijn gelegitimeerde organisaties. Het middenveld heeft het recht om politici te controleren, te evalueren en met hen in debat te gaan om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan het beleid.

CORTEBEECK: In zijn boekje over De vierde golf laat Verhofstadt uitschijnen dat het middenveld vooral interessant is om politieke beslissingen uit te leggen. Maar ik wil niet dat de vakbeweging of een andere sociale organisatie gereduceerd wordt tot een spreekbuis die beleidsmaatregelen vertaalt.

GOEMAN: Door zijn open brieven en conferenties over de globalisering heeft Verhofstadt steeds zelf het tijdstip en de plaats van het overleg bepaald. Maar dat is geen structurele dialoog. Ondertussen werken ngo’s, de vakbonden en nieuwe organisaties zoals ATTAC in ons land steeds beter samen. Dat is een uiterst belangrijke stap die vijf jaar geleden ondenkbaar was. En we kunnen nog uitbreiden met bijvoorbeeld de gezinsbeweging en middenstandsorganisaties.

Verhofstadt heeft veel over ethische globalisering gepraat, maar in de praktijk schoot daar nooit veel van over. Liberalen zijn vooral geïnteresseerd in belastingverlaging en niet in rechtvaardige fiscaliteit. De Tobintaks hebben we bijvoorbeeld met de steun van Dirk Van der Maelen (SP.A) en Leen Laenens (Agalev) op de agenda van het parlement kunnen zetten. Ons voorstel was zelfs beter dan de Franse versie en zou de regering niets gekost hebben omdat een Tobintaks uiteindelijk in Europees verband moet worden ingevoerd. Toch hebben VLD en MR op het beslissende moment de zaal verlaten om de zaak te kelderen.

CORTEBEECK: Wat is behoudsgezind? Wat is vooruitstrevend? Er zijn in elk geval nog altijd duidelijke tegenstellingen. Sommige mensen vinden dat de staat een aantal verantwoordelijkheden moet opnemen, anderen geloven dat de overheid zoveel mogelijk taken moet afstoten en dat de vrijgekomen middelen dan terug naar de burger kunnen gaan.

GOEMAN: De huidige regeringspartijen zijn allemaal sociaal-liberaal. Ze aanvaarden zonder uitzondering het primaat van de vrije markt. Ministers zoals Johan Vande Lanotte (SP.A), Vandenbroucke en Vogels leggen sociale klemtonen, maar toch stevenen we op een duale maatschappij af. Op termijn zullen sommige mensen bijvoorbeeld een beroep kunnen doen op een redelijke gezondheidszorg en andere op een fantastische gezondheidszorg. Natuurlijk staan andersglobalisten daar niet achter: wij willen niet meer markt, maar meer sociale gelijkheid.

CORTEBEECK: Er is nog altijd een grote kloof tussen rijk en arm. Paars-groen heeft de minima in de sociale zekerheid niet genoeg verhoogd en de sociale uitkeringen zijn niet welvaartsvast gemaakt. Aan de andere kant wordt er wel een tweede pijler uitgebouwd in de pensioensector en de gezondheidszorg. Het onderscheid tussen hebben en niet hebben wordt daardoor alleen maar groter.

PAULY: Wat mij bij alle partijen opvalt, is het gebrek aan visie over immateriële zaken. Dat blijkt al uit de manier waarop mensen in onze samenleving worden ingedeeld: er zijn actieven en niet-actieven. Actieven zijn dan mensen die buitenshuis een betaalde baan hebben. Alsof zorgarbeid of het opvoeden van kinderen geen werk is. Voor dat soort dingen is er geen aandacht.

Als het sociale weefsel teloorgaat, rest alleen een verzameling van losse burgers. En dat terwijl er mensen zijn die van alles te veel hebben, maar onvoldaan blijven als het over levenskwaliteit en zingeving gaat. Daarom snakken velen naar een verband dat boven hun eigen belang uitstijgt.

CORTEBEECK: Dat leeft inderdaad heel sterk. Sommigen hebben in de eerste plaats nood aan een leefbaar inkomen – dat is een basisvereiste -, maar we mogen de behoefte aan levenskwaliteit niet vergeten. Dat is volgens mij ook de enige manier om de algemeen verspreide onveiligheidsgevoelens te bestrijden.

PAULY: Onveiligheid heeft niet alleen te maken met criminaliteit of te weinig politie. Het is een gevoel dat voortkomt uit onzekerheid en inherent is aan een samenleving die heel snel verandert. Daarmee moeten we leren leven door vertrouwen te hebben in onszelf en in anderen. We hebben verbondenheid nodig en die kun je volgens mij op de eerste plaats in een gezin vinden. Wat mij betreft, moet het gezin model staan voor de hele samenleving.

Het maatschappelijke middenveld lag geregeld met paars-groen overhoop over de balans tussen sociale maatregelen en belastingverlaging. Het ACV had daar recent nog een grondig meningsverschil over met minister Vande Lanotte.

CORTEBEECK: De politiek maakt twee grote fouten. Ten eerste geven politici de indruk dat ze alles zelf kunnen beslissen, terwijl Europa steeds meer bevoegdheden heeft en zaken regelt. Ten tweede doet de regering alsof het allemaal niet op kan: alles kan en het kost niets. Nonsens natuurlijk, want het geld moet ergens vandaan komen.

Het is niet eerlijk om de bevolking een rad voor ogen te draaien. Op den duur moeten wij onze leden op de grenzen van het systeem wijzen. Dat probleem was het grootst toen paars-groen net was aangetreden en de vakbeweging de hele tijd links inhaalde met allerlei onmogelijke beloftes. Wij waren het die moesten afremmen.

GOEMAN: Veel jongeren beseffen niet meer wat belastingen zijn. Onze maatschappij onderkent steeds minder het belang van fiscaliteit. Daarom zijn we onder meer samen met de vakbonden in het Financieel Actienetwerk gestapt. Het ACV zocht partners om de vermogensbelasting op de agenda te zetten, wij wilden steun voor onze strijd tegen belastingparadijzen, en een groepering zoals de Bond Beter Leefmilieu vecht voor een groene fiscaliteit. Door samen te werken, kunnen we allicht meer druk uitoefenen op de volgende regering.

CORTEBEECK: Een betere belasting op vermogens is erg belangrijk. Het is toch evident dat men moet weten hoe groot iemands vermogen is en dat ook vermogenden hun deel bijdragen? Een verschuiving naar andere vormen van belastingen is noodzakelijk, want een overheid heeft tenslotte middelen nodig. Kijk wat er vandaag in de gevangenissen gebeurt: er is niet eens genoeg geld om het recht fatsoenlijk te organiseren. Ook de maatschappelijke zorg gaat kapot, terwijl er lange wachtlijsten zijn.

GOEMAN: Op zich is niemand tegen een belastingverlaging, maar het moet wel gekoppeld worden aan bijvoorbeeld groene fiscaliteit of een belasting op vermogens. Anders is het niet meer dan een electorale strijd om de middenklasse.

PAULY: Bij de belastingverlaging die deze regering heeft doorgevoerd, zijn een paar heel goede stappen gezet, onder meer op het vlak van de fiscale discriminatie van gehuwden. Maar de gezinsmodulering ontbreekt en er blijven nog grote ongelijkheden. Als een gezin met één inkomen evenveel verdient als een gezin met twee inkomens, betaalt dat eerste meer belastingen. Voor gezinnen die hun belastingvoordeel niet benutten, is er een belastingkrediet van 250 euro. Prima, alleen doen gezinnen die dat voordeel wel uitputten veel meer profijt.

CORTEBEECK: Door de paars-groene belastingverlaging spaart een gemiddeld gezin eigenlijk maar 65 euro uit, en dat is helemaal niet zo denderend aangezien de maatregel de samenleving meer dan vier miljard euro kost.

Werkgelegenheid wordt een absolute prioriteit voor de nieuwe regering.

CORTEBEECK: Wie vandaag veel werknemers tewerkstelt, wordt zowel door de sociale zekerheid als door de fiscus te zwaar belast. We zijn dus gewonnen voor een nieuwe lastenverlaging voor de ondernemingen, maar dit keer wel in ruil voor bijkomende jobs.

PAULY: België is het enige Europese land waar lasten worden betaald op het volledige loon, en dat heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. We moeten onze economie op peil houden. Dat zou kunnen door in de sociale zekerheid een onderscheid te maken tussen enerzijds arbeidsgebonden risico’s van onder meer werkloosheid en pensioen, en anderzijds algemene risico’s op het vlak van de gezondheidszorg en de kinderbijslag. Als die laatste, kostencompenserende uitgaven met algemene middelen worden gefinancierd, komt er ruimte voor een lastenverlaging voor de bedrijven. En daar moet dan werk tegenover staan.

CORTEBEECK: Er zijn in ons land heel wat mogelijkheden die duurzame werkgelegenheid kunnen opleveren. Ik denk bijvoorbeeld aan het mobiliteitsprobleem. Grote werken voor de uitbouw van openbaar vervoer brengen banen mee. In dat verband kan België ook een grote rol spelen op Europees niveau door maatregelen te promoten die tot meer werk leiden.

Daarbij moeten we ons ook verzetten tegen een te verregaande privatisering van overheidsdiensten. In het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Australië en Canada blijkt welke drama’s er ontstaan als alle mogelijke diensten in handen komen van bedrijven die enkel winst willen maken. Privatisering is niet de beste oplossing voor alle problemen. Elektriciteit, water, openbaar vervoer: als de overheid in die domeinen optreedt als een goed beheerder kan dat veel werk meebrengen.

GOEMAN: Dé strijd van de volgende jaren – en die willen we het liefst met zoveel mogelijk partners voeren – is die tegen de privatiseringsdrift. Publieke dienstverlening moet veel meer worden uitgebouwd en op die manier kan veel werk worden gecreëerd. Maar daartoe moet de overheid meer middelen hebben, en dus is een andere fiscaliteit noodzakelijk.

CORTEBEECK: Als de privatisering van de dienstverlening te ver wordt doorgetrokken, zitten we straks ongelooflijk in de problemen. België mag zich in Europa niet te passief opstellen, maar moet een eigen visie blijven uitdragen. Tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie heeft onze regering dat op een aantal punten trouwens voortreffelijk gedaan. Alleen zijn die ideeën achteraf kapotgemaakt door de Spaanse en de Deense voorzitters. De risico’s zijn alvast heel groot. We zijn voor een uitbreiding van de Europese Unie, maar alle kandidaat-lidstaten zijn heel erg doordrongen van de vrije markt.

PAULY: Europa had beter op politiek vlak orde op zaken gesteld voor de uitbreiding naar 25 lidstaten. Aan de andere kant heb ik geen moeite met Europese krachtlijnen en principes, maar de invulling moet aan de lidstaten worden overgelaten. In elk geval mag het niet uitdraaien op een nivellering naar beneden. Dat zou nefast zijn.

GOEMAN: Kijk, het heeft geen enkele zin om te doen alsof wij het middelpunt van de wereld zijn, maar we kunnen wel een aantal sociale principes proberen uit te dragen in Europa en ook daarbuiten, want het andersglobalisme is bij uitstek een mondiale beweging.

Patrick Martens

luc cortebeeck ‘In het begin haalde paars-groen ons de hele tijd links in met onmogelijke voorstellen.’

eric goeman ‘Dé strijd van de volgende jaren is die tegen de privatiseringsdrift.’

roger pauly ‘Wat mij bij alle partijen opvalt, is het gebrek aan visie over immateriële zaken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content