Het laatste woord

Karl Van Camp

In het interview met Karl Van Camp (‘Ik voorspel: de gemeenteraadsverkiezingen zullen tegenvallen voor de N-VA’, Knack nr. 15) lees ik de volgende bewering: ‘Annick De Ridder heeft al in de media te verstaan gegeven dat ze niet echt Vlaamsgezind is.’ Wat een klinkklare onzin en zelfs regelrechte leugen is me dat. In welke media zou ik zoiets verklaard hebben? Aangezien ik die uitspraak nooit deed, kan ze ook niet ‘bij de achterban blijven hangen’. Ik wijs de lezers er graag op dat ik al van in mijn studententijd zeer Vlaamsgezind ben, en dat engagement altijd en rechtlijnig in mijn politieke bestaan heb doorgetrokken. Het was de reden waarom ik politiek actief werd (hoewel ik toen niet voor de eerder ‘linkse’ Volksunie van Bert Anciaux kon kiezen), en de sociaaleconomische realiteit heeft dat Vlaamse bewustzijn alleen maar versterkt. De N-VA is voor mij het enige mogelijke antwoord: identitair, qua plannen voor staatsstructuur, en wat de veiligheids- en sociaaleconomische recepten betreft.

Michael Merry

De schoolachterstand bij moslimkinderen is vaak te wijten aan taalachterstand en gebrekkige opvolging door de ouders. Dat blijkt uit de praktijk. Zoals ‘leesmoeders’ zou er ook een netwerk van ’taakmoeders en -vaders’ moeten worden opgericht om die kinderen individueel te begeleiden met hun huiswerk en toetsvoorbereidingen. Nederlands of Frans moet de eerste taal worden, niet het Arabisch. Om de integratie, sociale mix en taalvaardigheid te helpen, moeten deze kinderen ook gestimuleerd en begeleid worden naar jeugdbeweging, sport- en hobbyclubs, vrijwilligerswerking enzovoort.

Brussel (1)

Het artikel ‘De Bruselse jackpot’ (Knack nr. 15) geeft concrete kritiek op alle bestuursniveaus, zonder in een stellingenoorlog te vervallen tussen communalisten en regionalisten met de bekende vijandsbeelden. Hier en daar gaat u wat kort door de bocht. De Vereniging van Stad en Gemeenten in Brussel (Brulocalis) bestaat in elk gewest met een overkoepelend federaal orgaan. Het biedt een discussieplatform voor lokale mandatarissen en het werkveld, en het werkt juridische adviezen uit voor gemeenten en OCMW’s. Kritiek op Brulocalis moet kunnen, maar niemand heeft er belang bij om dat orgaan in Brussel enkel als politieke lobbygroep te gebruiken, zoals het artikel beweert. Wie zou er anders nagaan of de federale overheid genoeg oog heeft voor de federale financiering van leeflonen en hun activeringsplicht bij de druk bevraagde Brusselse OCMW’s?

Het laatste woord

Brussel (2)

Wat er nodig is, is een efficiënter bestuur met minder geldverspilling dat een ernstige strijd voert tegen de verkrotting, de ongelijkheid en de armoede. Ik hou van Brussel, en het doet mij pijn dat het profitariaat regeert.

Brussel (3)

Ik moet vaststellen dat de opeenvolgende staatshervormingen de instellingen zó complex hebben gemaakt dat slechts een handvol grondwetsspecialisten nog weet hoe onze staatsmachinerie in elkaar zit. Bovendien zijn zij het over over tal van essentiële zaken oneens. Het Brusselse imbroglio is volstrekt onbegrijpelijk. Hoe de belastingbetaler dat blijft dulden, is een raadsel. De nakende verkiezingen zullen weer niets oplossen in Brussel, en toch zal deze gammele boot in de vaart worden gehouden.

Werkgelegenheid

In het artikel ‘Aan de slag, aan de slag!’ (Knack nr. 15) vind ik geen vermelding van de verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel op het vlak van werkzaamheidsgraad (het percentage van de bevolking tussen 20 tot 64 jaar dat aan het werk is). Nochtans zijn die leerrijk. Wallonië: 62,6 procent; Brussel 59; Vlaanderen 72 procent (cijfers van ‘werkbelgie’ voor 2016). Het zwaartepunt van Belgiës lage werkzaamheidsgraad ligt dus in Franstalig België.

Woonzorgcentra (1)

Ik begrijp de visie van thuisverpleger Pierre Fourier op de problematiek, maar ik vind dat hij nogal kort door de bocht gaat (‘Veel hulpverleners hebben geen enkel respect voor de wil van oude mensen’, Knack nr. 14). Er zijn mogelijk maatschappelijk werkers die zeer agressief te werk gaan en hun patiënten het idee geven dat ze geen andere keuze hebben, maar dat is zeker niet overal het geval. Ik wil ook benadrukken dat niemand zomaar aangeraden wordt om te verhuizen naar een woonzorgcentrum, en dat ouderen niet gedwongen kunnen worden. Beslissingen nemen over het hoofd van de betrokkene is onmogelijk, tenzij er een bewindvoerder aangesteld is. Er zal altijd rekening gehouden worden met de wil van de patiënt.

Daarnaast ben ik het niet eens met de stelling dat alle hoogbejaarden die geen dementie hebben alleen thuis kunnen wonen. De beperkingen die bij het ouder worden komen kijken, zijn enorm divers. Ik denk dat het beter is om te stellen dat ouderen die zwaar zorgbehoevend zijn en nood hebben aan vierentwintiguurszorg niet alleen thuis kunnen blijven. Het criterium dementie is te beperkt.

Tot slot is het jammer dat er niet meer aandacht besteed wordt aan het beleid. Er moet inderdaad een eind worden gemaakt aan de versnippering tussen de federale en de Vlaamse bevoegdheden. Daar heb je geen staatshervorming voor nodig, enkel samenwerking tussen de verschillende niveaus. Binnen de Vlaamse ouderenzorg is er zeker verandering op komst. Met het systeem van persoonsvolgende financiering, waarbij de oudere een budget krijgt om zijn zorg in te kopen, zal de keuzevrijheid en de autonomie van veel ouderen toenemen. Pierre Fourier haalt enkele belangrijke knelpunten in de zorg aan, maar wijst daarvoor nogal makkelijk naar de sociale dienst. De realiteit is veel complexer dan hij ze voorstelt.

Woonzorgcentra (2)

Dit artikel bevat helaas de waarheid: de terreur in de Belgische gezondheidszorg is enorm, zeer subjectief, met dreiging tot internering. Mensen gaan huilend naar een instelling. Bedenk ook de enorme financiële omzet in deze sector op kosten van de gepensioneerde en de overheid. Inmiddels zijn er assistentiewoningen te veel. Deze sector moet dringend doorgelicht worden.

Pensioenen

In het interview met arbeidseconoom Stijn Baert (‘Sollicitanten worden al vanaf veertig jaar gestraft’ (Knack nr. 14) wordt deze stelling voorgelegd: ‘Er is kritiek omdat de ambtenarenpensioenen, die veel hoger liggen dan de andere, worden ontzien’. De ambtenarenpensioenen zijn helemaal niet hoger dan de pensioenen van de werknemers met aanvullend pensioen. Bovendien worden ze evenmin ontzien. De gemiddelde gepensioneerde ambtenaar houdt maandelijks 1742 euro over. Het gemiddelde pensioeninkomen van werknemers met een aanvullend pensioen ligt op 1748 euro. Dat is net iets meer dan dat van de gemiddelde ambtenaar.

De maatregelen van deze regering treffen in het bijzonder de ambtenaren. Vervroegd pensioen wordt door de verstrenging van de loopbaanvoorwaarden veel minder toegankelijk. Omdat ook de diplomabonificatie afgeschaft wordt, worden ambtenaren zwaar getroffen. Gemiddeld zullen ambtenaren in 2040 tot vier jaar langer moeten werken.

Daartegenover staat een verlaging van het pensioenbedrag. De afschaffing van de pensioenbonus alleen verlaagt het gemiddelde overheidspensioen tot 5 procent in 2020. Ook de afschaffing van de diplomabonificatie en het gemengde pensioen zorgen voor een verlaging van de overheidspensioenen. Als de regering haar plannen verder doorvoert, komt daar het puntenpensioen nog bij. Dat puntenpensioen is de ultieme afbouwoperatie van de overheidspensioenen, want dan verschuift de berekeningsbasis naar de volledige loopbaan, en zorgt dat voor een pensioenverlaging van 15 procent.

Individuele lezersbrieven zijn welkom bij Knack, Raketstraat 50, bus 2, 1130 Brussel, website: www.knack.be of mailen naar lezersbrieven@knack.be.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content