Taal en cultuur koppelen aan economie, het is niet evident. De Vlaamse beweging heeft het toch gewaagd. In Greep naar de markt zet de jonge historicus Olivier Boehme de sociaaleconomische agenda van de Vlaamse beweging onder een krachtige lamp.

Niet zonder reden schreef gewezen premier Gaston Eyskens in de epiloog bij zijn memoires: ‘Ik ben er bijzonder trots op dat ik de economische opgang van Vlaanderen en van het Vlaamse volk mee heb kunnen realiseren. Hiermee is een van mijn jeugddromen in vervulling gegaan.’ Want midden jaren 1960 steeg de economische groei in Vlaanderen boven het Belgische gemiddelde – en dat voor het eerst sinds het ontstaan van België in 1830. Eyskens’ expansiewetten van 1959 en de daaraan verbonden subsidies hadden hun effect in Vlaanderen niet gemist.

Gaston Eyskens is een van de hoofdrolspelers op het woelige toneel van de vooroorlogse Vlaamse beweging die in het boek Greep naar de markt van historicus Olivier Boehme (34) in een nieuw licht wordt gebracht. In zijn boek, dat door professor Herman Van Goethem (Universiteit Antwerpen) een mijlpaal in de geschiedenis van de Vlaamse beweging in de jaren 1918-1940 wordt genoemd, beschrijft Boehme als eerste omstandig de sociaaleconomische agenda van de vooroorlogse Vlaamse beweging, die toen al ideologisch versplinterd was geraakt. Na de Tweede Wereldoorlog vonden verscheidene hoofdrolspelers in die brede Vlaamse beweging, met Gaston Eyskens als een van de spilfiguren, elkaar terug. Niet alleen op de politieke scène, maar ook in de financiële en economische machtscentra van Vlaanderen. Zonder kennis van die geschiedenis vallen de recente gebeurtenissen in de Wetstraat en de langdurige politieke, communautaire crisis nauwelijks te duiden.

Olivier Boehme: ‘Mijn onderzoek stopt dan wel in 1940, maar van een breuk in de ontwikkeling van de sociaaleconomische agenda van de Vlaamse beweging is geen sprake. Integendeel. De continuïteit tussen het interbellum en de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw is onmiskenbaar. Die Tweede Wereldoorlog lijkt zelfs een brug.

‘Een aantal zaken werd uitgeprobeerd. De extreemrechtse experimenten bleken niet te werken, wat een louterend effect had. Sommige zaken werkten dan weer wel. In Nederland werd met de sociale zekerheid gewoon voortgebouwd op de sociale wetgeving die was ingevoerd door de Duitse bezetter. Van België valt eigenlijk hetzelfde te zeggen. Het proces dat in de jaren twintig en dertig in Vlaanderen op gang kwam, ging na de oorlog gewoon door. De economische opgang van Vlaanderen werd onstuitbaar, vooral dankzij buitenlands, overwegend Amerikaans kapitaal. De Vlaamse beweging wil dat al eens vergeten.

‘De Waalse neergang, die voor de oorlog al begon, zette zich sterk door, net als de politieke conclusies die daaraan werden verbonden. In de jaren vijftig en zestig grepen de Walen naar de federalistische noodrem, waarvan ze vandaag moeten toegeven dat die niet heeft geholpen – wel integendeel. Daarom wil uitgerekend links Wallonië dat proces nu stilleggen en, als het even kan, een en ander opnieuw centraliseren. En dat terwijl de Vlaamse christendemocraten, die na de oorlog voor de Vlamingen de tijd rijp achtten om de Belgische staat in handen te nemen en dus geen voorstanders waren van federalisme, dat vandaag wel zijn.’

IDEOLOGISCHE BREUK

Goed tien jaar geleden publiceerde Olivier Boehme zijn opgemerkte Revolutie van rechts en intellectuelen in Vlaanderen tijdens het interbellum. Waarna de jonge academicus zich even in de achterkamers van de Belgische politiek waagde. Hij was een van de medeoprichters, samen met Dirk Verhofstadt, van de denktank Liberales.

Zijn boek over de revolutie van rechts en zijn medewerking aan de geschiedenis van De Nationale bank van België, 1939-1971, geschreven samen met Walter Pluim, waren voor Boehme de aanzet voor Greep naar de markt.

boehme: ‘Bij mijn eerste boek over de revolutie van rechts kreeg ik in academische kringen al eens de vraag: “Wat tracht jij hier te vergoelijken?” Want ik ging in bepaalde opzichten genuanceerder te werk dan anderen. Naderhand vielen de reacties erg mee.

In Greep naar de markt valt geen enkele ideologische tendens aan te wijzen. Ook al ben ik liberaal van gezindte. Ik heb getracht een zo duidelijk mogelijk beeld te scheppen van wat dat Vlaamse economische nationalisme nu eigenlijk is geweest.

‘Uit mijn onderzoek blijkt dat het economische nationalisme in Vlaanderen niets anders is dan nationalisme met economische middelen. En dat merk je zelfs tot vandaag. In dat zo rationeel geformuleerde, beargumenteerde discours van iemand als Bart De Wever (N-VA) speelt finaal toch de wil om dat zelfstandige Vlaanderen te creëren. En dat verhaal wordt dan met transfers en andere argumenten gestoffeerd. Over de transfers binnen Vlaanderen hoor je dan weer niets. In naam van het federalisme wil men homogene bevoegdheidspakketten, maar waar het dan weer zinvol zou zijn om bevoegdheden te herfederaliseren, geeft niemand thuis.

‘Het was niet anders tijdens het interbellum. Over dat economische nationalisme werd een zeer rationeel debat gevoerd, maar als het erop aankwam, werd toch het nationalisme nagestreefd. Zelfs al zou dat, in enkele gevallen, een verarming van Vlaanderen tot gevolg hebben gehad.’

In een recent artikel in het tijdschrift Brood & Rozen van het Amsab-instituut voor Sociale Geschiedenis schreef Boehme dat het federalisme in België een gevolg is van de ideologische breuk tussen het katholieke Vlaanderen en het door de socialisten gedomineerde Wallonië.

boehme: ‘Rond het einde van de negentiende eeuw is dat Vlaams-Waalse verhaal vooral een Nederlandstalig-Franstalig verhaal. De taalstrijd speelt zich in die periode vooral binnen Vlaanderen af. Maar gaandeweg raakt ook die taalstrijd ideologisch gekleurd. In dat opzicht vond ik het niet zo dwaas wat vicepremier Didier Reynders (MR) na de verkiezingen van 10 juni 2007 zei: dat zijn overwinning in Wallonië een staatshervorming op zich was. Het was treffend dat dit in Vlaanderen geen enkele weerklank kreeg.

‘Nochtans, wat in de jaren zestig Vlaanderen en Wallonië uit elkaar dreef, was de keuze van de Waalse socialisten voor een heel andere economische politiek, in de hoop Wallonië daarmee te redden. Terwijl de CVP in Vlaanderen de economische politiek op een eigen manier wou implementeren en erin slaagde haar model aan Vlaanderen op te leggen.

‘In 1939 al maakte Gaston Eyskens in het parlement een waslijst op van sectoren die interessant konden zijn voor kmo’s. Op die lijst stonden consumptieartikelen. Hij had het onder meer over binnenhuisinrichting, en dat op een moment dat de meeste mensen al blij waren dat ze een dak boven hun hoofd hadden. Eyskens maakte daar een eerste opstap naar een welvaartsstaatsdenken.

‘Wallonië innoveerde niet. Het weigerde aan te nemen dat de tijd van de zware staal-, steenkool-, glas- en cementindustrie voorbij was. Mocht er vandaag in Wallonië een nieuwe ideologische wind gaan waaien en mocht het toegeven dat het zijn ellende vooral aan zichzelf te danken heeft, door een slecht economisch en sociaal beleid, dan is misschien het moment gekomen om alles, de héle Belgische constructie, te herbekijken. Daarin past de uitspraak van Reynders.’

Dat het economische nationalisme door de niet-katholieke vleugel bij de Vlaamse beweging werd binnengebracht, wil Boehme niet gezegd hebben.

boehme: ‘Ongetwijfeld heeft Lodewijk de Raet, een liberaal en een vrijzinnige die als eerste een economisch programma voor de Vlaamse beweging uittekende, een heel grote invloed gehad. Maar zijn gedachtegoed werd heel snel door katholieke kringen opgepikt. Kijk maar naar wat er op het terrein gebeurde met de Boerenbond. En vergeet ook niet: de ziekenfondsen en de vakbonden met hun coöperatieven hadden toen al – zij het zeer bescheiden – een economische rol.’

In Greep naar de markt toont Boehme aan dat het niet evident is taal en cultuur aan economie te koppelen. Toch maakt de Vlaamse beweging die koppeling, met een ontzettende impact op de politiek tot gevolg. Opmerkelijk is ook dat financiële instellingen en bedrijven, zoals Kredietbank en Gevaert, opereren in een open economie maar er tegelijk toch in slagen een Vlaamse reflex te bewaren.

boehme: ‘Wat aantoont dat Vlaamsgezinden die aan de economische vooruitgang bouwden, ook echte ondernemers waren. In de bedrijfsvoering is het niet mogelijk om nationalistische reflexen te hanteren. Een ondernemer kan niet zeggen: “Ik investeer alleen in Vlaanderen”. Hij kan uiteraard de bedrijfsvoering Nederlandstalig maken en houden, maar dat is dan uit taal- en cultuuroverwegingen.

‘De Algemene Bankvereniging en naderhand de Kredietbank opereerden ook buiten Vlaanderen. Trouwens, de investeringen in Centraal-Europa braken de Algemene Bankvereniging zuur op. Waarna er de kritiek was van de extreme Vlaamse beweging aan het adres van “de Vlaamse geldmannen”. Die extreme vleugel wou maar niet begrijpen dat een bedrijfsvoerder een andere logica hanteert dan de Vlaams-nationale logica. Want de Vlaamse extremisten waren wel bereid de economie op te offeren voor hun idee-fixe. Vandaar ook de aantrekkingskracht van het fascisme en het nationaalsocialisme, omdat die de ideologie lieten primeren op de economie.

Waarmee ik niet wil beweren dat de Vlaamse beweging fataal de weg van het fascisme en nationaalsocialisme op moest. Maar dat idealisme verleidde sommigen om zelfs hardhandig hun Vlaamse dromen en obsessies aan de werkelijkheid op te leggen. De economie mocht daar volgens die redenering niet tussenkomen.’

Greep naar de markt biedt een scala van de meest uiteenlopende figuren, scholen en ideologieën, van de liberaal Lodewijk de Raet tot de socialist Hendrik De Man, die elk hun eigen al dan niet haalbare versie van een Vlaamse sociaaleconomische agenda presenteerden.

Wie dan wel de uitgesproken architect van dat Vlaamse economische nationalisme was, daar spreekt Olivier Boehme zich niet over uit.

boehme: ‘Je kunt niet spreken van dé architect, al was Gaston Eyskens ongetwijfeld bijzonder invloedrijk. We hebben hier te maken met een echte intellectueel, een van de eerste grote economen in Leuven, op een moment zelfs dat de economische wetenschap pas vaste voet aan de grond kreeg. De Leuvense universiteit had in die jaren nood aan jonge, Nederlandstalige hoogleraren. Eyskens greep die kans en maakte de verwachtingen waar. Hij schreef prachtige analyses over internationale en nationale economie. Tegelijk was hij politiek gedreven, geëngageerd in de Christelijke Arbeiders-beweging, en tegelijk in de Vlaamse beweging. Hij stapte in de Vlaamse Concentratie met het extreme VNV. Maar in zijn memoires legt hij de vorming van de Vlaamse Concentratie uit als een laatste kans om het VNV in het democratische kamp te houden. En ik denk dat hij dat oprecht meende: op dat ogenblik was het VNV nog geen totalitaire partij.

‘Na het mislukken van de Vlaamse Concentratie kreeg hij als hoogleraar een tijdje politiek spreekverbod van de bisschoppen. Maar na de oorlog begon Eyskens aan een opmerkelijke politieke carrière en hij realiseerde als premier goeddeels, met de nodige aanpassingen, wat hij voor de oorlog al voorhield. Het is indrukwekkend om te zien hoe Eykens begon in de jaren twintig en eindigde in de jaren zeventig, en altijd op een lijn bleef.’

TRANSFERS VAN NOORD NAAR ZUID

Maar is het economische nationalisme van de Vlaamse beweging geen andere uitdrukking voor het veroveren van politieke en economische macht? In zijn vooroorlogse toespraken heeft Gaston Eyskens, die toen geduld het gevaarlijkste extremisme vond, daar vaak de nadruk op gelegd. Hij eiste voor de Vlamingen een plaats op in alle beslissingscentra.

boehme: ‘Alleen al vanwege de ideologische gelaagdheid is van één economische agenda voor de Vlaamse natie geen sprake. Als Gaston Eyskens dan zegt dat we de machtsposities moeten bezetten, dan zegt hij dat in de eerste plaats als Vlaamse katholiek die wil vermijden dat Vlaanderen terechtkomt in het rode scenario van Wallonië.’

Een van de krachtigste breekijzers die de Vlaamse beweging in haar economische discours hanteert, is dat van de financiële transfers van noord naar zuid. In 1867 al was er de klacht van Julius Vuylsteke dat de Vlaamse provincies ruim 26 miljoen goudfranken te veel aan grondbelastingen betaalden. Die transfers waren eveneens aan de orde toen in de jaren dertig de belangen van de kwakkelende Waalse steenkoolindustrie voorrang kregen op die van de mijnen in Limburg. En nog eens toen de Belgische regering in 1934 de kinderbijslag in één nationaal solidariteitssysteem wou onderbrengen en Waalse parlementsleden tegenstemden, omdat ze weigerden te betalen voor het kroostrijke Vlaanderen.

Recent nog toonde de liberale professor Juul Hannes dat van 1832 tot 1912 nooit sprake was van transfers van Wallonië naar Vlaanderen, zelfs niet toen August De Winne in de socialistische krant Le Peuple zijn befaamde reportages Door arm Vlaanderen publiceerde.

Toch tracht Boehme het transferdebat te nuanceren, soms tongue in cheek.

boehme: ‘Wat professor Hannes aantoonde in de fiscaliteit, daar is inderdaad geen speld tussen te krijgen. Over die transfers mag ik dan wel tongue in cheek praten, ik pleit de andere partij ook niet vrij van wat ze de Vlamingen vandaag aanwrijft. Al zal dit soort van debatten onvermijdelijk toenemen naarmate de federale overheid een steeds groter deel van het bruto nationaal product gaat inpalmen om te besteden.’

Wat bij Boehme tijdens zijn speurwerk naar de totstandkoming van dat Vlaamse economische nationalisme grote verwondering wekte, is de rol en de kracht van al die hoofdspelers en de enorme macht van ideeën.

boehme: ‘In de archieven van de betrokkenen vind je vaak literatuurlijstjes. Daarin zitten nogal wat Duitse auteurs. We realiseren ons nog te weinig hoe toonaangevend en invloedrijk de Duitse academische wereld was tot 1945. Waarna de fakkel door de Amerikaanse universiteiten werd overgenomen.

‘Kijk eens naar de studentenjaren van Gaston Eyskens. Hij werd gevormd door de ideeën die daar in Leuven opgeld maakten. Dat moet daar een behoorlijk broeierige boel zijn geweest, een echt kruitvat. Vanuit Nederland werd het blad Vlaanderen binnengebracht. Wat daar geschreven stond, was regelrechte opruiing. Ook De Schelde werd vanuit Nederland gesteund. Herman Vos roerde daar de trom, en hij had dan weer een grote invloed op Jef Rens, die later een grote rol speelde in de socialistische vakbond.

‘Vos, een van de verstandigste figuren uit het activisme, had de geschriften van de Duitse politicus en zakenman Walther Rathenau gelezen. Naderhand werd Vos medewerker van Hendrik De Man bij de lancering van diens Plan van de Arbeid. Ook het vroege werk van de Britse econoom John Keynes werd door sommigen opgepikt.’

‘Toch was het tal van Vlamingen er in de eerste plaats om te doen de Franse invloeden in te dammen. Want Frankrijk bleef een obsessie voor de Vlaamse beweging, die België als een Franse vazallenstaat beschouwde en Vlaanderen als een kolonie van die vazallenstaat.’

En dat gevoelen speelde zeer lang een rol, eigenlijk tot vandaag in de discussies over de energiesector en het optreden van de Franse groep Suez. En dat was voordien ook al geval bij de poging van André Leysen om van de raid van de Italiaanse zakenman Carlo De Benedetti op de Generale Maatschappij in 1988 gebruik te maken om een Vlaamse invloed op te bouwen binnen de erg belgicaine Generale.

boehme: ‘Hoewel de uitdrukking voor de oorlog nog niet bestond, was de gedachte van de Vlaamse verankering altijd wel aanwezig. Onlangs nog had staatssecretaris Etienne Schouppe (CD&V) het er nog over. Terwijl Schouppe, met zijn managersverleden, eigenlijk weet dat zo’n verankering niet meer haalbaar is.

‘Dit gezegd was ik toch gecharmeerd door de aanwezigheid van André Leysen op de verdediging van mijn doctoraal proefschrift. Dat iemand die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis waarvan ik enkele cruciale hoofdstukken probeerde te vertellen, aanwezig was om vragen te stellen, vond ik een mooi symbolisch moment.’

OLIVIER BOEHME, GREEP NAAR DE MARKT. DE SOCIAALECONOMISCHE AGENDA VAN DE VLAAMSE BEWEGING EN HAAR IDEOLOGISCHE VERSPLINTERING TIJDENS HET INTERBELLUM. LANNOO CAMPUS, 986 BLZ., 39,95 EURO.

DOOR RIK VAN CAUWELAERT / foto’s franky verdickt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content