‘Ga op je hurken zitten, billen uit elkaar, en hoest’

Deze week komt Netflix naar ons land. De videostreamingdienst produceert ook zelf topseries. Orange Is the New Black, bijvoorbeeld – een verwijzing naar het oranje gevangenisplunje van Piper Chapman, het hoofdpersonage dat voor vijftien maanden de cel ingaat wegens drugshandel. Knack sprak met de vrouw op wie alles gebaseerd is en die er een boek over schreef: Piper Kerman. ‘De eerste nacht lag ik helemaal in de war in bed: wat heb ik toch een geluk, wat heb ik toch een geluk.’

‘Sooooo sorry.’ De auteur van Orange Is the New Black, waarop de gelijknamige Netflix-serie is gebaseerd, zoeft een dik uur te laat binnen voor de afspraak in een New Yorks hotel. Haar zoontje van drie heeft de halve nacht liggen spoken. ‘Ik schoot rechtop toen ik zag hoe laat het was’, zegt ze, terwijl ze haar fedora op een stoel gooit. ‘Tien uur! Sorry!’

We draaien de klok terug. In 1993, de biseksuele Piper Kerman is dan 24, smokkelt ze in een wilde fase van haar leven een koffer drugsgeld van Chicago naar Brussel, voor haar toenmalige geliefde Nora. Het blijft bij die ene keer – op het nippertje ontloopt ze een opdracht om heroïne te smokkelen. Na die angstige ervaring verbreekt de voormalige studente theaterwetenschappen aan het elitaire Smith College voor meisjes in Massachusetts alle banden met drugskoningin Nora. Ze vindt een job bij een televisieproductiebedrijf, vliegt door het hele land, maakt een rist nieuwe vrienden en gaat samenwonen met journalist Larry. Kortom, Piper leidt het aangename leven dat past bij een meisje uit welgestelde kringen, een familie van leraren, dokters en advocaten – onder wie een oom met de deftige naam Winthrop Allen III.

Tot die warme dag in mei 1998. Twee agenten bellen aan bij haar appartement in de West Village, New York. ‘We zijn hier om u mee te delen dat het hof van Chicago u handel in drugs en witwassen ten laste legt.’ Het drugsnetwerk van haar ex-lief is ontmanteld. Nora heeft haar verraden.

Kerman wordt veroordeeld tot vijftien maanden cel, in de vrouwengevangenis van Danbury, Connecticut. Bijgenaamd: Het Kamp. Ze meldt zich op 4 februari 2004. In de wachtruimte eet ze het galgenmaal dat Larry voor haar heeft klaargemaakt: een broodje foie gras.

2014. Er is geen dag dat Piper Kerman niet aan de gevangenis denkt, zegt ze. ‘Het gerinkel van sleutels, daar reageer ik bijna dierlijk op. De bewakers hadden van die enorme bossen aan hun riemen hangen. Dat geluid hoorde ik de hele dag door.’

Zo’n reactie klinkt als een trauma.

PIPER KERMAN: Opgesloten zitten in een Amerikaanse gevangenis ís een traumatische ervaring. Ik denk ook dat het de bedoeling ervan is. Wetsovertreders moeten boeten, dat gevoel zit diep in onze samenleving.

U bent beroemd geworden en hebt succes omdat u een jaar vast hebt gezeten. Toch gek?

KERMAN: Toen ik begon aan het boek zei mijn moeder bezorgd: ‘Weet je wel zeker dat je dit wilt doen? Straks sta je alleen nog maar bekend om dat jaar in een vrouwengevangenis – dat is wie je wordt.’

Ze heeft gelijk gekregen.

KERMAN: (instemmend lachje) Maar ik ben erg, erg blij dat ik de kans heb om te vertellen over mijn ervaringen.

U was toch wel heel anders dan de rest van de gevangenen.

KERMAN: Nou, de meesten hadden ook een drugsdelict gepleegd, dus daarin verschilde ik niet. Maar ik realiseerde me van bij het begin goed wat voor bevoorrecht leven ik had geleid, in vergelijking met heel veel andere vrouwen daar. De eerste nacht lag ik helemaal in de war in bed: wat heb ik toch een geluk, wat heb ik toch een geluk. Ik was veroordeeld tot máár vijftien maanden, anderen moesten veel langer zitten. Ik had een fantastische privéadvocaat. Aan de andere kant raasde het door mijn hoofd: ik heb geen idee hoe ik dit moet volhouden, ik denk niet dat ik het kan.

Ik was niet de enige vrouw uit de middenklasse in de gevangenis. Er zaten wel meer hogeropgeleiden. Ze hadden vaak een financieel delict gepleegd, witteboordencriminaliteit. Eentje beweerde zelfs dat ze aan de Sorbonne had gestudeerd. (vrolijk) Daar heb ik geen achtergrondonderzoek naar verricht.

****

‘Uitkleden’, zegt de bewaakster. Ik schopte mijn gympen uit, trok mijn sokken, mijn broek, mijn T-shirt, mijn beha en mijn slipje uit. (…) De bewaakster: ‘Doe je mond open en steek je tong uit. Draai je om, ga op je hurken zitten, billen uit elkaar, en hoest.’ Ik heb nooit kunnen wennen aan het hoestgedeelte van deze procedure, die tot doel had om vast te stellen of iemand smokkelwaar in haar vagina verstopte. (uit: Orange Is the New Black)

****

Wat doet zoiets met je?

KERMAN: Het was ontzettend vernederend. Je werd héél vaak naakt gefouilleerd. Voor het bezoekuur, door vrouwelijke en mannelijke bewakers. Sommige mannen betastten schaamteloos je kont, pakten je borsten van achteren vast. Ik had voor mezelf besloten: dit hoort er nu eenmaal bij. Ik deed alsof het buiten me om gebeurde. Maar er waren vrouwen die het niet konden opbrengen. Ze raakten er helemaal van over hun toeren. Ze weigerden elk bezoek, wilden hun familie niet zien, om te voorkomen dat ze werden betast. Vergeet niet: nogal wat vrouwen in de gevangenis zijn vroeger seksueel misbruikt. Dat heb ik godzijdank nooit meegemaakt, dus het fouilleren riep bij mij ook geen oude herinneringen of trauma’s op.

Het aantal vrouwen in Amerikaanse gevangenissen is spectaculair toegenomen. U wijt dat in uw boek vooral aan de War on Drugs.

KERMAN: Vrouwen zijn de snelst groeiende groep in de gevangenispopulatie. In 1980 zaten er eigenlijk maar weinig vrouwen opgesloten. Dat aantal is in de afgelopen dertig jaar gestegen met 800 procent. Schokkend! Dat komt niet omdat Amerikaanse vrouwen ineens als een gek de straat opgegaan zijn om een nieuw soort misdrijven te plegen. Het komt doordat we onze politiek hebben veranderd. Een cruciaal onderdeel van de War on Drugs zijn de verplichte minimumstraffen die rechters moesten opleggen aan drugscriminelen. Ook voor overtredingen waarbij geen enkel geweld is gebruikt, en het bezit voor eigen gebruik.

Verder is de manier waarop Amerika omgaat met geesteszieken veranderd. We sluiten ze steeds vaker op, als reactie op de problemen die ze veroorzaken – veel vrouwen in de gevangenis hebben stoornissen. Een verschrikkelijke fout. Opsluiting maakt gestoorden niet beter, het maakt ze zieker.

Waar was u het bangst voor?

KERMAN: Voor geweld. Het beeld van een Amerikaanse gevangenis is dat ze vol zit met gevaarlijke mensen. Maar opnieuw: de meeste vrouwelijke gevangenen zijn niet gewelddadig.

Uw advocaat waarschuwde voor u Het Kamp inging: ‘Maak geen vrienden.’ Waarom zei hij dat?

KERMAN: Goeie vraag. Zonder vrienden kun je bijna niet overleven als je opgesloten zit. Menselijk contact is essentieel. Volgens mij bedoelde hij: ‘Zit zo goed mogelijk je straf uit en pak daarna je leven weer op. Laat je niet omlaagsleuren.’ Ik denk dat hij ongelijk heeft.

Want u maakte vrienden.

KERMAN: Ja, en die vriendschappen waren voor mij het allerbelangrijkste.

Hoe deed u dat?

KERMAN: Mijn advies aan iedereen die de gevangenis ingaat: ‘Mond dicht, ogen open.’ Een gevangenis is een gemeenschap waarin niemand wil zitten, maar waar iedereen bovenop elkaar leeft. De eerste maanden moet je uitzoeken hoe je past in die biotoop.

Ik begon te werken als elektricien. Ik kon aan gereedschap komen. In gevangenissen heerst een enorme schaarste. Niets is zo makkelijk als het maken van klerenhaakjes, het repareren van een ventilator, of van een bed. Dat klinkt simpel, maar in een gevangenis is het een big deal. Mijn instelling was: ik help iedereen die me wat vraagt.

Uw medegedetineerden waren vooral geneigd hun eigen stam bij te staan, schrijft u. Hun latina-stam, hun zwarte stam, hun blanke stam. U kreeg bij aankomst meteen tandpasta en shampoo van de Italiaans-Amerikaanse vrouwen.

KERMAN: De sociale en raciale scheidslijnen zijn er heel scherp. Zeker als je net bent opgesloten. Jij weet niets over de rest, en zij weten niets over jou – behalve hoe je eruitziet. Maar ik heb wel gemerkt dat hoe langer je in de gevangenis zit, hoe minder belangrijk huidskleur en afkomst worden. De andere vrouwen beoordelen je steeds meer op wat je zegt en doet.

Waarschijnlijk had u meer te maken met zwarte vrouwen dan ooit daarvoor.

KERMAN: In mijn schooltijd had ik contact met veel mensen van allerlei soorten rassen, maar ze kwamen allemaal uit de hogere klasse. Rijke Amerikanen komen normaal nauwelijks in contact met armen, ongeacht hun huidskleur.

De ongelukkigste vrouwen waren de vrouwen die zich niet konden verzoenen met het feit dat ze daar zaten. Vaak waren dat vrouwen uit de gegoede milieus. Die kwamen binnen: ‘Oh my God, ik hoor hier niet, ik ben anders dan de rest.’ Ik dacht altijd: bullshit, we zitten hier allemaal omdat we een misdrijf hebben gepleegd. Maar ik zag hoe ze zich verzetten, hoe ze worstelden, en besefte: ik moet de realiteit accepteren, en die is dat ik hier nu eenmaal zit. Dit is voorlopig mijn plek. Het hielp natuurlijk ook dat ik wist dat ik na een jaar naar huis kon.

Wat vond u het moeilijkst?

KERMAN: Om gescheiden te zijn van Larry, van mijn ouders, mijn familie, mijn vrienden. Van de mensen van wie je het meest houdt en die je nodig hebben. Dat geldt voor bijna iedereen in de gevangenis, denk ik. Al die dagen waarin je je rol als kind, als partner, als moeder niet kunt vervullen. Dat weegt erg zwaar.

En u hebt nu zelf een zoontje.

KERMAN: (pauzeert) Toen ik in verwachting was, dacht ik de hele tijd aan de zwangere vrouwen met wie ik vastzat. Het grootste gedeelte van de vrouwen in de gevangenis zijn moeders, meestal van kleine kinderen. Twee derde van hen heeft een delict gepleegd waarbij geen geweld is gebruikt, en vaak was het misdrijf niet zo ernstig. Dealen op kleine schaal, hun huis openstellen voor drugshandel, werken als koerier – het was hun manier om geld te verdienen in buurten waar de legale economie bijna geen rol speelt. Hoeveel zin heeft het om die vrouwen op te sluiten, ook gezien de schade die wordt aangericht bij hun kinderen, hun familie?

In uw boek beschrijft u hoe een zwanger meisje geboeid wordt afgevoerd om te bevallen in het ziekenhuis, waarna ze meteen wordt teruggebracht. De vader van het zoontje stond op het punt zelf de gevangenis in te gaan.

KERMAN: Doris had het grote geluk dat haar moeder voor de baby kon zorgen. En ze zat een korte straf uit, net als ik. Wat schiet de maatschappij ermee op als een ongevaarlijk meisje moet bevallen terwijl ze in de gevangenis zit, en daarna meteen wordt gescheiden van haar baby? Onbegrijpelijk en wreed.

Hebt u nog vriendinnen uit uw gevangenistijd?

KERMAN: Tuurlijk.

Ziet u ze ook echt?

KERMAN: Het varieert. Ze wonen verspreid over het land. Eentje sms’t vaak. Met sommigen bel ik. Anderen wonen in New York, daar drink ik weleens wat mee. Of ze komen naar een feestje.

Hebben ze het boek gelezen?

KERMAN: Ja! Ze zeggen er heel aardige dingen over, wat ontzettend fijn is. Ze zijn opgetogen over de televisieserie. De serie is belangrijk. Ze bereikt een enorm publiek.

De serie is anders dan het boek. Hilarischer ook.

KERMAN: Er zit veel verschil tussen, ja. Maar ik vind het een goeie bewerking. Het boek is heel introspectief, veel van de worstelingen spelen zich af in mijn hoofd. Toen ik opgesloten zat, probeerde ik conflicten zo veel mogelijk te vermijden – het verstandigste wat je kunt doen. Maar televisie heeft conflict nodig. Ik denk dat de serie zonder die hilarische scènes een stuk minder kijkers zou hebben. En het is nu ook niet zo dat er geen humor in het boek zit. Dat vond ik belangrijk. Beschrijvingen van Amerikaanse gevangenissen gaan meestal vooral in op de slechte omstandigheden – en daar zijn goede redenen voor. Maar als je wilt laten voelen dat daar echte mensen zitten, moet je ook hun grappige kanten laten zien. Het leven is nu eenmaal een mix van tragiek en humor.

****

De geestigste passages in ‘Oranje is het nieuwe zwart’ gaan vaak over het – gruwelijke – eten in Het Kamp. Dieptepunt: beschimmelde pudding uit prehistorische pakken met ‘Dessert Storm’ erop. Dus maken zelfbenoemde kokkinnen in de kitchenettes tussen de slaapzalen de wonderlijkste eigen maaltijden. In twee microgolfovens, met blikjes makreel uit de gevangeniswinkel, gestolen uien uit de keuken, en de schaarse kip die ze kunnen meeroven van het buffet, in hun beige bajesbroeken.

****

Het belang van eten in de gevangenis kan niet overschat worden, blijkt.

KERMAN: In een mannengevangenis speelt het eten ook een grote rol, maar voor vrouwen is het nog belangrijker, omdat het als hun rol wordt gezien te koken. Dus ontstaan er hele rituelen rond.

Uw specialiteit was cheesecake, van gestolen pakjes margarine en koffiemelkpoeder uit de gevangeniswinkel.

KERMAN: Mijn eigen recept. Ik had er maar één.

Wat waren andere leuke ervaringen?

KERMAN: Verjaardagen. Vrouwen in de gevangenis doen hun uiterste best voor elkaars verjaardagen. Ik kreeg een geweldig feestje. Ik dacht dat het verschrikkelijk zou zijn, jarig in Het Kamp. Maar het was zo bemoedigend. Ik heb nog altijd de kaart die ze voor me hadden gemaakt. (zacht) Een hele speciale kaart.

In uw boek vertelt u dat u het misschien beter kon uithouden in een vrouwengevangenis dan sommige anderen omdat u op die elitaire meisjesschool had gezeten.

KERMAN: Een vrouwengemeenschap is een vrouwengemeenschap. Op Smith College zag je die obsessie met eten aan de dinertjes bij kaarslicht, in Danbury was het koken in microgolfovens met gepikte spullen. De mentaliteit was hetzelfde: grote empathie en vunzige humor aan de ene kant, en hysterische drama’s, bemoeizucht en geroddel aan de andere kant. Sommige medegevangenen werden gek van al die vrouwen, zo dicht op elkaar, maar ik was het gewend.

U had zelfs een pedicure.

KERMAN: Sommige vrouwen waren ongelooflijk creatief en inventief. Je had geld nodig op je gevangenisrekening om de meest basic spullen te kunnen kopen, zoals shampoo en tandpasta. Veel medegevangenen kwamen uit heel arme families en konden zelfs dat niet betalen. Het was tegen de regels van Het Kamp, maar zij gingen kleren herstellen, wassen, pedicures aanbieden in ruil voor spullen die ze aanwezen in de winkel. Heel handig, inspelen op een gat in de markt. Een gevangenis is zo’n hardvochtige omgeving dat je nog meer belang gaat hechten aan de dingen waardoor je je vrouw voelt.

Zo was u erg gehecht aan een potje felrode nagellak.

KERMAN: Ja, mijn illegale nagellak.

Waarom was nagellak eigenlijk verboden?

KERMAN:(laconiek) Goeie vraag.

Na zes maanden had u het gevoel dat u wel redelijk gewend was aan het leven in de gevangenis.

KERMAN: Ik dacht: ik weet nu wel ongeveer hoe het hier toegaat. Ik heb nu de helft gehad, ik kom er wel doorheen.

En toen werd uw geliefde oma doodziek en mocht u haar niet bezoeken – u mocht zelfs niet naar de begrafenis. U liep tegen een muur.

KERMAN:(een seconde van slag) Dat was het moeilijkste van alles wat ik daar heb meegemaakt. Zonder twijfel. Ik was er niet voor haar, vanwege iets ongelooflijk stoms dat ik had gedaan, ruim tien jaar daarvoor. Ik realiseerde me dat het systeem de totale controle over me had (zachter). Het verhinderde me een stervend familielid bij te staan. Ik werd bitter, wat niets voor mij is. Die bitterheid was ook niet erg goed voor me. Maar ik ben erdoorheen gekomen. Het was een soort vuurproef.

Er staat nog een andere akelige episode in uw boek: die met werkopzichter DeSimon.

KERMAN:(kort)The son of a bitch.

****

Kerman beschrijft hoe de alom gehate opzichter van de werkplaats voor elektrotechniek Piper een grote kabel laat invetten, met blauwe gel. DeSimon: ‘Ah, een paardenlul. Je houdt wel van zo’n paardenlul, of niet, Kermit?’

****

Ongelooflijk.

KERMAN: Het is zo typerend. Ik vond dat mensen het moesten lezen.

Wat zei Larry toen u het hem vertelde?

KERMAN: Ik denk niet… Als je in de gevangenis zit, vertel je je familie niet alles. Je wilt niet dat ze zich zorgen maken. Die vernedering maakte me vastbesloten om van DeSimon te winnen. Ik wilde per se van hem afkomen. Daar heb ik al mijn energie en woede in gestopt. Ik heb een brief geschreven aan zijn baas en ben overgeplaatst naar de bouwvakkers.

U bent een overlever.

KERMAN: Die mentaliteit heb je nodig in de gevangenis. (lachend) Al doende leert men. De meeste bewakers proberen alleen maar de dag door te komen, hun pensioen te halen. Het is een ontzettend zware baan. Maar natuurlijk zitten er ook een paar tussen die het werk hebben gekozen omdat het ze macht geeft over anderen. Die kunnen je leven erg miserabel maken.

Hebt u weleens wat gehoord van het gevangenispersoneel over uw boek?

KERMAN: Ik heb nooit een reactie gehad van iemand uit Danbury, maar wel van veel, veel anderen die werken voor Justitie. Uit die hoek kreeg ik heel enthousiaste reacties. Voor mij is dat een sterke indicatie hoe belangrijk het is om het Amerikaanse strafsysteem te veranderen. Want zelfs de mensen die ervoor verantwoordelijk zijn, erkennen dat het kapot is. Dat het niet werkt.

In welk opzicht heeft de gevangenis u veranderd?

KERMAN: Ik ben me intens bewust geworden van de ongelijkheid in Amerika. Daarvoor dacht ik er ook over na, maar dat was in abstracte zin. Er is een groot verschil tussen het weten, in je hoofd, en het voelen, in je buik. In tegenstelling tot mijn vriendinnen kon ik meteen een baan krijgen na mijn tijd in Het Kamp, mij wachtte een veilig appartement in een goede buurt, een stabiele toekomst. Maar het is onmogelijk om armoede te negeren als je het van zo dichtbij hebt meegemaakt.

Had u deze ervaring willen missen?

KERMAN: Ik… Ik denk dat ik er een beter mens door ben geworden. Maar als ik terug kon naar de jaren 1992-1993 om mijn keuzes te veranderen, dan zou ik dat onmiddellijk doen. Omdat de gevangenis een traumatische ervaring is. Vanwege de pijn die ik Larry en mijn ouders, mijn broer en vrienden heb aangedaan. Mijn ouders moeten kwaad op me zijn geweest, kan niet anders, maar ze hebben het nooit laten merken – ze reageerden alleen maar verschrikkelijk bezorgd. En wat voor mij het allerzwaarste doorweegt: ik zag hoe de levens van mijn vriendinnen in Het Kamp verwoest waren door drugs en drugsmisbruik. Ik heb bijgedragen aan verslaving, hoe dan ook. Dat vat ik niet licht op.

Uw ex-geliefde Nora, die u betrok bij de drugshandel, schijnt nu haar memoires te schrijven.

KERMAN: Dat verbaast me niets. Ze is erg slim, grappig en heeft een verhaal dat totaal zal verschillen van het mijne. Nora zat diep, diep in de narcoticawereld en heeft veel langer gevangengezeten dan ik. Dus wat ze ook te vertellen heeft, het zal interessant zijn.

Bent u nog boos op haar?

KERMAN:(kort) Nee. Ik neem de verantwoordelijkheid voor mijn eigen daden.

DOOR STEFFIE KOUTERS

‘Sommige vrouwen weigerden elk bezoek, ze wilden hun familie niet zien, om te voorkomen dat ze eerst betast zouden worden door bewakers.’

‘Een gevangenis is zo’n hardvochtige omgeving dat je nog meer belang gaat hechten aan de dingen waardoor je je vrouw voelt, zoals felrode nagellak.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content