INFO : De auteur is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Negen maanden geleden woonde ik een ronde- tafelgesprek bij over Europese samenwerking in de sociale economie, gevoerd in de schaduw van grijze en uitgeregende Pyreneeën. Recht tegenover mij zat een Fransman van Aziatische origine, me eerder op de dag voorgesteld als een veelbelovend economist, en vertrouweling en raadgever van oud-premier Laurent Fabius. Hij had vooral aandacht voor zijn gsm en toen die uiteindelijk rinkelde, riep hij ‘ça y est, hij doet het’. ‘Hij’ was Fabius, die toen net had beslist campagne te zullen voeren tegen het Europese grondwettelijke verdrag. Aan tafel werd de sociale economie meteen vergeten, alsook Europa. Men wilde weten wat dat betekende voor de Franse PS. Was dit de eerste, prille en gewaagde openingszet van de volgende Franse presidentsverkiezingen?

Vandaag, nog maar een paar weken verwijderd van het Franse referendum over de zogeheten Europese grondwet, is duidelijk dat niemand meer over Europa heeft doen spreken en schrijven dan Laurent Fabius. Misschien schuilt in zijn demarche niet veel meer dan politieke en electorale berekening, maar is dat niet de normale gang van zaken? Nader bekeken blijken ook de grote, beslissende historische gebeurtenissen het onbedoelde neveneffect van kleine en niet zelden kortzichtige berekening. Niet dat de referenda die nu her en der over de Europese grondwet worden georganiseerd, ooit te boek zullen staan als historisch. Enkel de nogmaals gemiste kans om de Europese burger bij de Europese instellingen te betrekken, mag historisch heten, en stilaan ook grotesk.

Intussen gaat de aandacht bijna uitsluitend naar Frankrijk. Ten dele omdat het antwoord daar, volgens de peilingen, wel eens ‘nee’ zou kunnen zijn. Maar bovenal omdat het Frankrijk is, een land dat door een vlot verkopend Amerikaans boek volkomen terecht wordt omschreven als ‘Amerika’s oudste vijand’. Frankrijk is in de periode na de Tweede Wereldoorlog zowat het enige Europese land geweest dat consequent weerstand heeft geboden aan de groei van de Amerikaanse wereldhegemonie. Dat geprobeerd heeft om, naast Amerika, in de wereld aanwezig te blijven. En dat er via haar leiders geregeld in slaagt een Europese kijk op mens en samenleving helder te formuleren en als een alternatief naast de liberale, Amerikaanse visie te plaatsen.

Daarin schuilt het belang van het Franse referendum. De uitslag is minder belangrijk. Bij een ‘ja’ is er niets aan de hand. Bij een ‘nee’ zal men betreuren dat een grondwet wordt verworpen die, inderdaad, wat meer bevoegdheid bij het parlement legt en misschien ook voor een doeltreffender besluitvorming kan zorgen. Dan zal, zoals oud-Commissievoorzitter Jacques Delors al suggereerde, worden gezocht naar een manier om het referendum nog eens over te doen, hopend op een ‘ja’.

De echte betekenis van het referendum schuilt in de verdeeldheid die aan het licht komt. De verschillen tussen de Amerikaanse en de Europese maatschappij-inrichting zijn duidelijk en groot. Beide maken welvaart mogelijk, maar verdelen de vruchten daarvan op een heel verschillende manier. Als men ze onderling vergelijkt, is de Europese aanpak duurzamer en sociaal rechtvaardiger. Vele burgers achten die aanpak echter bedreigd. Voor hen gaat die dreiging niet uit van een vage ‘globalisering’, maar van de heel concrete invloed van een rechtse tot extreem-rechtse Amerikaanse regering. Met, zo lijkt het die burgers, de Europese Commissie en de nieuwe lidstaten als vehikel.

Er is in Europa een maatschappijproject gegroeid dat verankerd ligt in de harten van haar burgers. Zolang Europese politici niet duidelijk maken hoe ze dat project verdedigen en ontplooien, blijven het europolitici: abstract, ver weg, niet echt verbonden met Europa als toekomst.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content