Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Prins Bernhard lijkt opnieuw aan de beterhand. Het verhaal van een zondagskind met een gat in zijn hand en een anjer in zijn knoopsgat.

Volgens de schrijver Geert Mak was zijn huwelijk met prinses Juliana zowat het beste wat het Huis van Oranje ooit is overkomen: ‘Bernhard is degene geweest die ons koningshuis heeft aangepast aan de moderne tijd: een show zo vol van hartstocht, verraad, trouw, corruptie, edelmoedigheid, rijkdom en slechtigheid dat heel Nederland er nu al een halve eeuw voor thuisblijft.’

De voorouders van graaf Bernhard zur Lippe-Biesterfeld hadden ooit geheerst over een van de vele vorstendommetjes in het voormalige Pruisen. Als berooide edelman kreeg hij in 1934 een luizenbaan bij de Parijse vestiging van de Duitse chemiereus IG Farben. Ein leichter Vogel werd hij toen al genoemd, een losbol – die reputatie zal hem tot op zijn sterfbed blijven aankleven. Het was niet echt liefde op het eerste gezicht toen hij werd voorgesteld aan de Nederlandse kroonprinses Juliana. Maar koningin Wilhelmina had al overal in Europa met haar niet overdreven knappe dochter lopen leuren, en Juliana was tenslotte de enige erfgename van een van de grootste fortuinen van Europa – enfin, het sprookjeshuwelijk werd in januari ’37 gesloten. In 1938 werd prinses Beatrix geboren, in 1939 prinses Irene. Het zaad was niet op de rotsen gevallen en de toekomst van het Huis van Oranje verzekerd.

Daarmee leek de taak van Bernhard volbracht. Want de rol van prins-gemaal is in de Nederlandse monarchie tamelijk treurig, zoals ook de schoonvader van Bernhard, het legendarische drankorgel prins Hendrik, al had mogen ondervinden. En later zou zijn schoonzoon Claus von Amsberg er zelfs lichtjes kierewiet van worden. Tegenover vrienden beklaagde Bernhard zich erover dat hij niet meer was dan een ‘sierlijk ornament’.

De Duitse inval op 10 mei 1940 opende, ironisch genoeg, voor de Duitse echtgenoot van Juliana nieuwe perspectieven. De Nederlandse koninklijke familie vluchtte naar Engeland, maar Juliana en haar kinderen werden ‘om veiligheidsredenen’ naar Canada gestuurd. Bernhard bleef in Londen om koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering in ballingschap terzijde te staan. Het moeten leuke jaren zijn geweest. Terwijl ‘mammie’ in Canada zat, kon Bernhard zijn hartstocht voor snelle sportwagens, pink champagne en welgevormde dames botvieren. Never a dull moment. Groots en meeslepend wilde hij leven. De prins solliciteerde bij de Britse Geheime Dienst, maar kreeg nul op het rekest: de Britten waren op de hoogte van zijn amoureuze escapades en hij blééf tenslotte een Duitser, die in zijn studietijd nog bij de Motor SA, de latere Fliegersturm, was geweest en op wiens verlovingsfeest ter ere van de Duitse gasten het nazistische Horst Wessellied ten gehore was gebracht.

TOVERKOL

Maar Wilhelmina liet het er niet bij zitten. Ze kreeg van de Engelse koning George VI gedaan dat Bernhard werd benoemd tot verbindingsofficier tussen de geallieerde en de Nederlandse strijdkrachten. Die functie stelde weliswaar – net als de Nederlandse strijdkrachten – niets voor, maar Bernhard mocht zich voortaan kolonel noemen en indrukwekkende uniformen dragen. Begin 1944 benoemde Wilhelmina haar schoonzoon tot luitenant-generaal en opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten. Eisenhower en Montgomery, die in de grillige prins niet meteen een groot strateeg zagen, waren not amused. En dus lieten ze Bernhard thuis op D-day. Maar omdat de bevrijding van Nederland na de slag bij Arnhem nog acht maanden op zich zou laten wachten, kon de inmiddels naar het vasteland overgevlogen prins alsnog de leiding nemen van het Nederlandse verzet. Zijn finest hour brak aan toen hij in Wageningen de Duitse capitulatie in ontvangst mocht nemen. ‘Van alle mensen die ik ken,’ zou koning George VI later tegen hem zeggen, ‘ben jij de enige die echt van de oorlog genoten heeft.’

Na de troonsbestijging van Juliana (1948) werd de prins, behalve schutspatroon van de Nederlandse Padvindersvereniging en nog zo het een en ander, de reizende ambassadeur van het Nederlandse bedrijfsleven. Het bracht hem op vele exotische bestemmingen. Met zijn huwelijk ging het intussen van kwaad tot erger. Dat kwam pas aan de oppervlakte met de zogenaamde affaire-Greet Hofmans in 1956. Op het paleis in Soestdijk had de mystica en theosofe Greet Hofmans grote invloed gekregen, omdat Juliana hoopte dat zij de oogziekte van haar jongste dochter Marijke (de latere prinses Christina) zou kunnen genezen. Ook Bernhard was aanvankelijk onder de indruk van Greet Hofmans. Maar toen hij in 1952 als springruiter aan de Olympische Spelen wilde deelnemen, had de gezondbidster zijn rijpaard No No Nanette enigszins mismeesterd. De prins zou haar dat nooit vergeven. Hij noemde haar een toverkol en organiseerde, via een jounalistenvriend uit zijn Londense tijd, hoogstpersoonlijk een lek naar Der Spiegel. Het Duitse weekblad kwam met een bloedstollend verhaal over de occulte invloed van Hofmans: zij zou onder meer Juliana de ‘pacifistische’ redevoering hebben ingefluisterd die ze in Washington ter gelegenheid van de derde verjaardag van de NAVO had gehouden. Het werd een enorm schandaal. Bernhard probeerde zelfs zijn vrouw gedwongen te laten opnemen in een inrichting in Wassenaar, maar de Nederlandse regering kon daar op het nippertje een stokje voor steken.

SALOMONSOORDEEL

Nederlanders hebben het, zoals bekend, niet zo op Duitsers begrepen. Sinds de Tweede Wereldoorlog worden Duitse toeristen in Amsterdam steevast de verkeerde kant op gestuurd, onder het motto: ‘Eerst mijn fiets terug’. Dat Bernhards populariteit daar, ondanks zijn moddervette Duitse accent, nooit onder heeft geleden, dankt hij aan de mythe van de verzetsheld – die hij nooit is geweest. Toen zijn dochter Beatrix evenwel met een Duitse verloofde kwam aanzetten, was Amsterdam te klein. Het prinselijk huwelijk werd verstoord met rookbommen. ‘Lang zullen ze beven’, beloofden de provo’s. Heel even wankelde de monarchie.

Bernhard bleef overeind. Hij werd door het Nederlandse volk nog altijd op handen gedragen. Verhalen over een maîtresse in Parijs (luisterend naar de joyeuze naam Poupette) deden daar niets aan af. Natuurlijk, hij was een beetje excentriek, met die eeuwige anjer in zijn knoopsgat. Op buitenlandse missie wilde hij aan de rand van het zwembad nog wel eens een hoogwaardigheidsbekleder van zijn bermudashort beroven, maar er mag al eens gelachen worden. De koopman-prins sleepte overal orders vandaan. Niet alleen de Argentijnse dictator Juan Perón en diens echtgenote Evita (aan wie hij een prachtig halssnoer cadeau deed), maar ook de sjah van Iran toonden zich gevoelig voor zijn charmes. Bernhard was ook voorzitter van de Bilderbergconferentie, een jaarlijkse bijeenkomst van big shots uit de politiek en het bedrijfsleven, waar de Agnelli’s, de Rockefellers en de Kissingers van deze wereld hun licht lieten schijnen over de internationale economie.

Een armlastige prins (hij betaalde zich blauw aan alimentatie voor zijn buitenechtelijk nageslacht en kreeg van Juliana te weinig zakgeld) staat in de wondere wereld van Peter Stuyvesant natuurlijk voortdurend bloot aan verleidingen. Het moést een keer fout gaan. In 1976 kwam het Lockheed-schandaal aan de oppervlakte: Bernhard zou een ‘pittig bedrag’ hebben getoucheerd (er was sprake van een miljoen dollar) om de Nederlandse luchtmacht ervan te overtuigen gevechtsvliegtuigen te bestellen bij de Amerikaanse constructeur. Bernhard ontkende. Een commissie van drie Wijze Mannen, die zich in opdracht van de Nederlandse regering over de kwestie boog, concludeerde dat de prins ‘zich veel te lichtvaardig heeft begeven in transacties die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten’. Hoe diplomatiek geformuleerd die conclusie ook was, Bernhard leek te hangen. Dat het niet tot een proces kwam, dankte Bernhard aan koningin Juliana, die met troonsafstand dreigde, en aan zijn dochter Beatrix die er niet over wilde peinzen in die omstandigheden haar moeder op te volgen. Premier Joop den Uyl kwam met een salomonsoordeel: Bernhard zou niet worden vervolgd, maar zijn eretitel als inspecteur-generaal van de strijdkrachten werd hem ontnomen en het werd hem verboden nog langer een militair uniform te dragen.

Voor iemand als Bernhard, die dol is op sterren en strepen, was het een schier onmenselijke straf. Historici, zoals zijn biograaf Harry van Wijnen ( De Prins-gemaal, vogelvrij en gekooid) noemden later de regeringsbeslissing ‘niet vrij van hypocrisie’. De regering had Bernhard altijd zijn gang laten gaan. Of, zoals het hoofd van de Rijksvoorlichtingsdienst het noemde: ‘Je stuurt toch ook niet iemand met een brandende kaars de mijn in?’

Sindsdien is het met de prins nooit meer echt goed gekomen, zelfs niet nadat premier Lubbers in 1991 oordeelde dat het welletjes was geweest en de prins opnieuw toestond een uniform aan te trekken. Bernhard bleef zich als voorzitter van het Wereldnatuurfonds het lot van de pandabeer en het przewalskipaard aantrekken, maar het vuur was gedoofd. De hoogbejaarde prins (88 inmiddels) gaat al jaren gebukt onder een kwakkelende gezondheid: hij heeft uitgerekend dat hij alles bij elkaar al drie jaar van zijn leven in ziekenhuizen heeft doorgebracht. ‘Hoe gaat het met u?’, was de laatste vraag die hem door een journalist voor de camera’s gesteld werd. ‘Slecht’, antwoordde Bernhard laconiek. Op de redactie van kranten en televisiestations lag zijn necrologie al klaar toen vorige week gemeld werd dat zijn toestand kritiek was. Maar de prins krabbelde voor de zoveelste keer overeind. Voor een practical joke is hij nooit te beroerd geweest.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content