Marnix Verplancke

Ook in z’n nieuwste boek toont Paul Auster zich een liefhebber van doorkijkjes en spionnetjes.

Er is wellicht geen schrijver die zo met film bezig is als Paul Auster. Zo schreef en regisseerde hij Smoke, Blue in the Face en Lulu on the Bridge en het was alleen een kwestie van tijd, zo wisten de fans, voor hij een roman over een acteur zou schrijven. En die fans kregen dus gelijk. In Austers nieuwste, Het boek der illusies, staan leven en werk van slapstick-acteur Hector Mann centraal, of wat daar nog van te achterhalen is natuurlijk, want in januari 1929 stapte Hector zijn voordeur uit en verdween in het niets. Om de leegte die deze fata morgana van een acteur achterliet in te vullen, grijpt Auster naar literatuurwetenschapper David Zimmer. Deze specialist in de achttiende- en negentiende-eeuwse Franse letteren heeft zijn vrouw en twee zoons verloren bij een vliegtuigongeluk en raakt in een diepe depressie. De dood staat hem nader dan het leven tot hij toevallig een oude film van Mann op tv ziet en weer kan lachen. Deze fijn besnorde en steeds in een wit pak gekleed gaande acteur, zo beseft de hoogleraar, heeft zijn leven gered en daarom wil hij zich verder in de man verdiepen en een boek over hem schrijven.

Zijn verdwijning en de eventuele redenen daarvoor interesseren hem maar matig. Het is hem om de kunst te doen en die kan hij in de stomme slapstick van het einde van de jaren twintig best appreciëren. Alles wat daarna kwam, zo luidt zijn theorie, ging kwalitatief stijl naar beneden, met de hedendaagse film als absoluut dieptepunt. Want wat die probeert te doen, is het leven zo dicht mogelijk benaderen en het zo waarheidsgetrouw weergeven, met als resultaat dat hij hopeloos faalt in het afbeelden van de wereld in al zijn complexiteit. ‘Het platte scherm was de wereld en die bestond in twee dimensies. De derde dimensie zat in ons hoofd’. Wanneer de film die derde verhindert naar buiten te komen, rest er niet meer dan een oppervlakkige imitatie van de realiteit natuurlijk. Geef Zimmer dan maar die oude films, die hadden tenminste nog een heel eigen onuitgesproken taal.

Na het verschijnen van Zimmers boek ontvangt hij een brief van een zekere Frieda Spelling uit New Mexico die zegt dat de acteur nog steeds in leven is – zij het amper – en graag van gedachten zou wisselen met de hoogleraar. Zimmer gelooft er geen snars van en dient uiteindelijk met geweld op het vliegtuig naar het zuiden gezet te worden. Op een avond staat Alma Grund namelijk bij hem op de stoep. Zij blijkt de dochter van Manns favoriete cameraman te zijn en wanneer ze Zimmer niet met een revolver over de streep kan trekken, doet ze het maar met haar charmes – en met de mededeling dat Mann daar in New Mexico niet stilgezeten heeft. Sinds de jaren veertig heeft hij veertien langspeelfilms gemaakt die niemand ooit gezien heeft en die binnen de vierentwintig uur na zijn dood vernietigd moeten worden. En die dood, zo voegt ze er nog aan toe, kan ieder moment zijn opwachting maken.

KLEINE EN GROTE LEUGENS

Heel wat vieren bij elkaar denkt de lezer en daar is het Auster natuurlijk om te doen. Dit is immers niet voor niets Het boek der illusies. Alles lijkt op elkaar en de waarheid dreigt door honderden kleinere of grotere leugens onder de voet gelopen te worden. Hoe en waarom is Mann bijvoorbeeld in ’29 verdwenen? Waarom mogen zijn films door niemand gezien worden? Waarom wil hij voor Zimmer een uitzondering maken? En vooral: wat is er in die films te zien? Want de korte openbare carrière van de man – 12 films tussen ’28 en ’29 – liet het beste vermoeden voor de toekomst. Over Manns leven blijken bijvoorbeeld vier artikels verschenen te zijn, die we allemaal netjes naverteld krijgen en die elkaar op nogal wat punten tegenspreken. De finale versie komt van Alma Grund die een schelmenverhaal vertelt over een ongewenste zwangerschap, een ongewenste moord en een al even ongewenste duik in het duister.

Maar deze roman had net zo goed Het boek der allusies kunnen heten want Auster – liefhebber van doorkijkjes en spionnetjes als hij is – heeft zijn verhaal vol parallellen gestoken. Als lezer voel je je verdwalen in een gigantisch spiegelpaleis en voor je de uitgang vindt, heb je zonder enige twijfel je hoofd een paar keer lelijk gestoten. Alma Grund heeft bijvoorbeeld een grote wijnvlek op de rechterkant van haar gezicht, wat een literaire verwijzing oplevert naar Nathaniel Haw- thornes verhaal ‘De wijnvlek’, waarin een wetenschapper de wijnvlek op het gezicht van zijn vrouw wil verwijderen en haar in zijn armen ziet sterven wanneer dit uiteindelijk lukt. De wijnvlek was haar identiteit en die kon je niet ongestraft verwijderen. Maar er is meer. Hector Mann heeft een film gemaakt over een schrijver die het leven van een vrouw juist redt door het verhaal dat hij geschreven heeft te verbranden en zo haar eigenheid intact te laten. En, nog een dimensie, wanneer Frieda uiteindelijk Alma’s biografie van Hector Mann en daarmee zeven jaar van haar leven in de kachel steekt, betekent dit juist de dood van de vrouw. Moeilijk, zegt u? Inderdaad. Auster schrijft geen romannetjes om lekker lui en half slapend in bed te lezen. Hier moet je je gedachten bijhouden.

‘Elke keer dat ik denk dat Hector tegen me gelogen heeft, blijkt dat hij de waarheid heeft verteld’ zegt Alma tegen Zimmer. ‘Dat maakt zijn verhaal zo onmogelijk. Omdat hij me de waarheid heeft verteld.’ Dat de waarheid steeds een constructie is, blijkt een geliefd thema van Paul Auster te zijn en het lag dan ook voor de hand dat hij de geschiktste samensteller zou zijn van een bundel waar gebeurde verhalen, Ik dacht: mijn vader is God, ware verhalen uit Amerika. Een paar jaar geleden werd Auster voor de Amerikaanse radio geïnterviewd en na het gesprek vroeg de presentator of hij geen zin had om een regelmatige medewerker te worden. Wat zou hij bijvoorbeeld vinden van het idee om eens per maand een verhaal voor te lezen? Auster zag dat niet zitten, maar zijn vrouw, Siri Hustvedt fluisterde hem in dat hij de luisteraars misschien om verhalen kon vragen, waarna hij ze kon voorlezen. Het leek iedereen een leuk idee. In totaal kreeg Auster meer dan vierduizend verhalen, waarvan een aantal onmiskenbaar geslaagd waren. Het boek verzamelt de 126 opmerkelijkste inzendingen – waarom ze niet alle 179 vertaald zijn uit de originele Amerikaanse editie is me een raadsel – en kan met recht een bijzonder document humain genoemd worden.

LIEFDE EN DOOD

Om het lezen te structureren, ordende Auster de verhalen in tien categorieën, waaronder familie, dieren, oorlog, liefde en dood, maar al vlug blijkt dat deze slagwoorden heel artificieel zijn. Ieder verhaal, hoe kort het ook moge zijn, gaat wel over een paar van deze zaken en zou dus net zo goed ergens anders kunnen staan. Opvallend is trouwens dat de structuur van deze verhalen steeds weer terugkeert. Praktisch allemaal beginnen ze met een tijdsaanduiding en een gebeurtenis die daaraan gekoppeld is. Daarna komt dan een spanningsopbouw die plots openbarst om te eindigen in een catharsis. De verhalen, zo merk je, zijn al honderden keren verteld voor ze opgeschreven werden, ze zijn gestroomlijnd door de ervaring en spelen daardoor perfect in op de verwachtingen van het publiek.

Een clou is iets wat zowat iedereen wil inbouwen, alsof ieder verhaal moet eindigen met een zucht van verlichting. Af en toe is er wel eentje die schrijft: ‘Een clou ontbreekt: dit is gewoon iets wat gebeurde’, maar dat is toch de uitzondering. De verklaring hiervoor is wellicht te zoeken in het feit dat ze geschreven zijn door allerhande mensen, uit alle lagen en klassen van de bevolking, zonder literatuurderig te willen doen. De meeste verhalen zijn in een recht-voor-de-raapstijl geschreven, hun auteurs zich overduidelijk niet bewust van de regels van het literaire spel. We weten allemaal dat het leven moeilijk was tijdens de depressie en dat Vietnam gaten sloeg in het nationale bewustzijn van de Verenigde Staten. In dit boek krijgen die gebeurtenissen echter een kop opgeplakt, en dat is niet die van een beursmakelaar of van een malafide president, maar wel die van een vader die zijn baan verliest en daardoor op de sukkel raakt of van een jongen die opgeroepen wordt om in ‘nam te gaan vechten tegen het communistische gevaar. Het gaat hier dus over de modale man en vrouw, en die willen verlichting op het einde van een verhaal. Waarom zou je er anders eentje vertellen?

Auster zou Auster echter niet zijn als hij zijn traditionele thema ook hier niet verder zou uitdiepen. Natuurlijk is iedere realiteit fictie besef je na het lezen van deze verhalen, maar er ligt ook nog een kers op de taart in de vorm van het laatste verhaal, Een doorsneeverdriet, van Ameni Rosza, waarin Auster zelf zijn opwachting maakt. Had zij het niet geschreven, hij had het zelf moeten doen, zo’n goede afsluiter is het. ‘Radio is per slot van rekening bedacht voor eenzamen, ontheemden en ontwortelden’, zo schrijft Rosza. Toen ze op een avond verdrietig zat te wezen omdat haar geliefde haar had verlaten, hoorde ze op de radio Austers oproep. ‘Maar ik heb geen doden, geen reizen die het vertellen waard zijn. Ik ben nooit overvallen door enorme fortuinen of ongelooflijke rampen. Ik heb alleen mijn doorsneetriestheid’ beseft ze. Desalniettemin zet ze zich toch aan het schrijven. En met het schrijven gebeurt er ook iets, iets wat de andere 125 verhalenschrijvers wellicht ook gevoeld hebben: door de realiteit in woorden te vatten, verwerk je haar ook. De fictie wordt inderdaad een deel van de realiteit. Het is niet alleen alsof de geliefde verdwenen is, maar ook het verhaal over hem is weg, en dan beseft de schrijfster: ‘Soms is het goed om verlaten te worden. Terwijl we onze verliezen nalopen, glipt ons ik misschien weer naar binnen.’

Marnix Verplancke

Paul Auster, Het boek der illusies, De Arbeiderspers, Amsterdam, 278 blz., 17,50 euro. Paul Auster (red.), Ik dacht: mijn vader is God, ware verhalen uit Amerika, De Arbeiderspers, Amsterdam, 367 blz., 22,50 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content