Walter Pauli

Als er zondag in Luik-Bastenaken-Luik één Belg meer kan doen dan alleen maar de rechtstreekse uitzending halen, dan wellicht Axel Merckx.

Wie de voorbije weken een wielerklassieker op kassei wilde winnen, moest een Belgisch paspoort kunnen voorleggen: Museeuw (Het Volk, Brabantse Pijl en Parijs-Roubaix), Tchmil (Kuurne-Brussel-Kuurne en Ronde van Vlaanderen) en Van Bondt (Gent-Wevelgem) domineerden zoals in de gouden jaren. Of die vaderlandse heerschappij ook in de Ardennen wordt voortgezet, is twijfelachtig. Als de hellingen steiler en vooral te lang zijn om in één ruk naar boven te sprinten, dan geven de buitenlanders ons nog altijd het nakijken. Zeker nu Frank Vandenbroucke, het wispelturige godenkind dat vorig jaar zo indrukwekkend Luik-Bastenaken-Luik domineerde, onlangs besloot tot minstens een half jaar loopbaanonderbrekening – zonder loonverlies.

Nee, de landgenoten die woensdag (Waalse Pijl) en zondag (Luik-Bastenaken-Luik) Marc Uytterhoeven en Michel Wuyts tot hun zoveelste twistgesprek mogen inspireren, zullen enkelingen zijn. Goed, er zijn de Lotto’s. In de eerste plaats Mario Aerts, vorig jaar derde in de Waalse Pijl na een puike beklimming van de Muur van Hoei, maar ver achter een ongenaakbare Michele Bartoli en diens vluchtgezel Maarten Den Bakker.

En er is Axel Merckx, zowat de enige Belg die een rol van betekenis speelt bij het tweede Mapei-team. Officieel gaat het om dezelfde ploeg, in de praktijk zijn het twee zo goed als onafhankelijke filialen van dezelfde maatschappij. Die tweede, zeer internationale kern van Mapei heeft niet zo heel veel te maken met de Belgisch-Italiaanse groep die zondag naar goede gewoonte Parijs-Roubaix naar zijn hand zette en met vier renners bij de eerste elf eindigde. De eerste, Vlaams-Italiaanse groep rijdt onder Marc Sergeant de vlakke klassiekers en de kleine rittenwedstrijden die daarbij aansluiten. De tweede, meer internationale kern (veel Italianen, wat Spanjaarden, een Rus, een Hongaar, twee Amerikanen, en één Belg: Axel Merckx) wordt gecoacht door Fabbrizio Fabbri en hoort er te staan in de ernstige rittenkoersen, de grote Rondes en de Ardennenklasssiekers.

De renners van die twee afdelingen hebben minder omgang met elkaar dan Johan Museeuw met Peter Van Petegem en Andrei Tchmil. Dat zijn collega’s, in de echte betekenis van het woord: mannen die dagelijks hun beroepsbezigheid delen. Al bij zijn komst naar Mapei wist Wilfried Peeters, eerste luitenant van de Vlaamse kliek, dat best wel jammer: ‘We hebben hem goed leren kennen op het trainingskamp. Formidabele kerel, d’n Axel. Een prachtvent met een schitterend gevoel voor humor. Maar hij rijdt een volledig ander programma als wij. Meer dan een paar weken per jaar zullen we elkaar niet zien.’

Maar is die opgeschoten jongen, die net als zijn zus Sabrina en moeder Claudine een beetje nationaal erfgoed is – zij horen bij het ultieme Belgische sportsymbool, Eddy Merckx – nog wel een echte landgenoot van Peeters? Axel Merckx woont in Monaco, traint in het Franse hinterland, is getrouwd met een Canadese, heeft vooral Italiaanse ploegmakkers en reed dit seizoen vaak in Frankrijk en Spanje, maar nog niet één wedstrijddag op Belgische bodem. Hij was aangekondigd voor de Brabantse Pijl, maar een programmawijziging besliste daar ter elfder ure anders over. Van huis uit Franstalig, spreekt Axel Merckx niet alleen meer Engels, maar ook meer Italiaans (in teamverband) dan Nederlands.

AXELMERCKX.COM

Axel Merckx, een wereldburger in een steeds meer gemondialiseerde sport die op haar beurt leeft volgens de geplogendheden van de global village. Dat werd voor het eerst goed duidelijk op de laatste persconferentie in de Ronde van Frankrijk vorig jaar, waar Lance Armstrong – uitgerekend in de ’toekomststad’ Futuroscope – kwam vertellen hoe zijn ploegleider Johan Bruyneel hem via e-mails had opgepept tot kandidaat-tourwinnaar. Dat zie je ook bij Axel Merckx, nu al weken ver van huis, maar zelfs voor de modale supporter zeer bereikbaar, via internet, waar het publieke forum op Axels site (www://axelmerckx.com) één lang vraaggesprek vormt, zij het overladen van freakerige vragen over technische details. Ook leuk: de losse opmerkingen van oude bekenden (Andy Hampsten) en ploegmaats (Tom Steels): ‘Mooie site, Axel, op de foto’s na.’

Veel andere mogelijkheden tot communicatie heeft Steels trouwens niet. Zoals Peeters al voorspelde, krijgen de ploegmakkers van de twee Mapei-filialen maar in een handjevol wedstrijden met elkaar te maken. In de Tour de France, bijvoorbeeld, waar de Belgische helft Tom Steels aan ritzeges moet helpen, en in klassiekers als Milaan-Sanremo. Maar binnen Mapei is de concurrentie groot: Steels raakte niet geselecteerd, Merckx evenmin. Axel Merckx: ‘Ik wist dat vooraf. Ik had al bijna Parijs-Nice moeten winnen om een kans te maken om in Milaan-Sanremo te kunnen starten.’

En winnen doet Axel Merckx al een tijdje niet meer. Zijn laatste spraakmakende seizoen was 1998, toen hij nog voor het Italiaanse Polti reed. Toen werd hij tiende in de Tour de France – waar de top van het klassement zwaar gehavend was door de tientallen gedwongen forfaits na de Festina-zaak – en daarna tweede in de Classica San Sebastian. Niet dat hij sindsdien geen behoorlijke resultaten behaalt. Dit seizoen was Axel Merckx al vijfde in het eindklassement van de Ronde van de Haut-Var, zevende in de Ronde van de Middellandse Zee, zevende ook in de Catalaanse Week. Dat zijn wedstrijden met aanzien in het peloton, en wie zich daarin laat zien kan op respect rekenen van collega’s en concurrenten. Los van die waardering van de inner-circle spreken die prestaties het grote (en zeker het Belgische) publiek niet aan. Maar dat deert Axel Merckx niet. Integendeel, het helpt hem zelfs. ‘Mijn gebrek aan snelheid heeft me natuurlijk al meer dan één overwinning gekost, dat weet ik zelf ook wel. Ik ben geen kopman. Mijn opdracht bestaat erin Pavel Tonkov zo lang als ik kan bij te staan in de bergen. Dat is trouwens ook de rol die ik bij Polti kreeg als helper van Luc Leblanc, en toen reed ik een prima Giro, later ook een uitstekende Tour. Als eerste helper heb ik altijd uitstekende resultaten neergezet, dus dat doet nu weer het beste vermoeden.’

MUUR VAN HOEI

Dat geldt ook voor de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik. In 1997 reed Axel Merckx een prima Doyenne, maar wel als helper van kopman Lance Armstrong. En ook nu ziet het er naar uit dat Axel Merckx wel eens scherp uit de hoek zou kunnen komen in de Ardennen. Terwijl Museeuw en co Gent-Wevelgem en Parijs-Roubaix afwerkten, was Axel Merckx in de weer in de Ronde van het Baskenland. Zo goed als dagelijks liet hij er zich opmerken, tot hij er de laatste dag de brui aan gaf: ‘In de algemene klassering had ik toch geen rol van betekenis meer te spelen, dus ben ik na zestig kilometer in de rit in lijn afgestapt en heb ik forfait gegeven in de tijdrit. Ik vond het beter nog wat extra rust in te lassen voor de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik. Onderschat die Ronde van het Baskenland maar niet: op 188 renners hebben er amper 97 de wedstrijd uitgereden.’

Leerzaam was het ook. In de vierde rit, een bergetappe met twee cols van eerste en drie van tweede categorie, zette Axel Merckx een ambitieuze ontsnapping op samen met Mikel Zarrabeitia, die pas na een intense jacht van de ploeg Vitalicio-Seguros teniet werd gedaan: de conditie is dus niet slecht. Twee dagen daarvoor, ook al een bergrit met aankomst op een steile col van acht kilometer lengte, reed Merckx de hele dag voorin. Op het einde, een bijzonder scherpe helling van 15 procent, moest Merckx de koplopers lossen. ‘Vader zei dat ik wellicht met een te grote versnelling fietste. Wegens mijn lengte moet ik zeker in dit soort beklimming nog een stuk kleiner.’ Een gouden raad voor de Waalse Pijl, waarin de onverbiddellijke en nog steilere Muur van Hoei de traditionele scherprechter is.

Dat is trouwens het voornaamste profijt dat Axel vandaag nog heeft van zijn achternaam: dat hij zich gesteund weet door een van de deskundigste waarnemers van het peloton: Eddy Merckx. Goed, als ‘zoon van’ kon hij ook als amateur zonder grote erelijst – maar toch een ritzege in de Tour de l’Avenir, plus een prima WK in Oslo – altijd in de beste ploegen terecht: eerst Telekom, dan Motorola en Polti, nu het tweede jaar Mapei. Maar daar houden de voordelen ook op. Axel Merckx: ‘Mijn vader is voor mij net zo goed een vader zoals andere vaders dat zijn voor hun kinderen. Voor iedereen, denk ik, is het niet gemakkelijk om het zelfde beroep uit te oefenen als uw vader. Als die dan nog eens in die specialiteit de beste ter wereld was, dan is het natuurlijk dubbel moeilijk. Als ik het moeilijk had om groot te worden als de zoon van Eddy Merckx, dan kwam dat echter niet door hem maar wegens de overtrokken verwachtingen van een deel van het publiek.’

Maar mogen die verwachtingen niet één keertje hoog zijn? Dit jaar lijken de kaarten beter dan ooit voor Merckx. Geen van de klassieke winnaars van de voorbije weken is een Ardennen-specialist: Wereldbeker-leider Erik Zabel zeker niet, Andrei Tchmil evenmin, en Johan Museeuw beklaagde zich drie jaar terug al dat hij Luik-Bastenaken-Luik wellicht op jongere leeftijd had moeten leren ontdekken. Bovendien staat geen van de drie ‘jongere’ mannen er die vorig jaar deze Ardennenwedstrijden beheersten. Michele Bartoli (Merckx’ kopman bij Mapei) lijkt nog altijd niet echt in conditie, Michael Boogerd staat aan de kant, Frank Vandenbroucke ook. Is Axel Merckx dan geen favoriet, samen bijvoorbeeld met de onvermijdelijke Laurent Jalabert? Waar wacht Axel Merckx dan op om zijn eigen kans te gaan? ‘Mapei heeft nog nooit een gebrek gehad aan kopmannen. Laten we dus maar afwachten hoe het die dag met de conditie zit.’

Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content