Ook bij de hervorming van het strafproces- recht, waarvan regering en parlement dan toch eindelijk werk willen maken, staat de figuur van de onderzoeksrechter centraal.

NAPOLEONZEI HET al : ?Le juge d’instruction est l’homme le plus puissant de France.? Daar had Jean Jacques Régis de Cambacérès voor gezorgd, na het opstellen van de Code Civil. Maar dat was in 1808. Vandaag is het bijlange niet meer zo zeker dat de onderzoeksrechter de machtigste man is noch in Frankrijk noch in de landen die, zoals België, het Napoleontisch rechtssysteem overnamen. Veel meer dan een spaghetti-arrest hypothekeren immers structurele problemen het werk van een onderzoeksrechter. Bij de generale staf van de rijkswacht maar ook binnen deze roomsrode coalitie vooral bij de SP wordt eraan gedacht het profiel van de onderzoeksrechter af te slanken. Getuige daarvan bepaalde passages in het regeerakkoord van juni 1995.

Die staan dan weer haaks op het voorontwerp van wet ter hervorming van het strafprocesrecht, zoals de commissie van experten onder leiding van de Luikse professor Michel Franchimont het in maart 1995 actualiseerde en de toenmalige regering het voor advies aan de Raad van State overmaakte. Dat advies is er nu eindelijk sinds vorige week en wordt nu verder besproken met het oog op een mogelijke aanpassing van het betreffende wetsontwerp van de regering. Daarin staat de onderzoeksrechter centraal en in het bijzonder de uitbreiding van zijn communicatieplicht ten overstaan van de in-verdenking-gestelde verdachte en het slachtoffer. Met de figuur van de onderzoeksrechter is namelijk veel meer aan de hand dan de mythevorming rond onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte uit Neufchâteau en de verkettering van de Luikse onderzoeksrechter Martine Doutrewe laten vermoeden.

Deze week verschijnt de meest gedetailleerde studie die ooit van de onderzoeksrechter als rechtsfiguur werd gemaakt. Bart De Smet heeft er voor rekening van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) en als lid van de Onderzoeksgroep Strafrecht onder leiding van professor Chris Van den Wyngaert (UIA en lid van de commissie-Franchimont) , drie jaar, zes maanden en zestien dagen aan gewerkt. Vorige maand behaalde hij er zijn doctoraat mee. ?De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België ; moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven ?? verschijnt deze week bij Intersentia in Antwerpen. Het document telt 450, soms moeilijke maar altijd indringende, bladzijden. Een groot aantal ervan kan de politiek niet onverschillig laten. Zeker nu niet.

Waarom is de onderzoeksrechter al lang niet meer de machtigste man van het land ?

BART DE SMET : Volgens het Wetboek van Strafvordering zou de onderzoeksrechter nog altijd de centrale figuur in het strafproces moeten zijn. In werkelijkheid is de onderzoeksrechter op het achterplan geraakt. De meeste, zeg maar 95 procent van de onderzoeken, worden immers door het parket afgehandeld. De onderzoeksrechter wordt slechts geadieerd om dwangmiddelen toe te staan en dat vaak slechts op het einde van het onderzoek. Op die manier kan hij nauwelijks anders dan het spoor volgen dat de politie al uitstippelde. Zijn greep op het onderzoek is dus vrij miniem.

Sommige onderzoeksrechters krijgen bovendien 360 en meer dossiers per jaar te verwerken dit is minstens één nieuw onderzoeksdossier per dag. Die mensen moeten dan wel de opsporing toevertrouwen aan de politiediensten, van wie zij dan, in het beste geval, de speurdersactiviteiten bij het uitschrijven van kantschriften controleren.

CHRIS VAN DEN WYNGAERT : Er zijn gewoon te weinig onderzoeksrechters in verhouding tot het toenemend aantal zaken. Ons land heeft amper een tachtigtal onderzoeksrechters en dat aantal is sinds begin van de eeuw vrijwel constant gebleven, terwijl het aantal politiemensen en parketmagistraten fors toenam. Een aantal onderzoeksrechters mist bovendien elke ervaring met politiewerk en wordt er door de voorzitters van de rechtbanken ingegooid omdat zij jong en tot het kloppen van wachtdiensten bereid zijn.

DE SMET : Het systeem van de wachtdienst bevestigt eigenlijk hoe een onderzoeksrechter, ongeacht de aard van de zaak, tijdens die week alles moet aankunnen. Een eenvoudige diefstal, een ophefmakende moord, een drugshandel, een fiscale zaak, een ontvoering, noem maar op. Het ware beter zowel in elk gerechtelijk arrondissement als op federaal vlak, gespecialiseerde onderzoeksrechters aan te stellen en de wachtdiensten zo te organiseren dat complexe zaken altijd kunnen doorverwezen worden naar de man of de vrouw met de meeste expertise. Pas dan zou een onderzoeksrechter zijn leidinggevende rol ten volle kunnen spelen. Ook in de zogeheten pro-actieve recherche, die de regering, volgens haar actieplan tegen de georganiseerde misdaad wil institutionaliseren. Welnu, pro-actieve recherche is een opsporingstechniek, die wel gericht is op het doorlichten van bepaalde misdaadmilieus maar niet op de onmiddellijke bestraffing ervan. Daar komt een onderzoeksrechter nu niet bij te pas, al zou dat in sommige gevallen zeker wenselijk zijn.

De onderzoeksrechter is dus de facto al tot een rechter van het onderzoek herleid, zoals overigens de rijkswacht en bepaalde SP-juristen willen.

DE SMET : Als de onderzoeksrechter er pas op het einde van een onderzoek door het parket wordt bijgehaald om bepaalde dwangmaatregelen toe te staan, zoals een huiszoeking of een aanhouding, dan is er inderdaad veeleer sprake van een rechter van het onderzoek. Een onderzoeksrechter wordt namelijk verondersteld het gerechtelijk onderzoek daadwerkelijk te leiden en te coördineren. Een rechter van het onderzoek daarentegen wordt slechts ingeschakeld op vraag van een partij om een of meerdere onderzoeksdaden te stellen zonder dat hij of zij een gedetailleerd overzicht, laat staan de leiding heeft over het hele onderzoek. Dit blijft dan in handen van de bevoegde parketmagistraat.

VAN DEN WYNGAERT : De figuur van de rechter van het onderzoek maakte nogal opgang begin van de jaren negentig, ten tijde van de eerste parlementaire onderzoekscommissie ter bestrijding van het banditisme en de terrorisme. Ook in Nederland werd toen voorgesteld het profiel van de onderzoeksrechter te hertekenen, maar zover kwam het niet. In Frankrijk evenmin. Duitsland was in 1974 het eerste Europese land om de onderzoeksrechter om te vormen tot een Ermittlungsrichter, omdat hij in zijn oorspronkelijke vorm het werk van parket en politie zeker bij de bestrijding van terreurgroeperingen dreigde te hinderen door ook à décharge te onderzoeken. Ook Italië voerde eind van de jaren tachtig de rechter van het onderzoek in, maar zit nu met de brokken. Het kon allemaal omdat velen een ideaalbeeld hadden van de Anglo-Amerikaanse strafprocesvoering. Dit leidde in sommige landen wel tot een versterking van het parket. De onderzoeksrechter zoals wij die kennen, bestaat alleen in België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Spanje.

Wat is er dan zo verkeerd aan het Angelsaksische model, waar politie en parket mogelijk een rechter van het onderzoek inschakelen voor heel specifieke dwangmaatregelen, maar voor het overige het onderzoeksdossier eigenmachtig afwerken en voor de rechtbank brengen ?

DE SMET : Het is zeker een aantrekkelijk model. Elke partij moet voor zichzelf opkomen en vecht het geding uit voor de rechtbank. Zo eenvoudig is het echter niet. Het belangrijkste nadeel is echter dat die zogeheten equality of arms, de gelijkheid van de wapens, afhangt van de financiële middelen waarover de partijen beschikken om hun argumentering op te bouwen. Denk maar aan de gehaaide maar peperdure privé-detectives en advocatenkantoren, die in Amerikaanse films en feuilletons optreden. Omdat de rechter ambtshalve niets mag onderzoeken, moet hij wel vertrouwen op het verhaal van de sterkste. Bovendien kan de vonnisrechter in de Angelsaksische procedure slechts oordelen op basis van de dan toch vluchtige indrukken die hij ter zitting krijgt. Hij heeft geen kennis van het strafdossier en de schriftelijke verklaringen daarin. Het is, bijvoorbeeld, niet omdat een getuige zenuwachtig overkomt dat hij liegt. Precies daarom gedragen de advocaten in deze procedure, vooral bij de zogeheten cross examination, zich meestal zeer agressief. In het voordeel van hun cliënt proberen zij getuigen uit hun lood te slaan en hun verklaringen te ondermijnen. Zou O.J. Simpson met andere advocaten ook vrijgesproken geweest zijn ?

Bovendien komt het in slechts tien procent van de gevallen tot een duel voor de rechtbank. Alle andere gevallen worden in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië afgedaan met een buitengerechtelijke afdoening ( plea bargaining), precies omdat precies een proces voor iedereen zeer duur uitvalt. Bij een buitengerechtelijke afdoening handelt de vervolgende partij de zaken meestal informeel met de verdachte af. Die heeft dikwijls echter geen andere keuze, dan het hem of haar opgedrongen akkoord te aanvaarden. En dit is niet van aard om het vertrouwen in het gerecht te bevorderen.

De regering lijkt te aarzelen. In het regeerakkoord staat dat het strafrechtelijk beleid, onder andere, zal gemoderniseerd worden door het Openbaar Ministerie de mogelijkheid te bieden de onderzoeksrechter te vragen bepaalde daden te stellen die onder zijn bevoegdheid vallen, zonder echter het onderzoek te moeten instellen.

VAN DEN WYNGAERT : De SP pleit in haar Noodplan voor Justitie voor een rechter van het onderzoek. Vandaar dit zinnetje in het regeerakkoord van juni 1995. Het blijft echter vreemd omdat hetzelfde regeerakkoord stelt dat het bij voorrang het wetsontwerp van de commissie-Franchimont ter verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, in het parlement wil behandeld zien. De commissie opteert evenwel voor het behoud van de onderzoeksrechter, en niet voor de invoering van de rechter van het onderzoek. Als we de onderzoeksrechter zouden afschaffen, dreigen wij bovendien de feitelijke ongelijkheid van de wapens door te trekken tot op het niveau van het vooronderzoek. De rechter van het onderzoek kan dan namelijk slechts optreden als hem gevraagd wordt tussen te komen. In de commissie ter hervorming van het strafprocesrecht hebben wij de partijen toch een mogelijkheid willen bieden de onderzoeksrechter in bepaalde omstandigheden te vorderen.

Zo stellen wij sinds 1994 voor om het slachtoffer, dat nu zowaar door iedereen ontdekt wordt, de mogelijkheid te bieden de onderzoeksrechter te sommeren om bepaalde pistes te onderzoeken. Ook de verdachte zou, volgens ons voorontwerp van wet, de onderzoeksrechter kunnen vragen specifieke onderzoeksdaden te stellen die hem of haar kunnen disculperen. Daarmee gaat ook een groter recht tot inzage van het gerechtsdossier gepaard.

Welke afstand zal de onderzoeksrechter dan moeten bewaren ? In het verlengde van uw wetsontwerp ter hervorming van het strafprocesrecht zal de onderzoeksrechter wel degelijk met de slachtoffers moeten praten.

VAN DEN WYNGAERT : Hij zal nog altijd niet naar hun feestjes mogen gaan en er gelauwerd worden. Al blijft het zeer de vraag of voor onderzoeksrechters dezelfde wrakingsregels gelden als voor vonnisrechters. Het Hof van Cassatie meent van wel. Als ons voorontwerp van wet aangaande het nieuwe profiel van de onderzoeksrechter aanvaard wordt en het Hof van Cassatie bij zijn spaghetti-arrest blijft, dan werkt dit zeker wrakingsprocedures in de hand en is de mogelijkheid van rechtsmisbruik niet uitgesloten.

DE SMET : Het wetsontwerp van de commissie-Franchimont biedt anderzijds het voordeel dat de verhouding tussen slachtoffer en onderzoeksrechter eindelijk zal geregeld worden. Terwijl het slachtoffer, dat nu een onderzoeksdaad wil bekomen, zich informeel tot de onderzoeksrechter moet richten. Op die manier wordt nu wel eens meer de schijn van partijdigheid gewekt.

In het wetsontwerp-Franchimont wordt nergens gesuggereerd de onderzoeksrechter beter te profileren en te outilleren.

VAN DEN WYNGAERT : Er werd ons gevraagd punctuele hervormingen voor te stellen. Maar er is inderdaad nog werk aan de winkel, willen regering en parlement de onderzoeksrechter in zijn taak versterken.

DE SMET : Het is niet geloofwaardig de figuur van de onderzoeksrechter te bewaren zonder hem te versterken. Als het parket zelf kan blijven kiezen wanneer het een onderzoeksrechter wil inschakelen, dan is de kans groot dat die slechts mag tussenkomen om dwangmaatregelen te bevelen. Het zou beter zijn om voor eens en voorgoed vast te leggen wanneer een onderzoeksrechter al dan niet moet tussenkomen. Anderzijds zijn structurele maatregelen vereist om de onderzoeksrechter beter op te leiden.

Ik stel voor de tussenkomst van de onderzoeksrechter aan minstens vijf criteria te koppelen. Zo zou een onderzoeksrechter zeker moeten in actie komen als iemand verdacht wordt van een misdaad en een zware straf riskeert, of als het complexe wanbedrijven betreft, waarin zeker ook à décharge moet onderzocht worden. Een derde criterium betreft de opportuniteit om dwangmaatregelen uit te vaardigen, waarbij alleen een onderzoeksrechter, in tegenstelling tot een rechter van het onderzoek, een overzicht heeft van het hele dossier en ambtshalve kan nagaan of de daarin aangebrachte bewijzen betrouwbaar en volledig zijn. Het vierde criterium slaat op de zogeheten anonieme getuige. Bij ontstentenis van een onderzoeksrechter wordt die door het parket, zeg maar de vervolgingsinstantie en de openbare aanklager gehoord. Voor de politiediensten is dit interessant, maar niet noodzakelijk voor een goede rechtsbedeling.

Het vijfde criterium om zeker een onderzoeksrechter aan te stellen, heeft te maken met het slachtoffer. Als dat, bijvoorbeeld, om materiële redenen niet bij machte is een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter in te dienen, dan zou het tegenover een rechter van het onderzoek helemaal in de kou staan. Dan zou het slachtoffer immers zelf bewijzen moeten verzamelen om zijn eis tot schadevergoeding te staven. Wat meestal onmogelijk is zonder het inzicht dat alleen een onderzoeksrechter en zeker niet een rechter van het onderzoek in een dossier kan hebben.

Structureel zouden parlement en regering er uiteindelijk goed aan doen, naar analogie met de federale magistraten, ook federale en gespecialiseerde onderzoeksrechters te voorzien en de andere onderzoeksrechters herwaarderen.

Zou de onderzoeksrechter zoals u hem in beeld brengt, naar een spaghetti-fuif mogen gaan ?

DE SMET : In een dossier waar alle schijnwerpers op een magistraat gericht zijn, was het niet verstandig daar aanwezig te zijn. Al waren Sabine en Laetitia geen partij. Het zijn uiteindelijk slachtoffers die gered werden en voor wie de magistraten in kwestie hun sympathie betuigden.

Frank De Moor

Onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte : liever kijken naar de structurele problemen dan naar het spaghetti-arrest.

Jacques Langlois vervangt Connerotte, maar krijgt hij ook meer middelen en armslag ?

Bart De Smet (links) en Chris Van den Wyngaert : De onderzoeksrechter is op het achterplan geraakt.

Véronique Ancia ondervond hoe onderzoeksrechters vaak door speurders geleid en misleid worden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content