Een enquête peilde naar de mening van de Vlaming over het cordon sanitaire.

(*) Om de steekproef representatief voor Vlaanderen te maken, werden de bestaande verhoudingen inzake geslacht, leeftijd, woonplaats (provincie) en opleidingsniveau gerespecteerd, en werden de data na controle nog eens gewogen.

Voor Stefaan De Clerck (CD&V), Ward Beysen (LA) en Geert Bourgeois (N-VA) is het een uitgemaakte zaak: samen besturen met het Vlaams Blok willen ze op dit ogenblik niet, maar de afspraak om onder geen beding samen te werken met het Blok, heeft volgens hen geen zin meer. Ze noemen het cordon sanitaire ‘hypocriet’, ‘contraproductief’, of een ‘complot van de linkse partijen om aan de macht te blijven’.

Ook het Vlaams Blok zelf houdt niet op tegen de zuiverheidsstrategie van de andere partijen te fulmineren. Niet omdat de Blokkers ook eens graag in een coalitie zouden willen stappen. Nee, zij voelen zich uitstekend in hun oppositierol, zo benadrukte Blok-voorzitter Frank Vanhecke onlangs nog in een kranteninterview. Het cordon versterkt alleen hun imago van underdogs. De andere partijen – die nog wel heil zien in het cordon – houden vol dat het radicale anti-Blokstandpunt een duidelijke boodschap naar de kiezer uitzendt, en dat zoiets belangrijk is.

Om te weten wat de stemgerechtigde burger van het akkoord vindt, liet het Sociaal Economisch Instituut (SEIN) van de Limburgse universiteit een telefonische peiling uitvoeren bij 1500 Vlamingen (*). De interviews, vanzelfsprekend anoniem, werden afgenomen tussen 16 en 25 april jongstleden, zowat één maand voor de verkiezingen dus.

Het grootste probleem met het cordon sanitaire, zo beseften ook de onderzoekers vooraf, is dat het een containerbegrip geworden is, vatbaar voor veel interpretaties. Een coalitie vormen met het Blok is iets anders dan met hen samenwerken bij het wetgevend werk in het parlement. En het cordon in de politiek is nog iets anders dan het cordon in de media. Daarom stelden de enquêteurs hun vragen zo precies mogelijk.

‘Meeregeren?’

De meest fervente verdedigers van het cordon zijn het erover eens dat je met het Blok in geen enkel geval een coalitie mag vormen, op geen enkel bestuursniveau (zie infografiek). En ook de meerderheid van de Vlamingen verklaart zich daarmee akkoord. Het Vlaams Blok in het regeringsbad trekken, zoals in Oostenrijk met de extreem-rechtse FPÖ en in Nederland met de populistische LPF gebeurde, is voor de meeste respondenten geen optie, al is hun meerderheid niet overweldigend. Slechts één op de tien respondenten heeft over dit thema geen mening, en dat is relatief weinig. Het aantal mensen dat weigert op deze vraag te antwoorden, is verwaarloosbaar.

Een herberekening van de percentages, waarbij de categorieën ‘weigering’ en ‘geen mening / weet niet’ worden weggelaten, levert een duidelijker beeld op: 54 procent van de Vlamingen is vóór het cordon inzake regeringsdeelname, 46 procent is tegen.

Een verdeling naar geslacht en leeftijd levert enkele opvallende vaststellingen op. Zo blijkt 72 procent van de leeftijdscategorie boven de 74 jaar een regering met het Vlaams Blok af te wijzen, terwijl er binnen de andere leeftijdsgroepen nauwelijks een verschil waar te nemen is met het globale resultaat. Bij de 55- tot 74-jarigen is nog altijd de helft tégen.

De Vlaamse mannen (50 %) vinden blijkbaar minder graten in een regeringsdeelname van het Blok dan de vrouwen (57 %). Gezien het overwegend mannelijke kiespubliek van het Vlaams Blok vormt dat resultaat echter geen grote verrassing. Het verschil tussen de geslachten is hier eigenlijk zelfs nog betrekkelijk klein te noemen.

Omdat een opdeling van de bevraagde populatie de steekproef minder representatief maakt, geven de resultaten per provincie slechts tendensen aan. Maar ook hier volgen de cijfers voor een stuk het kiesgedrag. De inwoners van de provincie Antwerpen springen licht uit de band door zich met een kleine meerderheid (52 %) tegenstander van het verbod op regeringsdeelname te tonen. De West-Vlamingen bevinden zich aan het andere uiterste (43 %).

In de enquête is ook naar de stemintenties gevraagd (zie ook kader). Interessant zijn dan natuurlijk de tendensen die zich aftekenen bij de vroeg overtuigde kiezers. Zo tonen de respondenten die eind april al wisten dat ze op 18 mei voor de CD&V zullen stemmen, zich minder enthousiast om een coalitie met het Blok te steunen dan degenen die zich al vroeg tot de VLD bekenden. Het voorbehoud over de beperkte deelpopulatie geldt dit keer opnieuw, en zelfs nog iets meer. Maar er blijft de tendens dat CD&V-kiezers zich met een ruime meerderheid uitspreken vóór het cordon op regeringsdeelname, terwijl de CD&V-voorzitter daarover sinds kort een andere mening heeft. En het feit dat bij het overtuigde VLD-electoraat het njet van de partijtop door zo een nipte meerderheid van de kiezers gesteund wordt, zal de verdeeldheid in liberale kringen niet verminderen.

‘samenwerken in het parlement?’

De Vlaming stelt zich duidelijk soepeler op als het om louter samenwerken bij het wetgevend werk gaat. Na een herberekening zoals bij de vorige vraag bedraagt het aandeel tegenstanders van samenwerking 43 procent, het aandeel voorstanders 57 procent.

Opnieuw stellen de vrouwelijke kiezers (51 % voorstanders van samenwerking) zich voorzichtiger op dan de mannelijke (62 %). Maar veel opvallender is het onderscheid tussen de leeftijdscategorieën. De oudste groep, die zich ook al tegen regeringsdeelname uitsprak, heeft een nog grotere afkeer van samenwerking met het Blok op wetgevend vlak (76 %). Vreemd inderdaad, omdat alle andere leeftijden zich vrij homogeen aan de andere kant van het spectrum bevinden (alle rond de 40 %). Een mogelijke verklaring voor de afwijzing door de 74-plussers is dat zij een verband leggen tussen extreem-rechts nu en hun ervaringen met de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog.

Bij deze vraag werd ook een link gelegd naar het opleidingsniveau van de res- pondenten. Een meerderheid van de mensen met een diploma hoger secundair onderwijs of hoger onderwijs scharen zich achter de idee om bij het parlementair werk niet moeilijk te doen over de zuiverheidsregels ten aanzien van het Blok. Bij de laaggeschoolden is slechts de helft van de respondenten voor een dergelijke houding gewonnen.

De resultaten per provincie en per electoraat ten slotte sluiten aan bij de antwoorden op de vorige vraag.

‘aan het woord laten in de media?’

Over de vorige vragen waren de meningen nog min of meer verdeeld. Hier is dat helemaal niet het geval. Minder dan één op vijf wil de Blok-politici de mond snoeren via een mediaboycot. Een uitgesproken cordon in de media heeft ook in perskringen nog maar weinig voorstanders. Het debat onder journalisten gaat meer over de vorm waarin, of de manier waarop er met extreem-rechts wordt omgegaan. Sinds Zwarte Zondag in 1991 û de grote electorale doorbraak van het Vlaams Blok û is de journalistieke lijn om de partij dood te zwijgen, grotendeels verlaten. Om toch tot voorzichtigheid aan te zetten, benadrukte de VRT bijvoorbeeld in een nota eind 2001 nog dat hij ‘geen instrument (kan) zijn voor het verspreiden van standpunten en meningen van bewegingen of partijen die afbreuk doen aan democratie en verdraagzaamheid en die openlijk oproepen tot discriminatie’. En ook volgens de meeste andere nieuwsmakers mocht het Vlaams Blok nog altijd niet als een gewone partij behandeld worden. Sindsdien is die houding in de meeste media versoepeld, deels onder druk van de publieke opinie (en dus commerciële druk), deels door het feit dat ook in de media weinigen het Blok in de rol van slachtoffer willen duwen.

Ook in de enquête is er een indicatie van die gewijzigde houding. Hoe jonger de respondenten, hoe sterker de neiging om Blok-politici een publiek forum te bieden om hun ideeën en standpunten bekend te maken. Bij de groep 18-34-jarigen is slechts 8 procent voorstander van een mediacordon, bij de 74-plussers 26 procent. De andere leeftijdsgroepen schommelen daartussen, maar volgen de stijgende lijn naarmate de leeftijd vordert.

Ten slotte blijken hooggeschoolden, Antwerpenaren en VLD-kiezers telkens nog het meest geneigd om de mediavraag positief te beantwoorden. Al is er ook in de andere groepen (laaggeschoolden, de andere provincies en CD&V-kiezers) heel weinig weerstand om Vanhecke en co uit de krant en van het televisiescherm te houden. In regelrechte censuur gelooft niemand meer.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content