De sympathieke 48-jarige Simon Rattle mag dan al flink grijs geworden zijn, hij is altijd de jongensachtige uitstraling blijven behouden die hem als beginnende twintiger al zo populair maakte. In juni komt de topdirigent naar Brussel met zijn Orchestra of the Age of Enlightenment.

Concerten in PSK Brussel:

15/5: Berliner Philharmoniker o.l.v. Mariss Janssons

23/6: Orchestra of the Age of En-lightenment o.l.v. Sir Simon Rattle

Al meteen bij zijn debuut in het Berlijn van Herbert von Karajan maakte Simon Rattle een verpletterende indruk. Maar de bejaarde grootmeester adviseerde hem vaderlijk om nog niet in te gaan op de talrijke aanbiedingen van toporkesten in en buiten Engeland. Eerst moest Rattle grondig de stiel leren, bij het City of Birmingham Symphony Orchestra: in 1986 nauwelijks meer dan een provincieorkest, nu een formatie die zich kan meten met de allerbeste. Bijna twintig jaar later bleek de tijd dan toch gekomen. Toen de musici van de Berliner Philharmoniker na het vertrek van Claudio Abbado moesten beslissen aan wie ze de erfenis van Furtwängler en Karajan wilden toevertrouwen, verkoos een overgrote meerderheid de veeleisende en vernieuwende Simon Rattle boven de ervaring en traditie van dirigenten als Daniel Barenboim en Bernard Haitink.

Rattle heeft zijn roem altijd met bescheidenheid gedragen. Maar toen hij hoorde dat zijn naam bij de favorieten zat, kon hij zijn droom niet langer verstoppen: ‘Ik dacht bij mezelf: Simon, je kúnt niet langer zeggen dat het je niet interesseert. Het laatste concert dat ik met hen gespeeld had, was zo’n fantastische belevenis dat ik mezelf niet meer kon overtuigen dat ik het zogezegd niet wilde.’ Maar bescheiden is hij ook na zijn benoeming nog. Toen hem tijdens onze ontmoeting in Londen gevraagd werd of hij zijn aanstelling in Berlijn nu beschouwde als het hoogtepunt van zijn carrière, luidde het antwoord: ‘Ik ben 47, en nog volop aan het leren wat dirigeren eigenlijk is. Ik moet altijd terugdenken aan een gesprek na een van mijn eerste repetities met het Los Angeles Philharmonic. Een van de musici knipoogde toen: “De gemiddelde leeftijd van een goed dirigent is zestig. U moet niet denken dat u daar een uitzondering op vormt.” Maar hij had gelijk!’

Vandaar dat Rattle zich pas onlangs voor het eerst in zijn carrière aan de symfonieën van Beethoven heeft gewaagd. ‘Het is iets dat Carlo Maria Giulini me op het hart drukte toen ik nog jong was: er is voor elk van die meesterwerken een tijd. Je moet gewoon wachten tot ze zich bij je komen aanbieden.’ Voor Beethoven kwam dat moment er bij Rattle toen de Wiener Philharmoniker hem na een enthousiaste samenwerking in de pianoconcerto’s met Alfred Brendel kwam vragen of hij met hen ook niet eens alle Beethoven-symfonieën wilde doen. Er volgden vijf jaar van gezamenlijk concerteren, en de chemie bleek zo vruchtbaar dat ze besloten de integrale ook op cd vast te leggen. Rattle heeft geprobeerd om de mythische Beethoventraditie van het Weense orkest te combineren met zijn eigen Beethoven-experimenten op de historische instrumenten van het Orchestra of the Age of Enlightenment. Als geheel wekt de cyclus inderdaad nog een beetje de indruk van een work-in-progress: het resultaat blijft wel eens steken in iets te pedante nadrukkelijkheid, werkt bijvoorbeeld in de zevende niet zo verfrissend als de bijna 30 jaar oude, legendarische Weense opname met Carlos Kleiber, maar de derde en de vijfde symfonie bevatten een perfecte verhouding tussen verfrissende ideeën en stuwende adrenaline.

Over het verschil tussen de twee prestigeorkesten bij wie hij sinds enkele jaren vriend aan huis is, laat Rattle zich diplomatisch uit: ‘Meer vrouwen in Berlijn? (lacht) Het grote verschil is, denk ik, dat Wenen vooral een operaorkest is. Ze zijn gewoon om zangers te begeleiden met een alertheid voor de kleinste tempovrijheden. De klank van Berlijn heeft dan weer iets visceraals: het is een klank die uit de darmen van de aardbol lijkt op te borrelen.’

EMOTIONELE HOOGSPANNING

Het inauguratieconcert waarmee Rattle zijn officiële intrede deed in Berlijn, begin september vorig jaar, wilde meteen een beleidsverklaring zijn. Rattle koos, net als Abbado tien jaar voor hem, voor de vijfde symfonie van Mahler, en programmeerde vooraf Asyla: een spectaculair hedendaags werk van de Britse componist Thomas Adès. Mahler was ooit de reden waarom Rattle begon te dirigeren. Hij heeft inmiddels haast al zijn symfonieën opgenomen. Weliswaar kreeg hij zijn coup de foudre bij de tweede symfonie (nog altijd de meest geslaagde van zijn Mahler-opnamen) en ging de vijfde hem altijd net iets minder goed af. Maar precies door de laatste tijd veel in Wenen te vertoeven, had hij aan de vooravond van zijn openingsconcert het gevoel dat hij er nu klaar voor was: ‘Ik staarde me voordien blind op details. Nu weet ik veel beter hoe ik van het ene hoogtepunt naar het volgende moet dirigeren.’

EMI maakte er een stunt van door de liveopname van Rattles vijfde nauwelijks een paar weken na het evenement al in de winkels te hebben. Het nadeel van de liveopname is dat bepaalde effecten bij een klinische herbeluistering net iets te dik in de verf gezet lijken. Maar wie het concert destijds zag op BBC of zich nu de dvd-uitgave ervan aanschaft, zal vooral de ontzaglijke voordelen ervan kunnen waarderen: de ongelooflijke opwinding en emotionele hoogspanning van een orkest in blakende gezondheid.

Zelfs als de Berliner nog steeds geen afgewerkte Mahler-integrale kunnen voorleggen (Haitink werd door Philips net voor afsluiten aan de deur gezet; Abbado heeft nog twee symfonieën te gaan), belichaamt Mahler de zorg voor het grote repertoire en de traditie. Thomas Adès vertegenwoordigt Rattles voornemen om dat traditionele repertoire in Berlijn drastisch en radicaal uit te breiden. Abbado had het Berlijnse toporkest op dat vlak al een eind op streek gebracht, maar vestigde zijn aandacht vooral op een aantal grote namen met wie hij een persoonlijke affiniteit had, zoals Wolfgang Rihm, Luigi Nono, Salvatore Sciarrino en György Kurtag. Rattle wil de blik nog verder verruimen, vooral in Angelsaksische en Scandinavische richting: hij wil meer Amerikanen dirigeren (Bernstein, Gershwin, John Adams), populaire Finnen als Magnus Lindberg en Kaaja Saariaho, en jonge Britten als Marc Anthony Turnage en Thomas Adès. Maar Rattle wil zijn orkest ook verder terug in de tijd doen graven. Zelf deed hij met hen onlangs nog Bachs Johannespassie en hij wil veel Haydn en Mozart uitvoeren. En van zijn eerste seizoen af inviteerde hij oude-muziekcoryfeeën als William Christie en Marc Minkowksi om zijn Berlijnse musici in te wijden in Rameau en Händel.

Het sluit aan bij Rattles principiële doelstelling: ‘Abbado heeft het orkest grondig verjongd. De gemiddelde leeftijd moet nu zo’n dertig jaar bedragen. Een van de eerste dingen die nu moeten gebeuren, is het ontwikkelen van een basisklank. De individuele kwaliteiten van de orkestleden zijn groter dan ooit tevoren. Maar doordat het orkest zo grondig vernieuwd is, zijn er nog maar enkele leden die de zogenaamde traditie van dit orkest – de achtergrond van Furtwängler en Karajan – nog in zich dragen: die nog weten hoe zij ademden en fraseerden. Dat generaties oude geheugen moet je onderhouden als een tuinier: je moet hier wat wieden, daar snoeien, hier rijkelijk begieten, daar wat meer bemesten. Je moet die klank voeden. Maar je moet ook nieuwe gewassen en kleuren bijplanten. De traditie moet een fundament of een vast referentiepunt blijven, waar men voor bepaalde idiomen op verschillende manieren flexibel van kan afwijken. Ik zou het mooi vinden als ik het orkest zover kan brengen dat het als het meest stijlbewuste van alle symfonieorkesten bekend zal staan. Het moet in staat zijn om niet alleen voor elke periode, maar echt voor elke componist een eigen aangemeten klank te produceren.’

Wat daarin zijn rol is als dirigent? ‘Als dirigent ben je een soort jockey. Je mag nooit vergeten dat het het orkest is dat speelt. Als je vergeet dat het paard jou draagt, en niet andersom, dan doe je dat op eigen risico. Je kunt een orkest gidsen, assisteren, helpen, maar je kunt ook hopeloos in de weg staan. De kunst is precies te weten waar je de teugels mag vieren, en waar je ze kort moet houden: wat hebben ze nodig? Ik probeer als dirigent de omstandigheden te creëren waarin de musici het gevoel krijgen dat ze van de grond komen en er iets anders overneemt.’

Maar er zijn ook nog andere ambities. ‘Het mooie van dit orkest is dat de musici eerst nagedacht hebben over wat ze met het orkest wilden doen, welke richting het uit moest, nog voor er aan namen gedacht werd. Een van de cruciale overwegingen was: wat moet een symfonieorkest betekenen in het zo snel veranderende culturele landschap van de 21e eeuw? Het is een hele uitdaging om daar een zinvol antwoord op te ontwikkelen.’

Jo Paumen

‘Nu weet ik veel beter hoe ik van het ene hoogtepunt naar het volgende moet dirigeren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content