Wil je weten hoe het werkelijk toeging in het koloniale Shanghai? Vergeet encyclopedieën en vuistdikke geschiedenisboeken, lees De Blauwe Lotus. Hergé had de beste bronnen om zich door te laten inspireren.

Wie in de jaren tachtig de tweedehandsboekhandels van Oxford bezocht, had veel kans in de winkeltjes een bejaarde grijze heer te ontmoeten die driftig de rekken China: history afzocht. Antiquaren spraken met de nodige eerbied over hem als ’the professor’ en ze hadden altijd wel een stapeltje boeken en tijdschriften speciaal terzijde gelegd dat hij met een kennersblik en de nerveuze hand van de bibliofiel doorbladerde. Zijn passie was Shanghai in de jaren negentienhonderddertig. Professor H.J. Lethbridge was al een tijd emeritus van de universiteit van Oxford, maar de Oxford University Press vertrouwde hem de leiding toe van een reeks facsimiledrukken van boeken die van ver of nabij met de koloniale periode in China te maken hadden. De meeste van de door de universitaire pers herdrukte boeken werden in de eerste decennia van de twintigste eeuw uitgebracht door de firma Kelly and Walsh in Shanghai. Wie vandaag nog zo’n originele K&W-editie op de kop kan tikken, heeft geluk. In elk geval gaat het dan om een zeldzaam exemplaar dat aan het oog van een Japanse of Chinese verzamelaar is ontsnapt. Maar wie echt nog de sfeer van het koloniale Shanghai wil opsnuiven, kan volgens Lethbridge het best terecht bij… Hergé. De eminente Britse Shanghaivorser heeft altijd beweerd geen betere publicatie over het oude Shanghai te kennen dan De Blauwe Lotus.

Het album schetst op schitterende wijze de bonte fauna in het Shanghai van de jaren dertig, met zijn geheime sekten, Japanse spionnen, drugshandel en courante ontvoeringen; een stad waar de Britse autoriteiten hun stiff upper lip toonden en hautaine Amerikanen neerbuigend deden tegenover arme Chinezen. Zij waren er het grote slachtoffer van dat Japan en het Westen de Chinese havenstad onder elkaar in concessies hadden verdeeld. Maar Lethbridge verzuchtte dat het oude Shanghai nu voorgoed tot de geschiedenis behoorde: ‘Like Atlantis, it is now all legend.’

Le Lotus Bleu verscheen in 1934-’35 in Le petit Vingtième, de kinderkrant van het Brusselse dagblad Le Vingtième Siècle, en werd als (zwart-wit-)album op de markt gebracht in 1936. Georges Remi, die als Hergé signeerde, liet zich bij het ontwerpen van dit Kuifjeavontuur meeslepen door het enthousiasme van zijn Chinese gelegenheidsmedewerker Zhang Zhong-ren. Tchang Tchong-jen, zoals die toen nog zijn naam spelde, was in het begin van de jaren dertig naar Brussel gekomen om er beeldhouwkunst te studeren. Hij was een gecultiveerde jongeman van 27 (even jong als Hergé) die uit de aloude katholieke wijk van Shanghai kwam, Zikawei.

Zikawei – vandaag Xujiahui – was in de eerste decennia van de vorige eeuw ook een artistiek centrum. De jezuïeten geloofden al vanaf het begin van hun missionering in China in het stichtende karakter van beeldverhalen. België leverde China zijn eerste beeldverhaal. In 1605 arriveerde in Nanking het geïllustreerde leven van Christus, een prentenboek gedrukt bij Plantijn in Antwerpen en vervaardigd door de broers Wierikx. De 17e-eeuwse Kangxi-keizer kon er uren in zitten kijken.

De inspiratie van Tchang en Hergé

Tchang genoot in de jezuïetenateliers van Xujiahui zijn opleiding als graficus en vervaardigde er tal van vrome afbeeldingen. De student stamde uit een geëngageerde nationalistische familie en was zeer goed op de hoogte van wat politiek speelde in het China van toen. Twee jaar voor hij in België arriveerde, vond er in Moekden (het huidige Shenyang) een incident plaats dat een ommekeer teweegbracht in de betrekkingen tussen China en Japan (dat was op 18 september 1931). Hergé laat Kuifje er in De Blauwe Lotus getuige van zijn dat de Japanners een spoorlijn opblazen en vervolgens het voorval in de schoenen schuiven van Chinese bandieten. Op het einde van het verhaal vernemen we dat de Japanners ontevreden zijn over het onderzoek dat een commissie van de Volkenbond instelde naar de omstandigheden van de aanslag. De Japanners verlaten met slaande deuren het internationaal vredesorganisme. In werkelijkheid had het uittreden van Japan plaats op 27 maart 1933, nadat de Volkenbond geweigerd had de door Japan in Mandsjoerije opgerichte staat Mandzoughuo, met China’s laatste keizer Pu Yi als marionet aan het hoofd, te erkennen.

Toelichting bij al die politieke omwentelingen die zich in zijn vaderland China voltrokken, kreeg Tchang van een andere Chinees. Iemand die als geen ander was ingewijd in Chinese staatszaken: Lou Tseng-Tsiang, beter bekend als dom Célestin Lou O.S.B.. Die Chinese benedictijnenmonnik van de abdij van Sint-Andries bij Brugge was niemand minder dan een gewezen eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken van China. Hij had zich, na een diplomatenloopbaan en een uiterst bewogen politiek leven, na de dood van zijn vrouw als monnik afgesloten van het leven. Dit in de zuiverste confu-cianistische traditie, waarbij een teleurgestelde ambtenaar of mandarijn zich als heremiet terugtrok in de bergen. Lou was gehuwd geweest met de Gentse Berthe Bovy, die hij na haar dood had begraven op het kerkhof van Laken: omdat ze daar zou kunnen genieten van de gunstige straling van de koninggraven, zoals de Chinese geomantiek het wil.

De minzame monnik van Sint-Andries was net als Tchang Tchong-jen afkomstig uit Shanghai en aldaar zelfs bevriend met de familie Tchang. Meer zelfs: de oudoom en patriarch van de familie Ma Xiangbo was ooit leraar literatuur en filosofie geweest van dom Lou. Ook voor Hergé was de abdij vertrouwd terrein. Hij was er als leerling van het Brusselse college Saint-Boniface meermaals op retraite geweest. Tchang en Hergé sleten vele uren met de Chinese benedictijn, en vaststaat dat ze samen de toestand in China grondig hebben besproken. Lou, die als eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken van China op de vredesconferentie van Versailles in 1919 verzet had moeten bieden tegen de uitzinnige eisen van de Japanners, had met hen nog een rekening te vereffenen. De monnik had zijn afkeer voor de expansionistische politiek van Japan ook als benedictijn nooit verborgen. Vanuit Sint-Andries had hij zelfs de Japanse bezetter in China bestookt met een pamflet, getiteld: Vaderlandsliefde: standvastigheid en lijdzaamheid. Hiervoor had het gelijknamige geschrift van de Belgische kardinaal Mercier model gestaan. In de herderlijke brief uit 1914 van Désiré-Joseph Mercier (die een straat had gekregen in de Franse concessie van Shanghai, waarvan zowel Lou als Tchang afkomstig waren) zette de kerkvorst zich af tegen de Duitse bezetting van België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op de brochure van Lou werd door de Japanners verrassend ad rem gereageerd: ‘Stel, Eerwaarde Vader, dat België niet bezet was geweest door de Duitsers maar door de Fransen. Wedden dat de zeer francofiele kardinaal Mercier daarover geen herderlijke brief zou hebben geschreven?’, aldus Tokio, waar de inlichtingendienst blijkbaar ook thuis was in de Belgische geschiedenis.

Lou Tseng-Tsiang, de klassiek gevormde Chinese intellectueel die jarenlang in Den Haag en Sint-Petersburg als diplomaat op post was, zou de jeugdige Hergé en de temperamentvolle Tchang niet rechtstreeks opzetten tegen de Japanners. Wel leende hij via zijn secretaris, dom Edouard Neut, Hergé werken uit waarin al eens de nadruk wilde liggen op het krijgshaftige karakter van Japan. De krant waarin aan het slot van De Blauwe Lotus op de voorpagina de heldendaden en de triomf worden beschreven, heet Le Journal de Shanghai. Het interview met de jonge held is door Hergé niet toevallig gesigneerd met de initialen L.T. T ofwel… Lou Tseng-Tsiang. Het krantenknipsel waarmee De Blauwe Lotus opent – over de avonturen van Kuifje in Egypte – is getekend met G.R., niemand minder dan de veelbelovende journalist van Le Ving-tième Siècle, Georges Remi. Merkwaardig genoeg werden in de ingekleurde versie van het album uit 1946 de initialen gewijzigd en later zelfs weggelaten.

Noodlottige held

Naast de inspiratie van Tchang gaf een andere gebeurtenis adem aan dit Kuifjesverhaal: de mysterieuze dood van de Franse sterreporter Albert Londres (1864-1932). Hergé verklaarde herhaaldelijk dat de journalist die in de jaren twintig en dertig de wereld verbaasde met gedurfd snuffelwerk model heeft gestaan voor Kuifjes roeping als razende reporter. Niet toevallig logeert Kuifje in De Blauwe Lotus (althans in de eerste zwart-witeditie) in het Europe Palace Hotel in Shanghai. Dat was in de Chinese havenstad ook de vaste ankerplaats van Albert Londres, die er eind januari 1932 zijn allerlaatste reportage maakte: een ooggetuigenverslag van de Chinees-Japanse oorlog. Het schip, de Georges Philippar , dat hem terug naar Europa moest brengen, ontplofte op 16 mei van dat jaar in de Golf van Aden. Londres was een van de minstens 70 slachtoffers (onder wie ook een aantal Belgen). De oorzaak van de noodlottige brand aan boord werd nooit opgehelderd. Maar al vlug werd de link gelegd met de laatste opdracht van Londres, die op het punt zou hebben gestaan opzienbarende feiten over de drugshandel aan het licht te brengen. De reporter zou daarover ‘explosieve’ documenten in zijn cabine hebben bewaard. Ze zijn samen met hem in zijn hut verkoold. Merkwaardig genoeg zijn enkele bevriende medepassagiers die Londres daarover in vertrouwen nam en die aan de brand konden ontkomen, enkele dagen later ook omgekomen. Het vliegtuig dat hen naar Parijs moest repatriëren, stortte neer in Italië. De kranten hebben wekenlang over de geheimzinnige dood van de bewoner van het Palace Hotel bericht. Had Hergés verbeelding meer nodig om Kuifje in Shanghai in het spoor van zijn grote voorbeeld te laten lopen?

Politiek geëngageerd

De Blauwe Lotus is ongetwijfeld niet alleen inhoudelijk een zeer rijk album maar ook artistiek een hoogtepunt in het oeuvre van Hergé. Hoewel dit Kuifjeavontuur herkenbaar de stempel draagt van zijn medewerker Tchang en zijn stille tipgever dom Lou, de eindregie is zoals bij alle Kuifjes duidelijk in handen van Hergé. Vergeleken met Hergés latere aanbrengers van gags en helpers bij het uitwerken van decors is de verregaande inbreng van Tchang Tchong-jen ongetwijfeld uniek geweest. Zo zijn bijvoorbeeld de reclameaffiches op de muren niet alleen authentiek (het lampje van Siemens, de ‘gezondheidssigaretten’, de filmaffiche), ook de uithangborden, die alles aanprijzen als ‘groots’ en ‘machtig’, getuigen van de typische grootheidswaan van Shanghai en bij uitbreiding misschien wel van alle havensteden. De Blauwe Lotus wijzigde ook ingrijpend het beeld dat mensen hier hadden van China en de Chinezen. In het jeugdweekblad Spirou werden in de jaren dertig de Chinezen nog altijd voorgesteld als wezens met een haarvlecht. Terwijl het in China opgelegde staartkapsel al na 1911 was verdwenen. Tchangs oudoom Ma Xiangbo was trouwens de eerste Chinese intellectueel die zijn haarstreng afknipte, wat in het begin van de twintigste eeuw in China een politieke heldendaad was.

Hergé zou Tchang hebben aangeboden om De Blauwe Lotus samen te signeren, maar die zou daar niet op ingegaan zijn. Hij was bang om na zijn terugkeer in China het slachtoffer te worden van de Japanse inlichtingendiensten. Toch heeft Tchang stiekem op een zestal plaatsen zijn signatuur achtergelaten in het realistische decor van het verhaal. Het is ook het enige, uitgesproken politiek geëngageerde Kuifjesverhaal, en Hergé was zich daar terdege van bewust. Later heeft hij in een interview wel eens gezegd dat ‘hij zich één enkel keertje te ver had laten meeslepen door Chinese vrienden’.

Na zijn eigen oorlogsavonturen heeft Hergé zich nooit meer met politiek ingelaten. In Het geheim van de Eenhoorn vraagt Kuifje aan zijn krant een maand verlof om van dan af eerder als een soort privédetective te fungeren. In De schat van Scharlaken Rackham duikt onze held zelfs letterlijk weg in de diepzee.

De Blauwe Lotus bleef Hergé echter achtervolgen. Toen hij tijdens de oorlog de albums eerst aan de Duitse bezetter diende voor te leggen om het nodige papier geleverd te krijgen dat Casterman moest toelaten aan de grote vraag naar Kuifjeverhalen te voldoen, voegde hij er niet De Blauwe Lotus bij. Hergé besefte dat de nazi’s niet zouden dulden dat de spot werd gedreven met hun Japanse bondgenoten. Werd hij hiervoor gewaarschuwd door dom Lou? Toen die in 1942 in Brugge een lezing gaf, viel in elk geval de Gestapo in de zaal binnen. Zij nam de papieren van zijn toespraak in beslag en noteerde de namen van alle toehoorders.

Tchang Tchong-jen was in 1936 naar China teruggekeerd. Hij was een van die returned students, die, gedreven door patriottisme, teruggingen omdat ze in de mening verkeerden dat China hen nodig had. Een jaar na Tchangs terugkeer bombardeerden de Japanners Shanghai plat en maakten honderdduizenden doden in China. In 1949 volgde de machtsovername door Mao Zedong: de deur naar het Westen ging toe, en de hellevaart van Tchang begon pas goed. Mao werd enkele jaren na zijn triomfantelijke intocht in Pekings Verboden Stad achter de politieke schermen weer aan de kant geschoven. Maar de Grote Roerganger heroverde telkens de macht, wat gepaard ging met ideo-logische campagnes waarbij honderdduizenden doden vielen. Het slachtoffer van die interne machtsstrijd was telkens weer de bevolking. De Grote Sprong Voorwaarts, waarbij Mao in de jaren vijftig het land in een hongersnood stortte, kostte miljoenen Chinezen het leven. Tijdens de Grote Proletarische Culturele Revolutie kon ook Tchang niet aan het geweld ontkomen. Zoals vele kunstenaars is hij, verraden door enkele van zijn leerlingen, vanwege zijn connectie met Kuifje, gebrandmerkt als een verdorven westers element. Bij een inval van de Roodgardisten in zijn atelier werd een aantal van zijn sculpturen vernield. Een gebeeldhouwde hand die hij in de Brusselse kunstacademie als souvenir had meegekregen, werd in scherven gegooid. Op een gebeeldhouwd paard werd ingehakt. Oorspronkelijk had dat een ruiterstandbeeld van Chiang Kai-shek moeten worden, maar de ruiter had Tchang er voorzichtigheidshalve al afgenomen bij een vorige politieke campagne.

Hergé zou zijn Chinese vriend nooit vergeten. Op een moeilijk moment in het leven van de tekenaar riep hij Tchang terug in zijn verbeelding en voerde hem op in een verhaal van eeuwige sneeuw en duurzame vriendschap: Kuifje in Tibet.

Van 8 oktober 2009 tot 14 februari 2010 is China het gastland van het Europaliafestival. Vier maanden lang zal China overal in België aanwezig zijn: www.europalia.eu. In het Hergé Museum loopt van 21 oktober 2009 tot 14 februari 2010 de tentoonstelling Tchang, Hergé en De Blauwe Lotus.

DOOR MARCEL VAN NIEUWENBORGH

‘Eén enkel keertje liet ik me te ver meeslepen door Chinese vrienden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content