Belgische chocolade is wereldberoemd, maar de grote chocoladehuizen zijn allang in buitenlandse handen.

Vroeger vloog de treinreiziger die in het Brusselse Zuidstation arriveerde de chocoladegeur meteen in de neusgaten. De nationale trots Côte d’Or verspreidde een onzichtbare wolk chocoladegeur over de buurt. Maar daar hebben de Belgian chocolates hun internationale reputatie evenwel niet aan verdiend. Integendeel, de zoete walm was onaangenaam, net als die koffie- en bleekwatergeuren die de stadsindustrie voortbracht. Enkele jaren geleden is Côte d’Or dan ook uitgeweken naar zijn splinternieuwe fabriek in Halle.

De Belgische chocolade heeft wereldwijd een sterk imago. De geheime mengeling van cacaobonen uit de evenaarslanden van Afrika en Latijns-Amerika (de Azteken en Maya’s in Mexico kenden al chocolade, de Spaanse conquistadores hebben hem vandaar naar Europa gebracht) heeft een smaak die de consument bevalt. Het vakmanschap van de chocolademakers, gegroeid uit de vele kleine bedrijfjes van bij het begin van de eeuw, is vermaard.

Maar voor de internationale consument zijn Belgian chocolates de vaderlandse pralines, niet de gewone chocoladerepen. Het prestigieuze imago komt van de luxepralinemaker Godiva die op alle beroemde plekken in de wereld aanwezig is. Met niet minder dan 200 boetieks en duizend speciale winkels in de Verenigde Staten alleen. Maar het bedrijf dat door Joseph Draps in 1926 in Brussel werd opgericht, is niet langer Belgisch. Godiva behoort tot de Amerikaanse multinational Campbell’s Soup, wiens soepblikjes dankzij popartiest Andy Warhol in het museum terechtkwamen. De pralinemaker is een beetje beschaamd om zijn ‘soepmoeder’. Campbell zelf publiceert geen afzonderlijke verkoops- noch opbrengstcijfers over zijn zoeterik.

MARECHAL DU PLESSIN-PRASLIN

België produceert 140.000 ton chocolade per jaar, afgezien van de 20.000 ton smeerpasta en poeder voor chocodrank. De sector heeft een omzet van 60 miljard frank, niet gering, maar toch niet meer dan eenvierde van de textielindustrie bijvoorbeeld. Met zevenduizend werknemers is de werkgelegenheid bescheiden. Duitsland maakt 900.000 ton chocolade per jaar, Frankrijk en Italië pakweg elk zo’n half miljoen ton. Ze hebben meer mensen om te snoepen. Maar Nederland, niet bekend om zijn verfijnde smaak, is een even grote chocoladeproducent als België.

Het sterke imago ondersteunt de export. Bijna 80 procent van de hier geproduceerde lekkernij gaat naar het buitenland. Een half zo groot volume komt als import binnen, internationale handel is nooit eenvoudig. Een multinational als Nestlé, die in België actief is, betrekt zijn chocolade immers uit zijn buitenlandse fabrieken. Nestlé, met een productengamma waarmee een mens moeiteloos kan overleven, is Zwitsers. De Belgian chocolates hebben inderdaad een nogal Zwitserse smaak.

Zo was het de Zwitser Jean Neuhaus die halfweg de vorige eeuw in de Brusselse Koninginnegalerij een soort apotheek opende die ook suikergoed verkocht. Onder andere de praslines, een merkwaardig mengsel van amandelen en gebrande suiker, genoemd naar maréchal du Plessin-Praslin, wiens kok het snoepje uitvond. Kort voor de grote oorlog kwam zijn kleinzoon als eerste op het idee om chocolade met andere lekkernij te vullen en de naam daarvoor ging hij niet ver zoeken. De familie Neuhaus had nog meer goede ideeën, zoals de ‘ballotin’, de vandaag typische pralineverpakking, die gemakkelijker en presentabeler is dan het puntzakje.

Neuhaus zit nog steeds in de Koninginnegalerij, maar de productie is allang naar een fabriek in Vlezenbeek verhuisd. Zo’n 25 jaar geleden ging het bedrijf van de familie over naar de kapitaalmarkt. De spilholding Bois Sauvage van Guy Paquot werd willens nillens referentieaandeelhouder. Hoewel het bedrijf hem de jongste jaren geen fortuinen opbrengt, houdt de Luikenaar de pralinefabrikant met de on-Belgische naam en origine Belgisch verankerd.

TABAKSREUS

Niet iedereen in de Belgische chocolade was even patriottistisch. Zo kwam het familiebedrijf Callebaut in 1981 in handen van de Zwitser Jacobs Suchard. Dat de Belgische eigenaars zes jaar later hun Côte d’Or voor een fortuin aan dezelfde groep verkochten, veroorzaakte veel deining. De afkeuring van koning Boudewijn klonk tot buiten het paleis. Boudouin Michiels zal nooit, zoals vele andere captains of industry, een barontitel dragen.

Côte d’Or heeft eigenlijk Zwitserse roots. Het was Charles Neuhaus die in 1883 het merk Chocolat de la Côte d’Or deponeerde. Na de eeuwwisseling fuseren de eigenaars, de familie Bieswal, met buurman Michiels in de Brusselse Barastraat, een bakker-confiseur, en leggen daarmee de basis voor de chocoladegigant. De bekende olifant dateert van die tijd.

Callebaut en Côte d’Or waren in de jaren tachtig zusterbedrijven in de schoot van Jacobs Suchard. Maar in 1990 was de Amerikaanse voedingsgigant Philip Morris, vooral bekend als tabaksproducent, bijzonder vraatzuchtig. Via zijn Kraft Foods koopt hij de Belgische chocolademaker. Côte d’Or is sindsdien Kraft Jacobs Suchard, of voor wie welwillend is, Kraft Jacobs Suchard Côte d’Or. De in België werkende producent – 700 werknemers in Halle – en de wereldberoemde Zwitserse chocolademaker Toblerone behoren tot een en hetzelfde huis.

Omdat Philip Morris geen belangstelling had voor de industriële producten, bleef Callebaut in handen van Klaus Jacobs. In 1997 koopt de groep het Franse Cacao Barry, dat voor de helft in handen was van – die man duikt echt overal op – de Waalse financier Albert Frère. Hoewel het ook consumentenproducten op de markt brengt, is Barry Callebaut een producent van couverturechocolade, die het basisproduct levert aan chocolade- en pralinefabrikanten. Het is de grootste producent van industriële chocolade ter wereld, 38 procent van de markt. De fabriek in Lebbeke-Wieze met haar 700 werknemers is een van de 21 vestigingen die over alle werelddelen verspreid liggen en vanuit Zürich worden gecontroleerd.

ACHT KILO PER JAAR

Wie kan zeggen welke nationaliteit de populaire Leonidas heeft? De pralinefabrikant heeft een intern ruziënd aandeelhouderschap, dat op de verwante families Daskalidès en Kestekidès teruggaat. In 1970 stichtte Jean Daskalidès het bedrijf met zijn fabriek in Anderlecht. Hij was een kleurrijke figuur. Kort na zijn geboorte vluchtten zijn Griekse ouders uit Istanbul voor de Turks-Griekse oorlog. De familie deed in de Gentse Veldstraat in snoepgoed, maar Jean was gynaecoloog en verwierf zelfs enige reputatie als filmmaker. Leonidas was een late roeping.

Niet alle Belgian chocolates zijn in buitenlandse handen, maar wel de grote merken. Belgisch zijn onder andere Galler in Luik, Burie in Diksmuide, Bouchard L’Escaut in Gent, Italo Suisse in Komen en vele, vaak kleine maar dynamische andere. De beroemde Wittamer van de Brusselse Zavel fabriceert zijn fantastische delicatessen evenwel met Japans kapitaal.

En ten slotte mogen de Belgen met hun acht kilo per jaar stevige chocolade-eters zijn, ook daarin worden ze geklopt door de Zwitsers: die snoepen tien kilo per jaar. Maar zoals bekend, statistieken onthullen de werkelijkheid niet.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content