Marnix Verplancke

Drie jaar werd hij gegijzeld in Beiroet. De eenzaamheid maakte van hem een schrijver. “Mijn lichaam was letterlijk in de boeien geklonken, maar mijn geest was nog nooit zo vrij geweest. Hij was licht als een elfje.” Gesprek met Jean-Paul Kauffmann.

De filosoof Hegel noemde hem die Weltseele, de wereldziel in wie de geschiedenis haar voorbestemd eindpunt zou vinden. Door zijn vijanden werd hij eerder gezien als een hellehond die overal waar hij kwam dood en verderf zaaide. Was Napoleon de redder van Europa of haar gesel? Trok hij ten strijde voor La France en alle progressieve waarden waar dit land begin negentiende eeuw voor stond, of deed hij het louter voor zichzelf? De meningen zijn nog altijd verdeeld, en wie op zoek is naar een antwoord op deze vragen moet zeker niet bij Jean-Paul Kauffmann zijn.

Kauffmann schreef een boek over de laatste zes levensjaren van Napoleon, van 1815 tot 1821, toen hij verbannen was naar Sint-Helena, het desolate eiland midden de Atlantische Oceaan, tweeduizend kilometer van Afrika en drieduizend van Amerika. De voormalige keizer kreeg er de beschikking over een omgebouwde boerderij op het meest onherbergzame stuk van het eiland: Longwood. Het was er broeierig vochtig, er woei een constante westenwind en praktisch geen enkele plant hield het er uit. Voor een ego als dat van Napoleon was Sint-Helena meer dan een gevangenis van 122 vierkante kilometer. Het was een belediging. “Het enige wat we hier te veel hebben,” merkte hij niet lang na zijn aankomst op, “is tijd.”

Ik ontmoette Kauffmann – recent in The Observer nog genoemd als een van de twintig meestbelovende schrijvers voor de 21ste-eeuwse wereldliteratuur – bij hem thuis, in het Parijse veertiende arrondissement. Gewapend met de codes van twee elektronische sloten stapte ik door de poort van een wat grauwe, in een drukke straat gelegen woonkazerne. Metalen hekken klikten en zoemden. Ik moest achter het gebouw zijn. Een eeuw geleden was dit de rand van de stad: een tuinbouwgebied. Men bouwde er woningen voor de landarbeiders die pasten bij hun job: halfopen, met een voortuintje, licht en hoopgevend. Achter de woonkazerne trof ik een tiental zulke identieke huisjes, midden in het groen, langs een smal, authentiek verzakt kasseiweggetje. Het was er muisstil en de lucht rook er zuiders. Ik waande me op een eiland midden in de grootstad.

“Ik heb nooit veel sympathie gevoeld voor de grote Napoleon”, vertelt Kauffmann wanneer ik hem in het voorlaatste huisje van de straat aantref. “Mij zegt hij niets, die Napoleon waar een groot deel van de Fransen nog altijd zo mee oploopt. Enerzijds zeggen zij wel dat het een wrede dictator was, maar anderzijds bewonderen zij hem toch ook. De twee meest bezochte plaatsen in Parijs zijn niet voor niets Les Invalides, waar Napoleon begraven ligt, en de Arc de Triomphe. Míjn Napoleon is die van de laatste jaren op Sint-Helena, toen hij iedere dag weer vocht tegen de tijd. Hij herhaalde in zijn gedachten zijn verleden. Een groot deel van zijn tijd dicteerde hij aan zijn compagnons wat er door hem heen gegaan was tijdens zijn grote veldslagen en waarom hij op bepaalde tijdstippen bepaalde beslissingen nam. Vanaf 1818 begon hij zich meer en meer over te geven aan de tijd. Hij verzette zich niet meer: hij werd dik en vadsig en dobberde soms van ’s ochtends tot ’s avonds rond in zijn bad. Hij sliep en at er zelfs. Het was alsof hij wou terugkeren naar de baarmoeder. Hij vond er rust. Hij was zijn levenslust kwijt en eigenlijk was hij al dood. Hij had zichzelf vergiftigd met het gif van zijn eigen glorie. Het is die Napoleon die me interesseert: de naakte man, ontdaan van zijn steek en zijn uniform, de overwonnen keizer.”

ONHERBERGZAME EILANDEN

Wie bereid is ónder de eerste laag van Kauffmanns “De donkere kamer van Longwood” te kijken, merkt contradictorisch genoeg dat dit eigenlijk geen boek over Napoleon is. Wie echt wil weten wat er allemaal gebeurd is op Sint-Helena moet er de verslagen en memoires van Napoleons begeleiders maar op naslaan: Emmanuel de Las Cases, generaal Bertrand of – ook al een generaal – De Montholon. Daar vind je de feiten, dit hier gaat dieper. Jean-Paul Kauffmann is immers dé Kauffmann, de sterjournalist die in ’85 in Beiroet door een sjiitische militie ontvoerd werd en pas drie jaar later opnieuw vrijkwam. Sindsdien heeft hij nog één grote obsessie: de tijd, en hoe een mens die te vlug af probeert te zijn, hoe hij hem probeert te doden.

Terug in Frankrijk stichtte Kauffmann het tijdschrift L’amateur de Bordeaux, waarover hij zegt: “Wijn is de enige manier om terug te keren in de tijd. Vorig jaar heb ik een Château d’Yquem uit 1825 gedronken, vijf jaar ouder dan België dus. Door zo’n wijn te drinken heb ik de pijl van de tijd terug naar de pees gevolgd.” Een paar jaar later volgde L’amateur de Cigare: “Roken is een heel paradoxale bezigheid. De sigaar gaat op in rook en er rest niets anders dan as: een perfect beeld van wat de tijd met ons allen doet. Maar vanuit de roker gezien is het echter een poging om de tijd stil te zetten. Je hoort dat veel: mensen die het enorm druk hebben, roken zo nu en dan een sigaar om even uit de tijd te stappen, om te ontsnappen aan de wereld.”

Aan de wereld ontsnappen deed Kauffmann vijf jaar geleden zelf door zes maanden op de Kerguelenarchipel te verblijven en daar een boek over te schrijven: “Het zijn de meest onherbergzame eilanden die je je kunt indenken, waar de muggen door de strakke wind geen vleugels meer hebben en het voor een mens praktisch niet om uit te houden is. Deeilanden liggen verschrikkelijk geïsoleerd. Het bestaan is er uiterst eenzaam. Er verblijven was een herbeleven van mijn gevangenschap. Er zijn zaken die niet direct te beschrijven zijn. Je moet ze omcirkelen. Wat ik precies heb meegemaakt, kan alleen iemand die hetzelfde heeft ondergaan begrijpen. Aan een leek is dat niet uit te leggen. En toch kruipt het verleden overal binnen. Het is als een schram op je arm: je denkt er niet constant aan, maar ze is daar. Je kan haar wel eens vergeten, maar wanneer je oog er toevallig op valt, voel je haar weer.”

Ook in Longwood wemelt het opnieuw van de schrammen: de eenzaamheid, het isolement van de tijd, de beproeving van de gevangenschap, en niet toevallig zitten we ook weer op een eiland. “Er zijn nog maar weinig eilanden over. Tegenwoordig is praktisch iedere plaats op aarde met het vliegtuig bereikbaar. Het tijdschrift Geo vroeg me een artikel te schrijven over Sint-Helena. Ik ben erop ingegaan omdat er geen vliegveld is op het eiland. Je kunt er alleen per schip geraken. En dat trok me aan. Het vliegtuig heeft het reisplezier vernietigd. Reizen is een zaak van bestemmingen geworden, niet meer van reizen zelf. Op een schip leef je in verwachting. Je begint je zaken in te beelden over je bestemming. Je verveelt je er ook natuurlijk, maar dat is een deel van de sfeer. Uiteindelijk zijn eilanden ook een illusie. Je hebt er de indruk op een ander continent te zitten, op een comfortabele afstand van de beschaving, maar dat is niet zo. De beschaving is overal.”

DODELIJKE MELANCHOLIE

In het artikel kon Kauffmann maar een klein deel kwijt van hetgeen hij over Sint-Helena wou vertellen. Een jaar lang twijfelde hij of hij een boek over de laatste jaren van Napoleon op Sint-Helena mocht schrijven. Zou men zijn gevangenschap niet gaan vergelijken met die van de gevallen keizer? Uiteindelijk waagde hij het erop. “Waarschijnlijk heb ik de tragedie van zijn gevangenschap beter begrepen omdat ik zelf drie jaar gevangengezeten heb. En ook al was mijn gevangenschap eigenlijk totaal anders, in feite was ze toch gelijkaardig. Er was de beproeving van de tijd, de beproeving ook van het samenleven met mensen die je niet kent, in een situatie waar je niet zelf voor gekozen hebt. Ook de beproeving van de melancholie mag je niet onderschatten, die kan dodelijk zijn, en de beproeving van het isolement. De tijd doden is een heel repetitieve en droefgeestige bezigheid. Het is alsof je op een stuurloos schip midden op de oceaan zit. Je krijgt nooit de indruk vorderingen te maken. Je kijkt naar de horizon, maar er verschijnt niets. Het is om moedeloos van te worden. Het is vooral mijn geheugen dat me overeind heeft gehouden. Ik probeerde me iedere dag iets anders te herinneren uit mijn verleden, hoe ik als elfjarige op kostschool zat bijvoorbeeld. Het was daarbij de kunst heel rationeel te blijven. De verleiding om af te dwalen en de fantasie de vrije loop te laten, was heel groot. Maar daar mocht ik niet aan toegeven. Ik moest mezelf in de hand houden.”

“Het opmerkelijke was dat ik een immens vrijheidsgevoel ervaarde. Mijn lichaam was letterlijk in de boeien geklonken, maar mijn geest was nog nooit zo vrij geweest. Hij was licht als een elfje. Pas achteraf besefte ik dat hetgeen ik meegemaakt had, precies is wat men onder zen verstaat. Het was een heel verrijkende ervaring. Niet dat ik het lot van een gijzelaar wil bagatelliseren. De onzekerheid is ook heel groot. Een gevangene weet wat er met hem zal gebeuren. Na een bepaald aantal jaren zal hij vrijkomen. Voor een gijzelaar ligt dat anders: iedere dag kan zijn laatste zijn. Hij kan vrijgelaten worden, of geëxecuteerd, dat weet hij nooit op voorhand.”

“En wanneer je dan uiteindelijk vrijgelaten wordt, merk je dat je helemaal veranderd bent. Vóór die gijzeling had ik bijvoorbeeld nog nooit een boek geschreven. Ik was journalist. Ik had wel een paar grotere projecten in mijn hoofd, maar daar kwam ik nooit aan toe. Nu zie ik het leven totaal anders. Alle tijd na de gijzeling ervaar ik als een surplus. Ik maak me niet langer druk om kleinigheden. Vroeger maakte ik van iedere mug een olifant. Ik zag overal onoplosbare problemen. Nu zie ik dat een mens zich meestal druk maakt om niets. De mens is zijn eigen beul. Vandaag bekijk ik mijn drie jaar gevangenschap bijna als een privilege. Ze hebben me leren relativeren.”

SPOREN UIT HET VERLEDEN

Men schrijft boeken omdat men ergens niet over kan praten, zegt Kauffmann. Hij vertelt over de ongrijpbare betovering die oude voorwerpen op hem uitoefenen: “Ik vind het fascinerend dat om het even welk oud object iets magisch uitstraalt. Of het nu om een Griekse tempel gaat of om een klein flesje uit de Romeinse tijd, die zaken vertellen een verhaal. Zij zetten de verbeelding aan het werk op een uitzonderlijke wijze. Fysiek in contact komen met sporen uit het verleden is heel belangrijk voor mij: kijken wat er nog overblijft. Zo heb ik als eerste Fransman sinds 1945 het slagveld van Eylau bezocht. Dat ligt in het voormalige Kaliningrad, de gesloten militaire stad van de Sovjet-Unie. Napoleon behaalde er in 1807 een bloedige overwinning. Vandaag is daar niets meer van te merken. Het is een fabrieksterrein aan de rand van de stad, maar toch had die plaats iets magisch voor mij. Er waren geen echt fysieke sporen meer, maar wel mentale. Ik voélde dat het een speciale plaats was.”

Zo ook Longwood: “Er zijn van die huizen, spookhuizen bijna, waar er zich iets bijzonder tragisch heeft afgespeeld en waar een speciale sfeer is blijven hangen. Het huis in Longwood is gelukkig door zijn afgelegen ligging beschermd. Het is intact. Als het huis in Frankrijk of in Europa had gestaan, was het inmiddels verwoest geweest door alle Napoleonfetisjisten die er over de vloer gekomen waren. Het huis heeft de sporen van de geschiedenis bewaard. Je voelt er de gevangenschap en de dood van Napoleon. Vooral de geur is er opvallend: de exotische vloerplanken, de schimmel en het creosoot. Het zijn allemaal sporen uit het verleden en het zijn deze sporen die ons gemaakt hebben. Mensen ontstaan niet uit het niets. Ze worden gemaakt door verhalen en gebeurtenissen. Misschien is dit meer een spel van de fantasie dan het werk van het geheugen. Zoals Nietzsche al zei: ‘Ieder feit is een interpretatie.’ Het verleden moeten immers ingekaderd worden. En dat is het werk van de schrijver. Wat doet die anders dan beschrijven wat er gebeurd is – zelfs al is het nog maar een paar minuten geleden? Schrijvers vertrekken altijd van sporen, om van daaruit de werkelijkheid te reconstrueren.”

Jean-Paul Kauffmann, “De donkere kamer van Longwood”, De Arbeiderspers, Amsterdam, 267 blz., 799 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content