DE LEERSCHOOL VAN BART DE WEVER, LIESBETH HOMANSEN JAN JAMBON

© Kaat Pype

Het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond, in de wandeling ‘het KVHV’, haalt de laatste tijd geregeld het nieuws. Nu eens wordt het FDF beledigd, dan weer juicht het de hogere inschrijvingsgelden toe. De oudste studentenvereniging van het land, kweekschool van politici als Wilfried Martens en Bart De Wever maar ook van journalisten als Frans Verleyen en Paul Goossens, is weer hot.

Vorig jaar werd VRT-journaliste Kathleen Cools in Gent op straat aangeklampt door studenten. Het waren KVHV’ers, zo bleek. Zij vroegen of Terzake aandacht wilde schenken aan hun vereniging. Die kampte volgens de studenten met een imagoprobleem: ’te rechts’. Op 13 november zond Terzake inderdaad een reportage uit over dat KVHV. Ook al was het best een sympathiek portret van de organisatie, toch werd het klassieke imago er meer bevestigd dan tegengesproken. Tijdens een feestelijke cantus voor oud-leden in het Gravensteen zag je mannen en vrouwen, getooid met linten en de bekende wijnrode pet, even enthousiast drinken als zingen. Tussendoor mocht Gerolf Annemans trots zijn ‘codex’ tonen, een liedboek met vooral Vlaamse (studenten)gezangen, ‘met een handtekening van (toondichter)Armand Preud’homme zelve, gekregen op het Vlaams studentenzangfeest van 1980’.

Nadien haalde het KVHV ook op eigen kracht het nieuws. Op zondagavond 25 mei had de N-VA-overwinning een paar Gentse KVHV’ers bijna tot een delirium gebracht. Terwijl er op het plaatselijke overwinningsfeest van die partij ook een VRT-cameraploeg aanwezig was, begonnen aanwezige KVHV’ers te scanderen: ‘Cyaankali voor het FDF!’ Die beelden haalden alle media, tot ergernis en ook wel tot verlegenheid van het KVHV, want dat fraais werd in de schoenen van de N-VA geschoven. En dus gaf KVHV-Gent in een persbericht de media de schuld: ‘Als Vlaamsgezinde studentenvereniging en na enkele liters bier bevonden onze leden zich in een overwinningsroes. We betreuren het ten zeerste dat een moment als dit gefilmd werd. Het is duidelijk welk opzet de media hebben met het vals berichten: de N-VA in een slecht daglicht plaatsen.’

Was het ‘cyaankali’-incident nog een storm in een glas water, dan trok de preses van KVHV-Antwerpen, Wouter Jambon, een veel belangrijker debat op gang. Na de Vlaamse regeringsvorming was er al snel protest tegen de daar afgesproken verhoging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs. Jambon juichte de hogere inschrijvingsgelden toe, als een ideaal instrument om te helpen zorgen ‘voor meer kwaliteit en een zekere elitevorming’.

Omdat dit ook de zoon is van N-VA’er Jan Jambon leidden zijn uitspraken tot een heuse rel. Niet dat de KVHV-preses het aan zijn hart liet komen: het was al jaren geleden dat een studentenleider de Wetstraat op z’n kop kon zetten. Tegen de nieuwssite Newsmonkey monkelde Jambon jr. dat ‘het helemaal niet slecht is dat het KVHV in het nieuws komt als een studentenvereniging die niet zomaar de algemene trend volgt. KVHV is een vereniging die niet terugdeinst om iets te zeggen wat niet door de algemene opinie wordt gedragen’.

Geschiedenis van het KVHV

Die geschiedenis begint meer dan honderd jaar geleden in Leuven. Aan het eind van de negentiende eeuw liepen in Leuven de spanningen tussen Frans- en Nederlandstalige studenten op. In 1888 leidde dat tot de stichting van een Vlaams studentenblad, Ons Leven. Later sloot de redactie zich aan bij het Vlaams Verbond, vanaf 1902 de overkoepeling van de Vlaamse studenten in Leuven. Eén jaar later richtte de latere Vlaams-katholieke voorman Frans Van Cauwelaert (1880-1961) een Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond op, voor alle Vlaamse scholieren en studenten. Toen dat verbond zich verplicht zag zijn werking te beperken tot de universiteiten, noemde het zich wat plechtstatig ‘hoogstudent’. Het werd dus Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV). Zo is het nu nog.

Volgens de Leuvense historicus Louis Vos was dit KVHV een geschikt vehikel om ‘de roeping van de studenten’ gestalte te geven, namelijk ‘een rol spelen in de Vlaamse Beweging.’ De vroege geschiedenis staat bol van heroïsche betogingen en publicatieverboden, van leiders die werden weggestuurd uit Leuven. Dat klinkt dramatischer dan het was, want de verbannen Leuvense KVHV’ers zetten hun studie doorgaans gewoon verder in Gent.

Al in de jaren twintig verloren de Vlaamsgezinde studenten van het KVHV veel van hun illusies over de Belgische staat. In de vroege jaren dertig kwamen vanuit Duitsland de ideeën van een ‘Revolution von Rechts’ ook de Vlaamse studentenwereld binnengewaaid. In de tweede helft van dat decennium was die rechts-conservatieve ideologie het bindmiddel waardoor behoudsgezinde Vlaams-nationalisten en Vlaamsgezinde katholieken elkaar de hand reikten. Toen in 1938 ook in Gent een KVHV-afdeling werd opgericht, was de nieuwe leuze: ‘God ter ere en Vlaanderen ten bate!’ Men streefde nog altijd naar de ‘Vlaamse ontvoogding’, maar ook naar een ‘anticommunistische concentratie van katholieken’.

Na de Tweede Wereldoorlog – het KVHV bleef uit de collaboratie – werd de eis van Vlaamse ontvoogding uitdrukkelijk ingebed in een Belgische context. Dat laatste lag moeilijk bij echte flaminganten. De jonge rechtenstudent Hugo Schiltz (1927-2006) was razend om de lafheid die hij op veel plaatsen meende te zien in de Vlaamse Beweging, ook in het KVHV. In zijn dagboek noemde hij Ons Leven ‘een knechtenblad’. Met een paar medestanders richtte Schiltz binnen het KVHV de volksdansgroep De Kegelaar op. Het werd een van de eerste radicaal-Vlaamse kernen binnen de nieuwe studentenbeweging. ‘We zullen nog veel omver te kegelen hebben.’

Ondanks de scepsis van Schiltz en de zijnen maakte het gematigde KVHV een opvallende bloeiperiode door. Het verbond was dé organisatie voor studenten met talent voor politiek, passie voor cultuur en zin in toogdiscussies. Er waren nog andere belangrijke studentenverenigingen, zoals het hooggestemde Universitas van kanunnik Dondeyne, dat een modern, open katholicisme beleed en zonder verkramptheid verdere Vlaamse emancipatie nastreefde. Ook de invloed van het Faculteitenconvent (het verbond van faculteitskringen) groeide zienderogen. Maar het Leuvense KVHV werd toch beschouwd als de leidende Vlaams-katholieke studentenvereniging: door de academische overheid, door de studenten zelf, en niet het minst door de pers en de politieke wereld. Er ging niet alleen een politieke maar ook een culturele dynamiek van uit. Frans Verleyen, later directeur en hoofdredacteur van Knack en toen redacteur van Ons Leven, presenteerde in 1961 de eerste ‘kleinkunsteneilanden’, als Vlaamse variant van het betere Franse chanson. En dat charmeerde dan weer jonge wolven in de pers, zoals Johan Anthierens.

De kweekvijver

Hoe breed het KVHV rekruteerde, werd perfect geïllustreerd door de beroemde foto van het KVHV-bestuur van het academiejaar 1959-1960, met Wilfried Martens als preses en de fine fleur van de latere Vlaamse elite achter hem opgesteld. De studentenbeweging was het gedroomde rekruteringsterrein voor de politiek. Martens beschreef in zijn memoires hoe hij al als student werd opgenomen in de Club van Acht, een informeel gezelschap van Vlaamsgezinde CVP’ers, zoals de invloedrijke Jos De Saeger, Jan Verroken en Louis Kiebooms (de grootvader van Wouter Vandenhaute). Op zijn studentenkot in het KVHV-huis kreeg Martens bezoek van Johan Fleerackers (schoonbroer van Manu Ruys en als kabinetschef van Rika De Backer de auteur van het Cultuurpact), en van Hugo Schiltz. Later zou de Vlaamse voorman Paul Daels hem in Leuven komen opzoeken met de vraag of Martens voor de Vlaamse Volksbeweging wilde komen werken. Het was het begin van zijn politieke carrière.

Het KVHV fungeerde niet alleen als netwerk en sollicitatiebureau, maar ook als trainingskamp. De herinneringen van Martens aan die jaren lezen als the making of a president: ‘Als studentenleider kon ik me enorm kwaad maken wanneer de orders niet stipt werden opgevolgd. Niet zelden schold ik medestudenten uit die zich tot iets hadden geëngageerd, als ze hun opdracht niet hadden uitgevoerd.’

Maar wat zo vaak gebeurde, overkwam ook het KVHV: het hoogtepunt droeg de kiemen van de neergang al in zich. De KVHV’ers van de jaren vijftig, zo getuigde Mik Babylon, leefden nog volgens de klassieke studentikoze gebruiken (met de ernstige en toen al wat ziekelijke Martens als uitzondering). De nieuwe generatie, de eerste babyboomers, had het romantische flamingantisme van voor 1940 niet gekend. Ze ging voorop in wat nog een klassiek communautair conflict leek: Franstalige professoren eisten ‘le très grand Bruxelles de l’avenir’ (een veel grotere Brusselse ’tweetalige’ agglomeratie die zich tot ver in Vlaams-Brabant uitstrekte), plus de uitbreiding van de faciliteiten tot Leuven. Het KVHV nam de leiding in het studentenprotest daartegen. Ze riepen ‘Leuven Vlaams’ en ‘Walen Buiten’. En ze kregen nog gelijk ook.

In De Standaard jubelde Manu Ruys dat voor de eerste keer in de Belgische geschiedenis een regering was gevallen ‘op een louter Vlaamse eis door een eensgezinde Vlaamse rechterzijde’. Dat laatste had hij beter niet geschreven, want het KVHV spatte uiteen op de nieuwe links-rechtstegenstelling in eigen rangen. In de jaren zestig waren de leiders mannen die later naam zouden maken als woordvoerders van (extreem)links Vlaanderen. De KVHV-preses was Paul Goossens, de latere stichter-hoofdredacteur van De Morgen. Ons Leven kreeg als hoofdredacteuren Walter De Bock, later onderzoeksjournalist bij Knack en De Morgen, en de communist Ludo Martens, voorzitter-stichter van Alle Macht aan de Arbeiders (Amada), nadien omgevormd tot Partij Van De Arbeid (PVDA). In de schoot van het KVHV rijpten in die tijd de krachten en ideeën waartegen de klassieke Vlaamse Beweging later strijd zou voeren.

De plannen van Goossens en Martens om het KVHV om te vormen tot een linkse ‘Studentenvakbeweging’ (SVB) naar Hollands model riep meteen weerstand op. De gezaghebbende, Vlaamsgezinde hoogleraar Raymond Derine en VU-ondervoorzitter Wim Jorissen waarschuwden voor deze ‘linkse ideologen en kortzichtige marxisten’. In Het Volk haalde Emiel Van Cauwe-laert uit naar theorieën ‘door studentenleiders uitgebrouwd waar wij ons niet bij kunnen aansluiten en waarbij het gros van de Vlaamse studentengemeenschap te Leuven zich niet zou aansluiten indien zij er kennis van had’. ’t Pallieterke stelde de retorische vraag: ‘Wat is er aan dat Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond nog katholiek en nog Vlaams?’

Ludo Martens moest Leuven verlaten (ook hij koos voor Gent) en Paul Goossens werd opgevolgd door Jef Dauwe, later een bekend advocaat en CVP-kopstuk uit het Waasland. Zo kwam opnieuw een exponent van de klassieke Vlaamse studentenbeweging aan het hoofd. Maar het KVHV zou nog jaren naar een nieuwe identiteit zoeken. Een preses als Guido Ghekiere (de latere echtgenoot van CD&V-politica Brigitte Grouwels) beleed een maatschappijkritisch flamingantisme. Nadien werd de meer cultureel georiënteerde Jan Coch preses van het KVHV. Coch was co-organisator van Jazz Bilzen.

De scheur

Maar de schwung was eruit. ‘Het Verbond’ kon in de jaren zeventig en tachtig nooit meer de indruk wekken ‘de’ studenten te verbinden. Dat kwam ook omdat de nieuwe, uitgesproken linkse studentenleiders steunden op de steeds populairdere faculteitskringen. Die hadden de rol van de (regionale) clubs overgenomen als de ruggengraat van het georganiseerde studentenleven. De pet-en-lint-student was gemarginaliseerd geraakt. Niet eens politiek (de Volksunie bleef best populair), maar vooral sociaal-cultureel. In het ‘progressieve’ studentenmilieu waren cantussen net zo verdacht als de Vlaamse liedjes die er gezongen werden.

Nochtans zag je toen al tekenen van een opstanding: de nieuwe linkse dominantie was zo algemeen dat een rechtse reactie niet kon uitblijven. Eerst in Gent, daarna in Antwerpen zagen nieuwe KVHV-afdelingen het licht. KVHV-Gent was in het dramatische academiejaar 1968-1969 heropgericht door de intrigerende Vik Van Brantegem. Van Brantegem was Vlaamsgezind, katholiek en uitgesproken antilinks. Hij werd op het Rode Plein in Moskou opgepakt omdat hij er pamfletten uitdeelde voor de vrijlating van dissidenten. Na zijn gevangenisstraf richtte hij het tijdschrift Alternatief op, het ‘jeugdblad’ van de beweging rond de legendarische ‘Spekpater’ Werenfried van Straten. De redactieleden – met daarbij het latere VB-Kamerlid Alexandra Colen, haar echtgenoot Paul Belien, en de topjuristen Fernand Keulenaar en Matthias Storme – rekruteerde Van Brantegem vooral onder Gentse ex-KVHV’ers. Door zijn anticommunistische netwerk kwam Van Brantegem tijdens het pontificaat van Johannes-Paulus II in het Vaticaan terecht, als adjunct van de woordvoerder. Vandaag is hij nog altijd een van de persverantwoordelijken bij de pauselijke reizen.

Ook in Antwerpen waren vanaf 1973 KVHV’ers actief. Ze kregen alle steun van Leuven, ‘behalve financiële’. Peter De Roover, lange tijd het boegbeeld van de Vlaamse Volksbeweging en sinds 25 mei 2014 N-VA-Kamerlid, was in die dagen hoofdredacteur van Tegenstroom, het blad van de Antwerpse KVHV’ers. Later zou De Roover terugblikken op die Antwerpse pioniersjaren: ‘Het is aan de jeugd om stommiteiten te doen. Ik weet hoe wij indertijd uitspraken deden met een zelfverzekerdheid die totaal ongepast was. Maar dat is enorm vormend. Ik herinner me nog dat wij elke middag een volle bak bier hadden staan op het verbondshuis. Er werden toen steeds hoogoplopende debatten gevoerd over actuele thema’s.’

KVHV-Antwerpen viel uiteen door de spanningen die toen de hele Vlaamse Beweging teisterden. Hugo Schiltz koos voor het Belgische compromis en in 1977 keurde de Volksunie het Egmontpact goed. Dat leidde tot een afscheuring van ‘zuivere’ Vlamingen: onder leiding van Karel Dillen richtten ze het Vlaams Blok op. Bij de studenten vond een parallelle evolutie plaats. De eerste Antwerpse KVHV-preses, Edwin Truyens, stichtte een radicale club: de Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Radicaal was zelfs een understatement. In 1978 had het Vlaams Nationaal Zangfeest Toots Tielemans uitgenodigd. Na de eerste noten sprong Truyens het podium op en verscheurde de partituur: ‘Geen negermuziek op ons zangfeest!’ Een deel van de zaal jouwde, een ander deel juichte. De scheur in de Vlaamse Beweging leek onherroepelijk, politiek en cultureel.

De nieuwe elite

In de jaren tachtig werd het NSV de actiefste studentenclub, ondanks (of juist door) zijn militante, zo niet agressieve karakter. Het werd het opleidingscentrum van het snel groeiende VB. Gerolf Annemans kwam nog wel uit het KVHV, maar de jonge Filip Dewinter verzamelde bij de uitbouw van zijn partij een rist andere ex-NSV’ers: Frank Vanhecke, Pieter Huybrechts, Marijke Dillen, Hans Carpels, Erik Arckens, Jürgen Ceder, Jan Penris, Karim Van Overmeire, Wim Van Dijck, Bart Laeremans… Ze droegen allemaal de grijze matrozenpet die het NSV vestimentair onderscheidde van het KVHV. Hoewel de spreuk van het NSV ‘Semper fidelis’ (Altijd trouw’) luidt, heeft een opvallend aantal van die ex-NSV’ers het VB inmiddels ingewisseld voor de N-VA. Nog merkwaardiger: op de website van KVHV-Antwerpen worden velen van hen op de eigen erelijst genoemd. Blijkbaar doet het onderscheid tussen gematigden en radicalen er in de Vlaamse Beweging van vandaag niet meer zo toe.

In die jaren trok het KVHV alvast meer gematigde studenten aan dan het NSV. In politieke termen: Volksunie-sympathisanten, maar ook Vlaamsgezinde CVP’ers. Het KVHV was nog wel tegen ‘links’ (vandaar zijn protest tegen de koers van het studentenblad Veto) en profileerde zich als uitgesproken katholiek. Bij het pausbezoek van Johannes-Paulus II in 1985 aan België en Nederland schoten de antipauscomités uit de grond, allen tegen ‘Popie Jopie’. Maar het KVHV van preses Filip Martens, later kabinetschef van VU-minister Johan Sauwens en tot zijn dood ceo van C-Power, werd een van de drijvende krachten achter het sympathiserende Vlaams Jeugdcomité voor het Pausbezoek.

In het Leuvense studentenblad Veto legde KVHV-preses Steven Vandeput (nu N-VA-Kamerlid) het verschil tussen zijn KVHV en het NSV als volgt uit: ‘Wij eisten “glasnost in Veto”, gewoon een vraag naar meer openheid. Zij hadden het over “Rotzooi op Rood niveau”. Dat is toch een andere stijl.’

Zonder dat iemand er veel erg in had, zou het KVHV weer een centrale rol gaan spelen in de Vlaamse politieke elitevorming. De motor ervan waren enkele KVHV’ers die hun kandidaturen (nu: bachelor) in Antwerpen volgden maar voor de licenties (masters) naar Leuven uitweken. In het academiejaar 1991-1992 schreef een van hen, Koen Kennis (vandaag N-VA-politicus en eerste schepen in Antwerpen), als preses van KVHV-Leuven het voorwoord in Ons Leven, onder de titel ‘Partijpolitiek is niet aan ons besteed’. Een bladzijde verder prijkte de eerste pennenvrucht van een nieuwe redacteur: Bart De Wever. De titel: ‘KVHV sprak met Hugo Schiltz.’ Het ging van het begin tot het einde over… partijpolitiek. Het blijft fascinerend om te lezen hoe de latere N-VA-voorzitter in een lang, tweedelig interview het vroege VU-icoon als het ware ter verantwoording roept, met vragen die langer konden zijn dan de antwoorden.

Het ene politieke interview na het andere volgde. Twintig jaar na publicatie is het amusant om te lezen hoe die nieuwe generatie KVHV’ers, met De Wever op kop, via artikels en interviews in Ons Leven al de eigen ideologie modelleerde. In een interview schetste Paul Belien de contouren van een nieuwe Vlaamse strategie: ‘De Vlaming moet in zuiver machiavellistische machtstermen gaan denken. We moeten beginnen denken als een Franse imperialist.’ De Wever knoopte het goed in zijn oren.

De inzichten waren er al. Net als Wouter Jambon na hem foeterde De Wever in 1992-1993, tijdens zijn eerste voorwoord als hoofdredacteur, op de klassieke studentenbeweging: ‘Hoe belachelijk loopt men te betogen tegen minieme prijsverhogingen van het inschrijvingsgeld of in de Alma-restaurants.’ Zijn globale visie op de bestaande Leuvense machtsstructuren droeg al de kiemen in zich van zijn latere analyse van de Belgische constructie: de officiële Leuvense studentenorganisaties waren in zijn taal een ‘rode dictatuur’, gedomineerd door linkse machtshebbers die amper nog een band hebben met wat er echt leeft bij Leuvense studenten. Het woord ‘grondstroom’ viel nog niet, maar de redenering was er al – zij het nog ongepolijst. De Wever wond er zich in een ander artikel erg over op dat het KVHV (‘een gezagsgetrouwe, katholieke, Vlaamsgezinde organisatie’) moeite had om zijn financiën rond te krijgen, terwijl ‘de absurde situatie’ bestond dat de ‘Katholieke Universiteit subsidies toekent aan verenigingen als bijvoorbeeld de Roze Drempel (de homowerking voor studenten, nvdr. ).’ De jonge De Wever besloot toen al in het Latijn: O quae mutatio rerum. (‘O, welke verandering der dingen.’)

Opvallend ook: in een tijd dat het cordon sanitaire pas was afgekondigd, zette het KVHV-blad zijn kolommen open voor VB’ers en fellow travellers. Karel Dillen mocht in een interview reageren op het verwijt dat hij een fascist zou zijn. Dillen: ‘Als fascisme betekent: het verkrachten van kleine kinderen, dan zeg ik: “Ik ben geen fascist.” Als fascisme wil zeggen het tegen abortus zijn, het voor een Vlaamse onafhankelijkheid zijn, dan ben ik het graag.’

Bijzonder amusant voor de latere carrière van De Wever, die in 2010 een boost kreeg door zijn deelname aan De Slimste Mens ter Wereld, was dan weer de visie van zijn blad op Erik Van Looy: ‘simplistisch, kinderachtig, gefrustreerd’. Van Looy had toen net de studentenfilm Ad Fundum uitgebracht. ‘Een gedrocht.’ De verandering der dingen.

Zeer katholiek

Maar Ons Leven en het KVHV bougeerden wel. In het tijdschrift doken naast De Wever namen op die nog altijd bekend zijn, zoals Piet De Zaeger, vandaag politiek directeur van N-VA en toen gefascineerd door het lot van de Koerden. Nadien ook Fons Duchateau, de opvolger van Liesbeth Homans (zelf ook ex-KVHV) als voorzitter van het Antwerpse OCMW. En er zijn nog meer ex-KVHV’ers die in de nieuwe N-VA de dienst uitmaken. Brecht Vermeulen, die op 25 mei wat onverwacht de N-VA-Kamerlijst mocht trekken in West-Vlaanderen, was in Antwerpen KVHV-preses toen Bart De Wever er hoofdredacteur was van Tegenstroom. Het is een golfbeweging waar generaties bepalend lijken te zijn, meer dan individuen. De invloedrijke KVHV-generatie van Wilfried Martens, de linkse groep rond van Paul Goossens, de NSV-clan van Filip Dewinter, de latere N-VA’ers rond Bart De Wever. Het Verbond als plek waar het allemaal begon.

Bart De Wever gaf Ons Leven door aan een groep met daarin huidig Trends-redacteur Alain Mouton, NMBS-woordvoerder Bart Crols, en de juristen Frank Judo en Stijn Calle. Meer dan De Wever hadden zij oog voor conservatief-liberale ideeën zoals die werden verspreid door econoom en politiek filosoof Friedrich von Hayek. De fascinatie van deze KVHV’ers voor conservatieve en liberale opvattingen is nadien de lijn geworden bij de N-VA, en wordt inmiddels door bijna de hele Vlaamse Beweging aangehouden: het antisocialistisme als essentieel element van het gedachtegoed.

Intussen is het KVHV stilaan gemoderniseerd – in 2002 werd Barbara Pas, later VB-Kamerlid, als eerste vrouw kandidaat-preses van KVHV-Leuven -, en blijft het zeer katholiek. KVHV-Antwerpen noemt het katholicisme de basis voor zijn conservatisme. Voor deze nieuwe generatie KVHV’ers moet Vlaanderen niet alleen onafhankelijk zijn, maar ook ‘een vaderland met een richtcultuur waar we fier op kunnen zijn’.

Wouter Jambon toonde bij het begin van het nieuwe academiejaar alvast de weg. En, volgens hun eigen website, zijn alvast de Antwerpse KVHV’ers bereid om hem te volgen: ‘Rom, rom, rom, Wouter Jambon! Voer ons ten strijd, wij zijn bereid!’

DOOR WALTER PAULI

Het KVHV fungeerde niet alleen als netwerk en sollicitatiebureau, maar ook als trainingskamp.

De KVHV-leiders in de jaren zestig waren mannen die later naam zouden maken als woordvoerders van links Vlaanderen.

Het radicale NSV scheurde zich af. Toen Toots Thielemans op het Vlaams Nationaal Zangfeest speelde, riep de preses: ‘Geen negermuziek!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content