‘Dat heel Europa zo geïnteresseerd is in ons theater, heeft te maken met het feit dat wij geen grote geschiedenis hebben’, zegt Guy Cassiers, die sinds drie jaar aan het hoofd staat van het Antwerpse Toneelhuis.

Het Toneelhuis heeft als thuisbasis de Antwerpse Bourlaschouwburg. In 2006 volgde Guy Cassiers er Josse De Pauw op, die een seizoen overgangspaus was geweest na het vertrek van Luc Perceval. In drie jaar tijd heeft hij het stadsgezelschap een internationale uitstraling bezorgd. Kijkend naar zijn producties komt het gevoel bovendrijven dat het werk van zijn vader Jef Cassiers grote invloed heeft gehad.

‘Dat klopt’, zegt Guy Cassiers. ‘Mijn vader stond bekend om zijn acteurskwaliteiten. Wat ik vooral van hem heb geleerd, is de juiste omstandigheden vinden met het oog op het creatieproces. Hoe krijg je veel energie uit andere artiesten? Hoe laat je ze braakliggende velden in zichzelf ontdekken, en vervolgens cultiveren? Ik heb de beginperiode van de televisie meegemaakt. Mijn vader reed niet met de wagen. Mijn moeder bracht hem en ging hem ’s avonds halen. Wachtend in de studio proefde ik vaak de atmosfeer, televisietheater werd toen bij wijze van spreken ter plekke uitgevonden. Niemand had enige scholing of ervaring op dat gebied. Maar juist daardoor ontstond er een grote creativiteit. Op een indirecte manier heeft dat mijn ontwikkeling beïnvloed.’

Waarom is theater zo belangrijk in de cultuur van een stad?

GUY CASSIERS: Omdat theater vanuit het hier en nu het verleden herbekijkt, herstructureert en herdenkt om een mogelijk alternatief aan te reiken, om zo zinvol mogelijk vraagtekens te plaatsen achter de ‘waarheid’. De regisseur moet een historicus zijn die zeer creatief met de geschiedenis omspringt. Om via een kunstgreep, via de leugen de realiteit veel beter te plaatsen.

Ik denk dat ik het best in Vlaanderen, specifiek Antwerpen, iets kan betekenen. De dood van Pim Fortuyn, als reactie over zijn mening op de vermenging van rassen en culturen, heeft mij geschokt. Daarom ben ik vanuit Rotterdam naar Antwerpen teruggekeerd. Vlaanderen is klein en gesloten, maar tegelijkertijd zijn die elementen nu juist zijn kracht. Op dit ogenblik, nu Europa zich aan het hervormen is tot één land en één cultuur, voel je een zware tegenreactie. Er groeit een angst voor het verlies van de eigen cultuur. Waarom, binnen de podiumkunsten, heel Europa zo geïnteresseerd is in ons theater, heeft te maken met het feit dat wij geen grote geschiedenis hebben. Wij zijn altijd onderdeel geweest van een andere cultuur. Maar juist daarom maken wij hedendaags Europees theater.

Luistert de politieke overheid naar de stem van het Toneelhuis?

CASSIERS: Politiek en kunst zijn twee uitersten. We moeten heel erg goed naar elkaar luisteren. De politiek vertrekt vanuit de werkelijkheidszin, zij is ervan overtuigd te weten hoe de wereld in elkaar zit. Het theater vertrekt vanuit de kracht van de leugen, het zet zaken op de helling. Dat creëert een spanningsveld. Die spanning was bijvoorbeeld het uitgangspunt van Mefisto for ever van Tom Lanoye, waarin de kunst boven alles gaat – maar ten koste waarvan? Moet een acteur of een regisseur bijvoorbeeld blijven werken als de democratie via een vorm van populisme fascistisch wordt?

U maakt voorstellingen om de intelligentsia te versterken in haar overtuiging politiek te kunnen reageren.

CASSIERS: Een voorstelling moet een soort triggereffect hebben. Om na de voorstelling met de boodschap iets te gaan doen.

Maar dan gaat u in tegen de wens van de politiek om een zo groot mogelijk palet te bieden voor een breed publiek?

CASSIERS: Elke theatermaker wil natuurlijk goed gevulde zalen. De discussie of een schouwburg voor alle soorten publiek producties moet maken, is een foute discussie. We moeten sterk verschillende voorstellingen maken. Daarom hebben we vele soorten theatermakers in het Toneelhuis. Zodat er een rijk palet ontstaat. Elke voorstelling verlangt zijn specifiek publiek. Een avondje ‘vrije’ ontspanning moet kunnen. Alleen vind ik dat niet de taak van het gesubsidieerde theater. Wel is het jammer dat elk theater in zijn eigen ivoren torentje zit en er totaal niet met elkaar wordt gecommuniceerd. Daarom hebben wij het Antwerps Kunstenoverleg opgezet. Niet zozeer om meteen samenwerkingsverbanden aan te gaan, maar om het publiek beter zijn weg te laten vinden.

Ik heb de indruk dat u via het beeld uw gevoelens wilt uiten. U bent maatschappelijk geëngageerd, maar geen sociaal mens?

GUY CASSIERS: Nee. Dat klopt. Ik ben indertijd grafiek gaan studeren omdat ik nog niet wist hoe iets te vertellen. Grafiek is analyseren. Je hebt een naaktmodel en je hebt zestien uur per week om te observeren, te vertalen. Voor mij is de taal wat de mens tot mens maakt, maar ik weet dat daar niet mijn kracht ligt – om te durven uitdrukken wat er in mezelf omgaat.

De grafiek is uw ‘architecturale’ taal?

CASSIERS: Ja, maar de technische middelen zijn voor mij invalshoeken. Wat te weinig aan bod komt in recensies over mijn stukken, vind ik, is de nadruk die ik leg op het acteren. In het buitenland spreken ze altijd over de kwaliteit van het acteren. In Vlaanderen vinden ze dat haast gewoon.

U plaatst uw personages in een technologisch universum met twee diepten. De donkere zijde van het brein en een wereld zonder grenzen.

CASSIERS: In het verleden waren de hoofdpersonages in mijn voorstellingen niet altijd aangenaam. Figuren die zich buitengesloten voelen, of zichzelf buitensluiten. En daar vaak ook onder lijden, maar door die positie een interessante kijk hebben op onze samenleving. Vanuit de rand kijken zij naar de maatschappij om de zwakke schakels waar we dagelijks mee kampen, aan te wijzen.

Wanneer ik uw voorstellingen bekijk, rijst vaak de vraag: What is it that you think we are afraid of?

CASSIERS: Wel… Door de aanwezigheid van zoveel verschillende media weten we wat er één minuut geleden in India is gebeurd. Een bom die ontploft: je staat er bij wijze van spreken naast. Heel veel media focussen op de emotionele reacties van het moment. Dat wordt uitgebuit. Het is jammer dat we bij een gebeurtenis niet lang meer blijven stilstaan, want voor we gereageerd hebben is er al een volgende. Voor mij is theater een heel traag medium, wat wel de mogelijkheid biedt om dieper na te denken. Ik gebruik een aantal technieken van de televisie, maar probeer ze op een heel andere manier te hanteren. Op een indirecte manier, waardoor ik de manipulatie toon, hoe emoties gestuurd worden.

Met welke acteurs werkt u het liefst?

CASSIERS: Met acteurs die ik kan betrekken in het creatieproces. Ik weet bij de start perfect hoe de voorstelling er moet uitzien en welke functie de personages hebben. Dat is wat ik aandraag. Waar ik benieuwd naar ben, is de eerste week van het repetitieproces. Wanneer de acteur in zichzelf gaat zoeken en mij confronteert met elementen die ik voordien niet had durven dromen. Als alles exact wordt wat ik voor ogen had, wordt het geen goeie voorstelling. Waarom niet? Omdat de acteurs zich de voorstelling dan niet hebben toegeëigend. Daarom probeer ik een situatie te creëren waardoor ontdekkingen en uitdiepingen bij de acteurs kunnen ontstaan.

Dat overstijgt de droom van hoe u de voorstelling ziet?

CASSIERS: Zeker. De inbreng van de acteurs maakt het voor mij dubbel interessant. Een voorstelling ontstaat niet alleen vanuit een thema, maar ook vanuit de mensen waarmee ik wil werken. Je mag het niet allemaal voordien hebben uitgetekend. Dan dreigt het eindresultaat een zekere steriliteit te hebben.

Op uw programma voor de komende seizoenen staan Under the Vulcano van Malcolm Lowry, De man zonder eigenschappen van Robert Musil en de Ring des Nibelungen van Richard Wagner.

CASSIERS: Juist. Bij Lowry vertrekken we vanuit een familiale ‘vulkanische’ situatie, bij Musil is het net het tegenovergestelde. In zijn roman krijg je een landschap van karakters uit verschillende werelden en maatschappelijke instellingen die samen trachten een ode aan de cultuur te organiseren, naar aanleiding van het zoveelste jubileum van de keizer, en falen. Het gegeven van De man zonder eigenschappen is zo tekenend voor datgene waarmee we bezig zijn. In dat opzicht staat België model voor wat er momenteel in Europa gaande is. De inspiratie voor De Ring heeft Wagner gevonden bij de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen. Waar de hele wereld onder een glazen stolp stond – en vernietigd werd door een vlammenzee.

Het verbindende element tussen de drie is de ondergang. Bij Lowry van de familie, bij Musil van de maatschappij en bij Wagner van de wereld. De drie delen lenen van en ontlenen aan elkaar. De vulkaan van Lowry loopt onderhuids door de drie producties. De gloeiende aarde zal aanwezig blijven.

DOOR GUIDO LAUWAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content