Het is heel romantisch om als zanger jong te sterven. Geen mens zal ooit je grijze haren zien. Je muziek wordt de soundtrack van reclamespots. En je verkoopt plots massa’s platen. Omdat mensen nu eenmaal graag platen kopen van mensen die jong sterven.

Zo is het Nick Drake vergaan, Jeff Buckley ook. En zo zal het Lhasa vergaan. Ik zal haar niet verketteren als haar muziek straks een of andere reclamespot voor maandverbanden opleukt. Ik zal me dan herinneren hoe mooi ze klonk, zes jaar geleden in het Koninklijk Circus in Brussel. Ze zong vooral in het Spaans, de taal van de grote emoties. Met een hese stem waar per toeval een paar neuronen van Brel, Cohen en Piaf in beland waren. Tussen twee nummers vertelde ze een verhaal. Waarover het ging, weet ik niet meer, maar ik herinner me wel nog de clou. Ze had van het menselijke circus geleerd ‘dat te veel donkerte nergens toe leidde’. En om die stelling kracht bij te zetten zong ze iets onnozels. In het Engels, de taal van het leven. Het applaus en de ovatie stierven die avond maar heel langzaam uit. Ze boog en lachte verlegen naar Brussel. Zij, de koningin die getoverd had in het Circus.

Lhasa de Sela is, heel romantisch, ergens onderweg geboren. De schuld van haar ouders: een leraar Spaans en een fotografe. Maar allebei vooral bohemien. In een omgebouwde schoolbus trok het geslacht de Sela jarenlang de wereld rond. Vrienden had de jonge Lhasa niet, schoolbanken zag ze zelden van nabij. ‘Als ik toevallig op een school belandde, werd ik altijd gepest.’ Het lot van elke buitenstaander.

Zingen betekende troost. Op haar dertiende stond ze voor het eerst op een podium. Een paar jaar later kwam haar debuut La Llorona uit. Ze won er een paar prijzen mee en een publiek. Onderweg liepen managers haar met grote contracten tegemoet, maar ze liep hen voorbij. Ze wilde niet worden wat ze zo hard verafschuwde: een marionet van de muziekindustrie, vastgeroest op één plaats, verslaafd aan het succes en het applaus. Ze maakte een lange neus naar de wereld, trok verder en werd lid van een echt circus. En dan werd het stil. Jaren later dook ze plots wéér op met een wonderlijke plaat: The Living Road. Ze was weer eens een nieuwe weg ingeslagen. Er volgden weer staande ovaties. En weer verdween ze, voor jaren.

Deze zomer kwam haar laatste plaat uit. Haar stem klonk minder hees. En vooral: onbeschrijfelijk droef, zonder hoop op veel beterschap. Het was misschien wel de vreemdste weg waarop ze ooit gelopen had. Zij die ooit tegen Brussel geroepen had dat te veel donkerte nooit ergens toe kon leiden.

In oktober zou ze zich op het podium van het Koninklijk Circus verantwoorden, maar dat concert werd afgelast. Niemand die wist dat de vieze ziekte met de k op dat moment lelijk huishield in haar borsten. Tot er een persmededeling op haar website verscheen. ‘Sad News.’ Dat het gebeurd was op nieuwjaarsdag in Montréal, dat ze amper 37 jaar was. En ook dat het na haar dood 40 uren gesneeuwd had in Montréal. Eén troost: ze heeft het toveren blijkbaar niet verleerd, daarboven. Ze zal ook nooit worden wat ze ooit verafschuwde. En voor de rest is er niets romantisch aan zangers die jong sterven.

Door Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content