De auteur is hoogleraar internationale politiek aan de Universiteit Gent.

Francis Fukuyama zat fout toen hij een decennium geleden het einde van de geschiedenis proclameerde. Als de oorlog tegen Irak er komt, begint de geschiedenis aan een nieuw hoofdstuk, met als titel ‘Pax Americana’.

De obsessie met Irak die Washington vandaag in de greep heeft, zegt meer over de manier waarop Washington de wereld bekijkt, dan over Irak zelf. Intussen weten we dat de campagne om Saddam van de macht te verdrijven meer dan vijf jaar geleden werd ingezet, als een onderdeel van een campagne van een kleine groep neoconservatieven, van wie een aantal vandaag hoge regeringsfuncties bekleedt. In open brieven en artikels riepen zij Bill Clinton op een meer gespierd buitenlands beleid te voeren en zich niet te laten gijzelen door de Verenigde Naties of door internationale spelregels. A trigger-happy sheriff (een schietgrage sheriff), zo beschreef een van hen de go-it-alone-rol die Amerika zou moeten spelen in een nieuwe wereldorde, die in hun ogen bevolkt werd door schurkenstaten, massavernietigingswapens en terroristen, een wereld waarin de ongeëvenaarde militaire macht van de Verenigde Staten de meest complexe politieke problemen de baas zou kunnen.

Saddam Hoessein was voor hen een godsgeschenk. Hij was de slechterik bij uitstek geworden toen hij in 1990 Koeweit was binnengevallen. Hij liep er de kantjes af wat betreft zijn internationale verplichtingen, was op zoek naar kernwapens en sleepte een reputatie van genadeloos dictator mee, die niet aarzelde chemische wapens in te zetten tegen zijn eigen volk.

De botsing tussen Bagdad en Wash- ington betekende in werkelijkheid een frontale aanvaring van twee gelijksoortige geopolitieke ambities.

Een groot leger, zo groot als dat van Iran en Egypte samen, en een ‘Arabische’ kernbom vormden in de ogen van Saddam Hoessein noodzakelijke symbolen om zijn claim op het Arabische leiderschap te ondersteunen en een evenwicht met Israël te verzekeren. Zijn Shakespeariaanse ambitie was de politieke landkaart van het Midden-Oosten te hertekenen met zijn land als spil.

De neoconservatieve critici van de regering-Clinton van hun kant wensten bovenal dat de Verenigde Staten hun eersterangspositie in de wereld veilig zouden stellen door alle potentiële grootmachten te ‘doen afzien’ van eender welke uitdaging van het Amerikaanse mondiale leiderschap en van eender welke mogelijke regionale of mondiale rol, zo blijkt uit een gelekt regeringsdocument uit de nadagen van de regering van George Bush senior.

Precies daarom zijn niet de massavernietigingswapens, maar de verwijdering van Saddams regime en de installatie van een pro-Amerikaans bewind in Bagdad de echte doelstelling van neoconservatief Amerika. Meer nog, het vooruitzicht dat zij vele jaren in Irak zullen moeten blijven om orde op zaken te stellen, schrikt de voorstanders niet af. Integendeel, zij hopen precies gebruik te maken van hun aanwezigheid in Irak om hetzelfde te doen als Saddam, namelijk de contouren van een nieuw Midden-Oosten vastleggen.

Een bezetting van Irak zal daarmee van de Verenigde Staten de rechtstreekse erfgenaam maken van het Ottomaanse en het Britse rijk. Olie zal een van de hefbomen zijn om de regimes in de buurlanden onder druk te zetten. Als de regimewissel in Irak lukt, dan zal dat succes in de ogen van de Amerikaanse neocons de reden zijn om een soortgelijke tactiek toe te passen tegen andere landen, zoals Iran, Syrië, Libië en, vooral, Saudi-Arabië.

Wat Washington vandaag voorstelt inzake Irak is een historisch precedent voor de Verenigde Staten: het eist het recht op om voortaan uit te maken wat een bedreiging vormt en op te treden, zelfs indien de rest van de internationale gemeenschap het daarmee niet eens is en zelfs als die bedreiging niet urgent is.

Wat de komende weken en maanden gebeurt, zal een mijlpaal in de wereldpolitiek zijn, een botsing tussen twee toekomstperspectieven: een nieuwe imperiale orde, gebouwd op de Amerikaanse militaire macht, met de Europeanen als junior partners met chequeboek – of een multilaterale wereldorde waarin een reeks grote mogendheden zich constructief opstellen als hoeders over het internationale systeem.

De soep zal wel niet zo heet worden gegeten als de neocons ze opdienen. Hoe ongrijpbaar ook, er bestaat zoiets als een internationale gemeenschap. Deze heeft er alvast toe bijgedragen dat de inspecteurs blijkbaar wat meer tijd zullen krijgen en dat de geplande krijgsverrichtingen met enkele weken uitgesteld werden. Maar – even belangrijk – er bestaat ook een ander Amerika.

In tegenstelling tot het negentiende-eeuwse Amerika van president Theodore Roosevelt heerst er in het Amerika van vandaag geen arrogant imperiaal expansionisme, maar eerder onzekerheid, twijfel en angst. Er is vandaag in Amerika geen draagvlak voor een imperiale politiek, wat de neocons met hun religieus aandoende fixatie op Irak ook mogen denken.

Dat andere Amerika kan zich heel goed vinden in wat de Europeanen belijden: een wereldorde met internationale rechtsregels die voor iedereen gelden; een strijd tegen het terrorisme die wordt uitgevochten via een versterkte Verenigde Naties en het Internationaal Strafhof en met diplomatie en ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste instrumenten; een evenwichtige houding in het Midden-Oosten – allemaal standpunten waar volgens opiniepeilingen een meerderheid van de Amerikanen achter staan.

Kunnen dat andere Amerika en Europa elkaar ooit vinden? Dat is niet zo onmogelijk als het lijkt. De neoconservatieven hebben ons immers een les in ambitie gegeven: de internationale samenleving ís maakbaar. Waar een wil is, is een weg. Als de neocons de wereld op zijn kop kunnen zetten, dan kan Javier Solana ons evengoed terugbrengen naar een wereld van gedeelde waarden en algemeen aanvaarde regels en instituties. Die wereld zal er Europa enkele generaties lang dankbaar voor zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content