‘Het stabiliteitspact had de Griekse crisis moeten voorkomen, maar het volstaat duidelijk niet als preventiemechanisme’ zegt André Sapir, professor economie aan de ULB en lid van de economische adviesraad van Commissievoorzitter José Manuel Barroso.

Het werd een spannende Europese lentetop vorige week in Brussel. De economische crisis van Griekenland, die officieel niet echt was geagendeerd, werd hét gespreksonderwerp van de bijeenkomst. Ondanks de onbuigzame houding van Duitsland, kwam er toch een compromis uit de bus: een Europees vangnet, waarbij de eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds ge-zamenlijk steun bieden als Griekenland daarom vraagt. Voor elke euro die het IMF dan leent aan Griekenland, volgen er twee van de eurolanden.

De voorwaarde is zeer strikt: Griekenland moet echt met de rug tegen de muur staan. Dan nog kunnen de eurolanden – níét het IMF – eventueel beslissen dat de steun niet wordt toegestaan. Omdat die beslissing bovendien unaniem moet worden genomen, heeft Duitsland al meteen een vetorecht. Het land zou immers meer krediet moeten verstrekken dan de kleinere lidstaten. Elk euroland moet volgens de voorlopige afspraken lenen in verhouding tot zijn aandeel in het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB).

Toch zijn er nog veel vragen. Klopt het bijvoorbeeld dat de crisis in de eurozone zich kan uitbreiden als een olievlek? ‘Zo’n vaart zal het niet lopen’, verzekert André Sapir, professor economie (ULB) en onderzoeker bij de Brusselse denktank Bruegel. Sapir maakt ook deel uit van de economische adviesraad van Europees Commissievoorzitter José Manuel Barroso. ‘We moeten de zaken in het juiste perspectief plaatsen. Vorige week is Portugal nog aan de lijst van de probleemlanden toegevoegd. Dat kan de indruk wekken dat de eurozone op springen staat, maar dat is helemaal niet het geval. Portugal heeft inderdaad ook al enige jaren een grote overheidsschuld. Het land is evenwel minder zwaar getroffen dan Griekenland, en het heeft ook geen vervalste rekeningen voorgelegd. Het is dan ook voorbarig om te spreken over een crisis van de eurozone. Alles draait veel meer om een gebrek aan daadkracht. De financiële nood van Griekenland is sinds meer dan één jaar bekend. Doordat niemand ook maar iets heeft ondernomen, is een technisch-economische kwestie uitgegroeid tot een politiek probleem. Men had veel eerder moeten ingrijpen.’

Als Griekenland zijn schulden niet meer de baas kan, zou de rente in heel Europa stijgen. Met alle gevolgen van dien, ook voor België.

André Sapir: De impact van een Griekse rentestijging op andere landen zal volgens mij marginaal klein blijven. Wel is het zo dat de crisis veel veranderd heeft in de houding van de financiële markten. Voor de crisis werd er om leningen toe te staan en de rente te berekenen nauwelijks een onderscheid gemaakt tussen de verschillende landen van de eurozone. Zwakkere landen konden daardoor relatief goedkoop lenen. Sinds de crisis zijn de kredietverstrekkers op de financiële markten voorzichtiger geworden. Voor de zwakkere landen betekent dat een dubbele klap: hun schuldgraad is nog groter geworden en de rente is gestegen.

Iedereen heeft vandaag de mond vol over begrotingsdiscipline. In een recente studie voor de denktank Bruegel ( Two crises, two responses) benadrukt u hoe belangrijk ook de concurrentiekracht is voor de stabiliteit van een land.

Sapir: We moeten af van het idee dat de begrotingsdiscipline alleenzaligmakend is voor een gezonde economische politiek. Denk maar aan Spanje. Na zijn toetreding tot de eurozone voerde het een voorbeeldige begrotingspolitiek. Tussen 2005 en 2007 had het zelfs een begrotingsoverschot. Ondertussen is dat overschot in twee jaar tijd omgezet in een tekort van meer dan 11 procent. De daling van de concurrentiekracht is hier de grote boosdoener. Jarenlang kende Spanje een economische boost door de explosieve groei in de bouw- en de vastgoedsector. Maar sinds de vastgoedmarkt als gevolg van de crisis is ingestort, staat het land onder zware druk. De andere sectoren zijn ver achterop gebleven, de productiekosten zijn sterk toegenomen. Zo kan het land zijn mannetje niet staan op de internationale markten en dreigt het in een zware economische storm terecht te komen.

Ook Duitsland kampte bij de toetreding met een gebrek aan competitiviteit.

Sapir: Duitsland heeft inderdaad gekampt met een gebrek aan competitiviteit toen het in 1999 met zijn te sterke munt tot de eurozone toetrad. Het onderging toen ook nog de economische gevolgen van de Duitse hereniging. Het land heeft zijn concurrentiekracht teruggewonnen, maar dat heeft veel tijd en inspanningen gevergd. Dat verklaart voor een deel de stroeve Duitse houding tegenover Griekenland, dat helemaal geen strenge hervormingen heeft doorgevoerd.

Bij de waardering van landen zijn we steeds weer overgeleverd aan het oordeel van de ratingbureaus. Kunnen we die agentschappen nog wel vertrouwen?

Sapir: Ratingbureaus kregen tijdens de financiële crisis enorm veel kritiek, en terecht, omdat ze zich schuldig maakten aan belangenvermenging. Ze speelden een dubbele rol: hoe hoger ze bepaalde beleggingsfondsen inschatten, hoe gemakkelijker hun bank die kon verkopen. Nu is de kans op belangenvermenging miniem. Toch rijzen nu ook vragen over de grote verantwoordelijkheid van de ratingbureaus. Investeringsfondsen, alsook de Europese Centrale Bank, baseren zich immers op hun oordeel om al dan niet te investeren in een bepaald land.

Kun je speculatie nooit uitsluiten?

Sapir: Nee, en die kan heel nefast zijn. Speculanten kunnen de slinger veel te ver laten doorslaan. Maar marktwerking kan ook nuttig zijn. In het geval van Griekenland, waar de politiek er niet in is geslaagd bijtijds een oplossing uit te werken, heeft de markt een correctie geëist. Eigenlijk had het stabiliteitspact de escalatie in Griekenland moeten voorkomen. Maar dat volstaat duidelijk niet als preventiemechanisme.

Waar schiet het stabiliteitspact dan tekort?

Sapir: Het kan toch niet dat een land zomaar valse begrotingscijfers doorgeeft aan Eurostat, zonder dat het wordt teruggefloten? De Europese Commissie zou de cijfers moeten kunnen dubbelchecken. Ook elementen zoals de concurrentiekracht zouden gemeten moeten worden vooraleer een land tot de eurozone wordt toegelaten. Maar dat zou betekenen dat het stabiliteitspact herschreven dient te worden. En dat is politiek gezien onaanvaardbaar. Een nieuwe kandidaat voor de eurozone kun je geen extra regels opleggen. Het enige wat haalbaar is, is dat we het toezicht op de toepassing van de bestaande regels uitbreiden.

Hoe dan?

Sapir: Olli Rehn, Europees Commissaris van Economische en Monetaire Zaken, stelt voor om de Europese Commissie de bevoegdheid te geven de begrotingen van tevoren in te kijken – en niet nadat ze al door de lidstaten zijn goedgekeurd. Ik ben het volledig met hem eens. Al is een volledige uitvoering van dat voorstel nog niet voor meteen. Toch blijkt ook de eurogroep stappen te zetten in die richting.

Onlangs kwam het idee van een Europees Monetair Fonds (EMF) weer bovendrijven. In welke mate kan dat het probleem helpen oplossen?

Sapir: Voor het Griekse probleem is het te laat. Wel kan het een uitweg bieden voor toekomstige problemen. Eerst moet er uiteraard een overeenkomst gevonden worden over de vorm van het EMF. Er zijn immers verschillende varianten. De Duit-se minister van Financiën, Wolfgang Schäuble (CDU) steunt bijvoorbeeld het idee van een soort van zelfverzekeringsfonds. Landen die de drieprocentnorm overschrijden, de slechte leerlingen van de klas, zouden het fonds moeten spijzen. In die zin zou dat het stabiliteitspact ondersteunen, en diegenen bestraffen die er niet aan voldoen.

DOOR INGRID VAN DAELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content