De moslimwereld is een arme wereld van zich ontwikkelende economieën en regelrechte ontwikkelingslanden. En net nu de westerse investeringen op gang kwamen, dreigen de aanslagen van 11 september roet in het eten te gooien.

Televisiekijkers zien Afghanistan als een grijs land, met arme mensen op kale bergen, de vrouwen gesluierd, de mannen niet zelden gewapend. Dat beeld klopt wel, maar er zijn ook talloze felgekleurde valleien waarin de rode, witte en roze papavers met duizenden staan te bloeien. Het land van de Taliban produceert ruim 4500 ton opiumpapaver op 90.000 hectare, goed voor driekwart van de wereldproductie. Het is het enige exportproduct. De overgrote meerderheid van de in het Westen geconsumeerde heroïne komt hiervandaan.

Straks, begin oktober, wordt wellicht voor het laatst de oogst binnengehaald. Deze zomer decreteerde mullah Mohammed Omar dat het uit moet zijn met die papaverteelt. De velden – annex de talrijke heroïnelabs – dreigen even snel te verdwijnen als de boeddhabeelden van Bamiyan. Een zegen voor de wereld, een drama voor de Afghaanse boeren. Zij verliezen hun enige bron van inkomsten, want van enige ‘echte’ economische activiteit is in Afghanistan allang geen sprake meer. Het door de internationale gemeenschap geïsoleerde land kwijnt weg in armoede. Van de 25 miljoen inwoners lijdt de helft honger, de gemiddelde leeftijd bedraagt niet meer dan 41 jaar.

Dit is het land waar Osama Bin Laden onderdak vindt (of vond). En dus heeft VS-president George W. Bush het ook over Afghanistan als hij aankondigt dat Amerika niet alleen de terroristische organisaties zal treffen, maar ook de landen die hen onderdak verlenen, voeden en beschermen.

Pakistan, dat een 2500 kilometer lange grens heeft met Afghanistan, steunde de moedjahedien bij de noorderburen en bewapende ze. Het militaire regime van Islamabad heeft velerlei contacten met de Taliban. Maar dat wil Washington wel door de vingers zien, want Pakistan is nuttig voor de new war. Het land kan een beetje dankbaarheid van de Verenigde Staten best gebruiken. De coupleiders van 1999 slagen er namelijk niet in de economische puinhoop op te ruimen. Een van de belangrijkste sectoren is nog de textielindustrie, die steunt op de lokale katoenproductie. Chique westerse kleding- en confectiebedrijven profiteren van de lage lonen en de kinderarbeid; Pakistan is hun atelier. De zwarte economie floreert, ze is naar schatting even groot als de officiële. Wat meebrengt dat het land onvoldoende belastingen int om zijn instellingen te laten functioneren.

REDDENDE LENINGEN

Pakistan staat permanent diep in het rood. De regering bedelt om reddende leningen van het Internationaal Monetair Fonds, en in dat verband kan Amerika meer dan een goed woordje doen. Maar de internationale monetaire autoriteit zalft en slaat. De strenge besparingsmaatregelen die het IMF aan zijn leningen koppelt, treffen de bevolking hard. Zij stimuleren de anti-westerse gevoelens. Net zoals het Belgische verbod aan Alstom uit Charleroi om materiaal te leveren voor de Kanupp-kerncentrale nabij de havenstad Karachi.

Er is reden om bezorgd te zijn over de reacties in de Arabische wereld als Amerika en zijn bondgenoten zouden overgaan tot ‘oorlogsacties’. Met uitzondering van het Irak van Saddam Hoessein hebben alle moslimlanden weliswaar hun solidariteit met de getroffen wereldleider betuigd, maar als die al te driest optreedt, kan dat snel veranderen. Zelfs in België schaarden de regeringspartijen SP en Agalev zich met tegenzin achter de NAVO-solidariteit. En dat terwijl de vlammen nog uit het World Trade Center en het Pentagon sloegen.

Het is tekenend dat de bevolking na de terreuraanslag meteen aan olie dacht – al worden de prijssprongen op de markt vooral veroorzaakt door speculanten die hun patriottisme even opzijzetten om wat extra te verdienen aan dat buitenkansje. OPEC, de organisatie van de (vooral Arabische) olie-exporterende landen heeft intussen de wereld gesust. Het kartel zal voldoende olie oppompen om de wereldeconomie draaiende te houden. Maar velen herinneren zich 1973, toen OPEC de olieprijs verdubbelde en het Westen daarmee in een economische crisis onderdompelde.

BINNENSTROMENDE FORTUINEN

De sjeiks genoten van de binnenstromende fortuinen. De oliestaten investeerden kwistig in prestigeprojecten. De industriële wereld lag aan hun voeten, smekend om als adviseur, bouwheer of leverancier mee aan de vetpotten te mogen zitten. De OPEC-leden pompten hun petro-dollars in het westerse financiële systeem. Het snel gewonnen geld ging aan de eigen economieën voorbij. Grote Arabische multinationals zijn er niet. De Arabieren kochten en bezitten aandelen, obligaties en vastgoed. Avontuurlijke financiers als Al-Walleed werden als goden vereerd door al wie veel geld had, van de Londense City tot de Disney-groep. Een belangrijk stuk van de globale economie is in handen van de Arabieren. Naar schatting bezitten privé-investeerders in Saudi-Arabië ruim 200 miljard aan buitenlandse tegoeden. Koeweiti zouden voor 150 miljard dollar in het Westen hebben uitstaan.

Rijk als oliesjeiks ? Vergeet het maar: de moslimwereld is een arme wereld, van zich ontwikkelende economieën tot regelrechte ontwikkelingslanden. Van de grootste olieproducent ter wereld, Saudi-Arabië, bedraagt het bruto binnenlands product per hoofd amper 6500 dollar. In België is dat 24.500 dollar. Pakistan heeft slechts 450 dollar bnp per hoofd. Op de lijst van de menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties prijken de Saudi’s op nr. 68, in de middenmoot. Iran volgt op 90; Marokko op 112 en Pakistan op 127 bengelen helemaal onderaan.

De landen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika tellen 290 miljoen inwoners, iets minder dan het Europa van de vijftien. Ze vormen geen politieke en nog minder een economische eenheid. De economie van de Maghreb-landen in Noord-Afrika is anders dan die van de Levant-landen als Syrië, Libanon of Egypte, en beide regio’s verschillen totaal van de olierijken aan de Golf. In tegenstelling tot de landen van Latijns-Amerika of de Pacific zijn er nauwelijks pogingen tot economische blokvorming.

BIG MAC IN JEDDAH

McDonald’s opent in 1993 zijn eerste fast-foodrestaurant in Jeddah. Het Westen wil die markt met miljoenen consumenten niet braak laten liggen. Intussen zijn er in Saudi-Arabië al 32 van die hamburgertenten en geraken ook de Egyptenaren en de inwoners van Bahrein aan hun Big Mac. Westerse hotels openden hun deuren. Industriële concerns investeerden er in de petrochemie, de ontzilting van zeewater, de financiële sector of de consultancy. Maar hoe ver het Westen economisch in de moslimlanden is geëngageerd, kun je moeilijk meten. Totnogtoe blijven hun economieën vrij gesloten. Sedert de jaren tachtig is bij de meeste golfstaten de oliewinning genationaliseerd. Saudi-Arabië is niet eens lid van de Wereldhandelsorganisatie en niet een van de landen is lid van de OESO, de lobbyclub van het paar dozijn rijke landen.

Op de transnationaliteitsindex van de Unctad (Verenigde Naties), die het belang van de buitenlandse investeringen meet, komen slechts Egypte en Saudi-Arabië voor, zeer bescheiden. Overnames en fusies door westerse bedrijven waren in 1999 goed voor 1,5 miljard dollar, niet indrukwekkend en een stuk lager dan de 6,6 miljard dollar het jaar daarvoor. De ledenlijst van de in Washington gevestigde National US-Arab Chamber of Commerce bevat naast de onvermijdelijke oliemaatschappijen bekende namen als de American Life Insurance Company – verzekeraars hebben het er makkelijker dan bankiers, die struikelen over de riba: het koran-verbod om vaste rente op geleend geld te zetten -, de vliegtuigbouwers General Dynamics, Boeing en Sikorsky, Rayethon van de kruisraketten en de microgolfovens, de Regency International Hotels, de tabaks- en voedingsgigant Philip Morris, financiële instellingen als de Lehman Brothers en consultants als de Law Offices of Herbert S. Wolfson.

BUITENLANDSE INVESTERINGEN

De globalisering zet zich nu ook door in het Midden-Oosten en de Maghreb-landen. Egypte, Marokko en Tunesië vorderen met hun liberalisering en privatisering. Zij trekken buitenlandse investeerders aan. Hun voorbeeld werkt aanstekelijk. Saudi-Arabië kondigt hervormingen aan om buitenlandse investeringen te vergemakkelijken. Aan de vooravond van de new war ging de poort van de moslimeconomie voor het industriële Westen open…

De ambities van het westerse bedrijfsleven zijn groot. Voor talrijke investeerders en industriëlen was de klap van de vier vliegtuigen uitermate slecht nieuws. Zij vragen zich bezorgd af of ’11 september’ het investeringsklimaat in het Midden-Oosten en Noord-Afrika drastisch zal wijzigen.

Zo ook de Frans-Belgische oliemaatschappij TotalFinaElf, die samen met de Amerikaanse energiegroep Enron 49 procent investeert in het 200 miljard frank zware project voor het aardgasveld Dolfijn in Qatar, het grootste gasveld ter wereld. TotalFinaElf gaat bovendien samen met het in Brussel gevestigde Tractebel 65 miljard frank investeren in een reusachtige gasgestookte elektriciteitscentrale en in een waterontziltingsinstallatie in de Verenigde Arabische Emiraten. Shell, ExxonMobil, British Petroleum en Philips trekken 15 miljard dollar uit om drie gasvelden in Saudi-Arabië te exploiteren. Iran en Koeweit hebben contacten met buitenlandse oliemaatschappijen. De General Investment Authority van Saudi-Arabië onderhandelt met een dozijn internationale groepen voor investeringen van meer dan 100 miljard dollar in de komende twintig jaar in de aardgasbusiness en de petrochemie – koning Abdal-Aziz Al Fahd houdt de olierijkdom echter in familiehanden. Zelfs het Libië van generaal Khadaffi, nu ‘ontsmet’ na het Lockerbieproces, praat met oliereus Canoco over de bouw van een keten benzinestations. De projecten zijn talrijk en geen westers land ontbreekt op het appel. En het gaat niet alleen om industrie. De Fransen van Carrefour – dat onlangs de GIB-Group overnam – en van Giant voeren aan de Golf een strijd voor de supermarkten.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content