Een van de zaken die Quebeckenaars en Vlamingen binden is hun geweldige creatieve kracht, vindt danser Paul-André Fortier.

Territoires en mouvance is de titel van een internationaal colloquium over culturele identiteit dat plaatsvindt tijdens het dansfestival van Vooruit in Montréal. Eerder dan een aaneenschakeling van academische betogen moeten het rencontres pluridisciplinaires worden, waarbij naast professoren ook kunstenaars aan het woord komen. Van Vlaamse zijde nemen de filosoof Ludo Abicht, de schrijver Pol Hoste, en Christel Stalpaert, hoogleraar film en theater aan de universiteit van Gent, deel aan de debatten. Van Quebecse zijde zal Gérard Bouchard, historicus gespecialiseerd in het multiculturalisme, het woord nemen en zal de danser Paul-André Fortier een conférence-démonstration geven.

Fortier is geen onbekende voor de Vlaamse dansliefhebber. Hij was al herhaaldelijk te gast in Vooruit en op andere Vlaamse podia. Guy Cools, de initiatiefnemer van Vooruit danse en avant, omschrijft hem als een artiest die al bezig was toen begin jaren tachtig de internationalisering van de podiumkunsten begon en dus die trein gemist heeft, maar die als inspirator en lesgever zeer belangrijk is geweest voor die nieuwe generatie. Te vergelijken met een figuur als Maurice Béjart in onze contreien.

Bestaat er een speciale band tussen Vlaanderen en Québec op het gebied van de dans?

PAUL-ANDRé FORTIER: Ik zie wel gelijkenissen. Ik weet niet goed waarom. Misschien omdat het allebei kleine gebieden zijn, met een eigen taal en een complexe identiteit. Misschien hebben we daardoor dezelfde grote drang om ons uit te drukken, onze identiteit te bevestigen. Want artistieke creativiteit is een van de bijzonderste middelen om uitdrukking te geven aan de identiteit van een volk. In ieder geval hebben zowel de Quebeckenaars als de Vlamingen een geweldige creatieve kracht.

Hoe definieert u in deze tijden van globalisering uw culturele en artistieke identiteit?

FORTIER: Ik woon in Noord-Amerika, waar de ruimte immens is, in een hard klimaat, ik ben een francofoon omgeven door anglofonen. Ik moet mij verzetten tegen de pletwals van de Verenigde Staten. Ik word bepaald door al die aspecten. Dat ben ik en daarmee creëer ik. Die specifieke identiteit van de artiest moet absoluut bewaard blijven. Er bestaat natuurlijk zoiets als een mondiale kunstmarkt, en het is een verleidelijk idee om als kunstenaar op de hele planeet aanwezig te zijn. Maar tegelijkertijd dreigt er een verlies aan identiteit. Als alles op elkaar gaat lijken, zullen we niet meer reizen, niet meer naar de buren gaan, dan verdwijnt het plezier om verschillen te kunnen confronteren.

Het is dus naïef om te zeggen dat dans een universele taal is?

FORTIER: Het lichaam is een universele taal. Iedereen heeft twee voeten, twee benen, twee armen, een bekken. We hebben allemaal dezelfde morfologie, bon, maar we verschillen in onze lichamelijkheid. Welk volk je ook bekijkt, je kunt zien hoe het in zijn lichamelijkheid, het vlees, de spieren, de structuur van het lichaam bepaald is. Ieder individu draagt in zijn lichamelijke structuur de geschiedenis van zijn volk. Vanaf de kindertijd krijgt ieder lichaam een historische lading. Als je danst, dans je ook met die historische lading. Wanneer ik Amerikanen zie dansen, vertellen hun lichamen mij iets anders dan wanneer ik collega’s uit mijn eigen land aan het werk zie.

Als u een onbekende ziet dansen, kunt u zeggen waar hij vandaan komt?

FORTIER: Bijna, ja. Denk aan Zorba. Als Zorba danst, kan hij alleen maar Griek zijn. En Pina Bausch is Duitse, daar kun je je niet in vergissen. Er zijn natuurlijk invloeden en kruisbestuivingen – die moeten er zijn, want daardoor kunnen we vooruitgang boeken. Veel Franse choreografen hebben bijvoorbeeld les gevolgd bij Merce Cunningham. Maar wat zij brengen is niet Amerikaans, maar een door en door Franse interpretatie van de Amerikaanse dans.

Hoe verstaat u zich met de anglofone wereld die u omringt?

FORTIER: Het is heel moeilijk om als francofoon te leven in een anglofoon Amerika. Wij zijn met weinigen en we hebben weinig middelen. Maar wij hebben een identiteit die anders is en dat heeft geen prijs. Ik weet niet wat ik als kunstenaar zou doen als we wel geassimileerd waren. Ik ben er niet zeker van dat ik dan hetzelfde verlangen zou hebben gehad om uitdrukking te geven aan mijn eigenheid.

En als u een anglofone Canadees was geweest…

FORTIER: De Engelse Canadezen en de Franse Canadezen zijn totaal verschillend. Wij leven in een andere wereld, al vanaf onze kindertijd. We lezen niet dezelfde boeken, we kijken niet naar dezelfde televisie-uitzendingen, we luisteren niet naar dezelfde liedjes. Dat zijn toch de dingen die je maken tot wat je bent.

Montréal is een verdeelde stad tussen Engelstaligen en Franstaligen. Geldt dat ook op artistiek vlak?

FORTIER: Het dansmilieu is veeleer Franstalig. Er zijn natuurlijk wel Engelstalige kunstenaars. Maar ik denk dat ik me niet vergis als ik zeg dat die erg blij zijn zo dicht bij de Franstalige cultuur te kunnen vertoeven. Waarom? In heel Canada wordt Montréal gezien als een creatieve, avant-gardistische plek. Misschien omdat wij niet gebukt gaan onder het gewicht van de geschiedenis. Engelstalig Canada is, zeker op het gebied van dans, gebiologeerd door wat er in de Verenigde Staten gebeurt. Men benijdt ons dat wij als kunstenaars kunnen vertrekken vanuit onze eigen identiteit, en niet vanuit de modellen die de geschiedenis heeft voortgebracht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content