Meer en meer journalisten proberen hun hobbyistische huisvlijt voor literatuur te laten doorgaan. Ook Jackie ‘Zaki’ Dewaele kon de verleiding niet weerstaan en pleegde een roman. Wat is er van de journalistieke letteren?

Vroeger was de Vlaamse schrijver in hoofdberoep staatsambtenaar of leraar of priester. Tegenwoordig viert de journalist-romancier hoogtij. Vlaanderen wordt de jongste tijd overvallen door een periodieke opstoot van journalistiek-literaire expressiedrift. Persmensen willen blijkbaar ook wel even een roman schrijven waarin ze zich eens goed kunnen laten gaan. Eindelijk zijn ze zelf voor honderd procent regisseur in het rijk van hun verbeelding.

Baas in eigen boek. Welke journalist droomt daar niet van? Uitgevers lusten er pap van, want de naambekendheid en persrelaties van de gemiddelde journalist staan vaak borg voor een tamelijke tot zeer goede verkoop, wat van de meeste ‘normale’ debuten niet kan worden gezegd. De nieuwste golf van dit soort journalistieke letteren spoelde in enkele weken tijd drie Vlaamse vertellingen aan, waaronder twee debuten. Dirk Martens, cultuurredacteur bij Het Nieuwsblad, steekt zijn pathos in De verdoemden, drie novellen, niet onder stoelen of banken. Ook Marijke Libert, medewerkster van De Morgen, doet haar best om een artistiek hoogstandje te plegen met haar romandebuut Sterk water. En de bekendste van dit trio, Jackie ‘Zaki’ Dewaele, trekt alle registers van de dialoog open om in zijn roman, Vrouwen zonder kleren, de schijn van het familiewelzijn te doorprikken.

Adriaan van Dis en Kees van Kooten vormden meer dan tien jaar geleden reeds de succesvolle belichaming van de journalist-romancier. Ze waren naar eigen zeggen uitgekeken op de small talk van de tv-journalistiek en wilden zich herbronnen. In autobiografische vertellingen gingen ze op zoek naar hun eigen identiteit. Van Dis nam de fans mee naar zijn jeugd in romans als Nathan Sid en Zilver, terwijl Van Kooten zich afvroeg wat het betekende om veertig te worden en ouder. Van Dis’ gekoketteer met het eigen ego is ondertussen uitgegroeid tot een project dat commercieel aanslaat: Indische duinen beleefde onlangs een achtentwintigste druk. Ook Van Kooten hoeft zich niet meer in het keurslijf van tv-formats te persen. Hij kan schrijvend freewheelen, zoals het hem uitkomt.

BIJ WIJZE VAN HOBBY

Wat in Nederland kan, moet in Vlaanderen eveneens mogelijk zijn. Als mediabekendheden op eigen houtje er niet aan dachten om iets met een roman te doen, gingen de uitgevers hen wel aanporren. In iedereen zit immers een boek, zoals dat heet. De vraag is echter wat voor een, maar dat zal bepaalde literaire agenten en uitgevers worst wezen. Als het winkeltje maar draait.

Bij wijze van hobby gingen BV’s midden de jaren negentig plots iets doen met de schone letteren dat allesbehalve schoon was. Kurt Van Eeghems debuut, Olaf leeft!, was bedoeld als een satire op de Vlaamse bekrompenheid in het algemeen en op het homoschuwe Vlaanderen in het bijzonder. Van Eeghem ging het de lezers eens goed inpeperen en laat bij wijze van finale boodschap olijke Olaf in het huwelijksbootje stappen met ene Nancy. Vervolgens duikelt Olaf prompt in bed met zijn homovriendje Paul. De stijl die Van Eeghem hanteerde om deze zogezegde schelmenroman enige allure te geven, was al even schamel als de povere inhoud. Er wordt wat afgebabbeld in de kinderlijk uitgespelde dialogen. Als de verteller de conversaties met eigen commentaar moet afronden, is dat niet van harte: ‘Na vier minuten vindt hij, ten prooi aan een innerlijke worsteling, toch vrij probleemloos de slaap.’

Ook Fred Brouwers deed toen zijn duit in het zakje met iets wat een misdaadroman moest voorstellen, Tomasino. Vooral culinaire uitweidingen en uiteraard muzikale praatjes vormden de hoofdmoot. Aangezien het om een thriller ging, moest er in aller ijl nog een plot worden bijgesleept. Die was er dan ook naar en viel glansrijk in het water. Marc Didden maakte het zo mogelijk nog bonter met zijn back-to-the-sixtiesverslag, Liefde is doof.

De bloem tussen al dit fraais was toen het debuut van Tuur van Wallendael. Op een gedempte, quasi-nonchalante manier diste Van Wallendael in Vrienden & Kennissen acht verhalen op uit het alledaagse leven van herkenbare personages die ieder op hun manier ‘een stuk van hun verkruimelde jeugd’ probeerden te ‘redden’. Van Wallendael ontpopte zich tot een verdienstelijke Elsschot-epigoon, ook al was de toon van zijn proza heel wat minder cassant dan die van de grote Antwerpse meester.

Bavo Claes lukte vier jaar geleden eveneens een min of meer geslaagde roman. Zijn debuut, Kraai, focuste op de dood van de vader van de verteller terwijl deze laatste zelf voortdurend op zoek ging naar de geuren en kleuren van zijn eigen jeugd. Claes was een van de weinige journalisten die in zijn fictieve escapades ook wat van het gewone, journalistieke leven durfde te steken. De hilarisch-laconieke nota’s over taalgebruik en uitspraak die de verteller-tv-presentator uitgedeeld krijgt, dragen bij tot de authenticiteit van Claes’ roman. De schoonschrijverige toets waarmee hij sommige passages inzet, doet dan weer afbreuk aan de levendigheid. Op die manier construeerde Claes een merkwaardige realistisch-esthetiserende ratatouille. Afwachten of deze bastaard nog een broertje krijgt. Dan pas zal duidelijk worden of Claes echt schrijversbloed in zich heeft.

Geregeld doken er ondertussen proeven op van literaire (on)bekwaamheid vanwege journalisten-mediawerkers. Wilfried Hendrickx ( Humo) probeerde verbeten het odium van literaire eendagsvlieg van zich af te schudden door zich patserig voltijds schrijver te noemen. Maar na een verhalenbundel en twee romans koos hij eieren voor zijn geld en keerde terug naar zijn journalistieke roeping. Luc Hanegreefs (Kanaal Z, De Financieel-Economische Tijd) heeft na een handvol verhalen en een roman met de zee als hoofdpersonage eveneens de zeilen bijgezet. Hij heeft nu blijkbaar zijn zinnen gezet op jeugdliteratuur.

Geert van Istendael is een van de weinigen die naar Nederlands model de overstap van journalistiek naar literatuur consequent en tamelijk succesvol hebben gemaakt. Sinds 1996 gaat hij bewust zonder perskaart door het leven en tooit hij zich met het epitheton van Vlaamse schrijver. Voorlopig zijn het echter zijn journalistieke boeken die het best scoren en het meest lezenswaardig blijven. Het Belgisch labyrint werd recentelijk herwerkt. Zijn enige roman, Altrapsodie, kwam niet uit de verf. Kortom, Van Istendael heeft zich na zijn bevrijding uit de VRT-kluisters ironisch genoeg ontwikkeld tot de betere journalist die met literair angehauchte reportages de ex-collega’s laat zien hoe het eigenlijk hoort. Als er iemand in de jaren negentig de ‘nieuwe’, verhalende journalistiek meer armslag heeft gegeven, dan is hij het wel.

UPGRADE VAN SCENARIO

En nu is daar dus Zaki & co. Vrouwen zonder kleren is een montage van dialogen, zoals die in tv-soaps te horen zijn. Zegt personage A: ‘Mijn hoofd is als een internet vol waardeloze feiten.’ Waarop personage B riposteert: ‘Wie zoekt, die vindt.’ En personage C terecht concludeert: ‘Hou op met zeveren.’ Dergelijke plastische maar geforceerde uitlatingen, samen met kernachtige spreuken zijn typisch voor de woordenwisselingen in tv-feuilletons én voor het proza van nieuwbakken auteur Zaki.

Dewaele tracht met zijn feuilleton iets meer te bereiken dan de gemiddelde soap. Hij wil blijkbaar aantonen dat het kunstmatige positivisme van veel mannen het moet afleggen tegen de spontane levenskunst van vrouwen. Deze wijsheid serveert Dewaele onder het motto dat niets of niemand is wat of wie hij lijkt. Het hoofdpersonage Frans probeert alle problemen te ontkennen tot hij er haast in verdrinkt. Ondertussen heeft zijn dochter haar lesbische geaardheid aanvaard en gaat vrouwlief vreemd. Maar het kan verkeren. Als de wanhoop het grootst is, is de redding nabij. Frans ontdekt dankzij een gevangenisverblijf dat hem door rechtse vrienden werd aangenaaid dat het leven na de gevangenis heel wat meer te bieden heeft dan ervoor. Ook zijn vrouw pakt haar biezen, wordt kunsthandelaar en de kinderen nemen de ouderlijke zaak over. Vanuit Indonesië overschouwt gelouterde Frans als nieuwbakken wapenhandelaar de puinhoop en ziet dat het goed is. Eind goed, al goed. Maar van een roman of een vertelling is hier in de verste verte geen sprake. Dit is een upgrade van een scenario voor Familie of Thuis, want gesitueerd in een ietwat ‘beter’ milieu en gebracht in een nadrukkelijker, kunstiger taaltje.

Marijke Libert doet het meeste moeite om een originele roman te componeren. Sterk water brengt het relaas van drie generaties vanuit het perspectief van het grootouderlijk huis. De muren spreken en kijken meewarig of vertederd naar hun passanten. Een grootmoeder valt van de trap terwijl haar kleindochtertje haar vindt. Met deze gestolde foto als leidraad doet het huis zijn verhaal over grootouders, ouders en kinderen. Via deze verteltruc krijgt de traditionele Vlaamse familieroman een nieuw kleedje aangemeten. Maar de vraag is of een dergelijke maskerade functioneert en of daardoor de eigenlijke inhoud van het verhaal niet ondergesneeuwd raakt. Libert gaat immers erg ver in haar artistieke zoektocht om een oud verhaal nieuw leven in te blazen. Ook in haar formuleringen staart ze zich soms blind op al te fraai in elkaar gedraaide volzinnen die weinig natuurlijk overkomen. Je moet al een erg loyale lezer zijn om Liberts huiselijke biecht helemaal uit te zitten.

Terwijl Libert misschien wel het potentieel heeft om andere, minder opzichtig gebrachte romans te schrijven, lijkt dat bij Dirk Martens minder het geval. De drie novellen uit De verdoemden, zijn tweede worp na het onopgemerkt gebleven debuut De man die op het perron sprong, vertonen al de kenmerken van de beginnende amateur-schrijver. Die wil eindelijk eens fors uithalen en verzandt daarbij in een karikatuur van jongensachtige fantasieën. Telkens gaat het bij Martens om angst, zware existentiële angst die een uitlaatklep zoekt in onheilszwangere taferelen waar losgeslagen vliegtuigen, motoren of auto’s voor de nodige moord- en doodslag zorgen. Ondertussen bedrijven de ‘verdoemde’ hoofdpersonages de liefde en zitten ze op een futon – een enkele keer ook als ‘foeton’ gespeld – zich te vermeien in hun eigen apocalyptische visioenen. Het moet zijn dat Martens nooit zelf de oorlog heeft meegemaakt en daarom koste wat het wil de boel in brand wil steken. Maar detoneren doet zijn proza niet.

ALLERLEI TRUCJES

Dat is het probleem met de meeste romans van would-be schrijvers. Ze doen alle moeite van de wereld om een spannende plot te verzinnen. Of ze laten hun personages met elkaar discussiëren dat het klettert. Of ze gaan op zoek naar de meest originele vergelijking of formulering. Kortom, beginnende schrijvers proberen allerlei trucjes uit zonder dat ze echt werken. Ze doen te veel hun best en ze schrijven te weinig het proza, zoals het zou moeten worden geschreven: organisch, vanzelfsprekend, ritmisch. In de regel geraken debuterende auteurs met hun eerste pennenvruchten dan ook nauwelijks voorbij het vlammende zwaard van tijdschriftredacteurs of uitgevers. Tenzij ze dus blijkbaar al een nom de plume hebben via publicaties in krant of tijdschrift of een imago bezitten, dankzij optredens in de media.

Een goede dienst bewijzen uitgevers deze aspirant-schrijvers echter niet. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de meeste journalisten die ooit een uitstapje waagden in het domein van de schone letteren het bij dat ene slippertje lieten. Maar zelfs dat is een lapsus te veel, want ondertussen zijn er andere manuscripten van onbekende Vlamingen die niet worden gepubliceerd maar die toch heel wat meer in hun mars hadden. En dan maar klagen dat er in de Vlaamse literatuur niets te beleven valt.

Schoenmaker, blijf bij uw leest? Natuurlijk mag iedereen die dat wil op zijn laptop romans schrijven en die aanbieden aan uitgevers. Journalisten kunnen misschien zelfs een streepje voor hebben omdat zij vanuit hun beroep voortdurend met taal bezig zijn. Maar schrijvers uit één stuk wachten niet tot ze door een uitgever gevraagd worden om ook eens een romannetje in elkaar te knutselen. Tot nader orde is het journalistieke, fictionele proza dus niet echt een verrijking voor de Nederlandstalige literatuur. Ofwel vervallen journalisten-romanciers in realistische, autobiografische beschrijvingen waarbij de lezer als een soort voyeur wordt opgevrijd om te komen kijken naar de zielenroerselen van zijn vedettes achter het literaire masker van de vertellers. Ofwel willen ze per se bewijzen dat ze meer kunnen dan schrijven voor de krant of presenteren op tv en gaan ze zich te buiten aan hopeloos opgesmukte trapezekunstjes. Een witte raaf ontdekt het juiste evenwicht tussen autobiografisch exhibitionisme en kunstzinnige vormgeving. Hij vindt zijn stem als schrijver en hangt de journalistieke pen aan de wilgen. Het is weinig waarschijnlijk dat dit voor Zaki & co ooit zal gebeuren. Neemt niet weg dat we als uitgever ook bij Mark Uytterhoeven zouden aandringen om eens een satirische schelmenroman over het mediawereldje te maken of een wielrennersepos, getiteld De flandrien. Maar Uytterhoeven weet allicht beter.

Jackie Dewaele, Vrouwen zonder kleren, Van Halewyck, Leuven, 152 blz., 498 fr. (12,3 ?)

Marijke Libert, Sterk water, Meulenhoff, Amsterdam, 175 blz., 625 fr. (15,4 ?)

Dirk Martens, De verdoemden, Van Halewyck, Leuven, 144 blz., 498 fr. (12,3 ?)

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content