Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Wij zijn niet zo flauw geweest om de draak te steken met bepaalde gebeurtenissen die zich recentelijk hebben voorgedaan in de Oostendse basketbalclub, maar wij willen wel graag een ander voorspellinkje vanonder het stof halen. Want sommigen menen dat deze rubriek om te lachen is. Gelukkig voor uw dienaar overigens.

Niet langer dan zeven maanden geleden hebben wij hier gesteld dat de VUM de opname van Wouterke in de raad van bestuur spoedig zou betreuren. Et voilà. Binnen het bestek van twee weken werd Bonanza opgedoekt en kondigde de VUM zeshonderd miljoen frank besparingen aan. Mensen die het weten, verzekeren ons dat het een niets te maken heeft met het ander, maar wij zouden zeggen : des te erger. Want dat betekent dat de pil van Bonanza nog in de VUM-boekhouding moet opduiken. Nu goed, het zijn onze zaken niet, punt is dat ze op de Gossetlaan voor ingrijpende weken staan.

Niemand moet daar verbaasd van opkijken. Bij het begin van 2001 kondigde hoofdredacteur Peter Vandermeersch in een beklijvend hoofdartikel een revolutionaire koerswijziging van zijn krant aan, die financieel niet zonder gevolgen kon blijven. Voortaan zou De Standaard niet meer ijveren voor meer Vlaamse zelfstandigheid, laat staan voor amnestie voor ex-collaborateurs zoals vroeger. Neen, De Standaard zou ijveren voor veiliger verkeer. Zoals Via Secura en Flor Koninx.

‘Meer dan 1400 mensen komen jaarlijks om het leven op de Belgische (vroeger had er gestaan : ‘Vlaamse’) wegen’, schreef Vandermeersch. ‘Velen van hen zijn kinderen. En wat doen wij ? Niets. Wij maken ons druk over onze voedselveiligheid, over een wolf in het Waasland, of over een koe die op weg naar het slachthuis een trap tegen haar achterste krijgt. Maar we kijken de andere kant op bij een plaag die in de Oesolanden jaarlijks 125.000 mensen wegmaait. Alsof dat nu eenmaal deel uitmaakt van het bestaan.’

‘Ik ook,’ stak Vandermeersch de hand ruiterlijk in eigen boezem, ‘maar dat is afgelopen. Zo kan het niet langer. Het schandaal van de verkeersdoden wordt hét thema waaraan De Standaard in 2001 aandacht zal besteden. Niet alleen de pers heeft een belangrijke taak te vervullen, ieder van ons moet voorzichtiger zijn op straat. En de overheid moet dringend aan het werk. Verkeersdrempels, versmallingen van wegen, zone-30, onbemande camera’s en een streng repressief beleid inzake snelheid en gebruik van alcohol en drugs, kunnen slechts een begin zijn.’

Wat het vervolg dan was, liet Vandermeersch in het midden. Maar één ding stond vast: De Standaard liep dit jaar voorop voor veilig verkeer. De redactie van Knack sloot zich spontaan bij dit gedurfde initiatief aan. Wij waren deze kleine wederdienst verschuldigd aan de collega’s van De Standaard, want een jaar of twee geleden haalden zij ons uit de brand toen op hun opiniepagina twee Knack-redacteurs elkaar te lijf mochten gaan: Paul Goossens en Filip Rogiers. Inzet van het debat was de vraag of een journalist een mening moet hebben. Ja, zei Goossens, die er in zijn carrière verschillende heeft gehad. Neen, zei Rogiers, een journalist moet proberen de waarheid zo duidelijk mogelijk weer te geven, zonder de eigen voorkeur te laten blijken.

Goossens en Rogiers waren met hun dispuut eerst gaan aankloppen bij onze chef-Wetstraat. ‘Wat meent gij Rik, moet een journalist een mening hebben?’ ‘Ik meen van niet,’ antwoordde onze chef-Wetstraat die terstond begreep dat hij zichzelf tegensprak, ‘en ga elders zagen.’

Vroeger was het daarbij gebleven, maar omdat wij nu met zijn allen in één grote ruimte zitten, blijven interne conflicten niet onopgemerkt en ontstaan er steevast twee kampen. Moet een journalist een mening hebben of niet? Een petitielijst ging rond, en naar gelang van zijn overtuiging vulde elk van ons ja of neen in. Dat wil zeggen: elk van ons met uitzondering van uw dienaar, die niet in de discussie betrokken werd.

Wij hebben over deze kwestie namelijk een uitgesproken mening. En die luidt dat niets nuttelozer is dan het hebben van een mening. Want zij veronderstelt per definitie dat er ook een andere mogelijk is. Dat de ene waardevoller is dan de andere, heeft enkel te maken met de maatschappelijke condities die ons denken in onze tijdelijke en ruimtelijke beperking bepalen. Er bestaat geen waarheid, er bestaat alleen perceptie. En aangezien een mening afhankelijk is van de perceptie, die op zich varieert van onvolledig tot volkomen fout, is ook die mening zo eindeloos ver verwijderd van de waarheid dat het hebben ervan moet worden beschouwd als tijdverlies en domheid.

Dat de mening niet wordt gevraagd van wie het bestaan ervan ontkent, spreekt voor zichzelf. Op de rest van de redactie was het twaalf-twaalf, zodat Goossens en Rogiers besloten hun geschil aan het brede publiek voor te leggen. En omdat dat van onze chef-Wetstraat niet mocht in Knack, stuurden beiden hun argumentatie op naar De Standaard, en zagen ze tot hun niet geringe verwondering nog gepubliceerd ook.

Daarmee was het hek van de dam. ‘Want’, stelde een verontwaardigde chef-economie, ‘als de ruzie tussen Goossens en Rogiers in De Standaard kan worden uitgevochten, dan ook die tussen mij en Grobben.’ De dag daarna wisten ze op de Gossetlaan niet wat te doen toen een gastcolumn arriveerde met als kop: ‘Bedrog met Coca-Cola bedrijfsautomaten.’ In dezelfde bijdrage zette Guido zich ook af tegen het rookverbod dat in sommige Media Centers is afgekondigd.

Boden zich vervolgens aan: onze chef-wetenschappen tegen onze chef-boeken (over neerbuigende recensies van wetenschappelijke thrillers), onze chef-opmaak tegen onze chef-cultuur (over aanstootgevende schilderijen), en Piet Piryns tegen Joël De Ceulaer (over de gistingstijd van een Gouden Carolus).

Het is trouwens in die periode dat De Standaard zijn beste verkoopcijfers heeft geboekt. De VUM-directie zou daaruit de juiste conclusie moeten trekken: kranten maak je met journalisten, niet met opgewonden telvisiemannetjes.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content