Marnix Verplancke

“De toekomst behoort toe aan de man die pekelwater in een borrel kan veranderen.” Over de nieuwe roman van Richard Powers.

Elke idioot kan zeep maken,” zei Thomas J. Barret ooit, “maar alleen een slim iemand kan die ook verkopen.” Barret wist waarover hij het had. Niet alleen was hij de uitvinder van de in Engeland vorige eeuw beroemde Pears-zeep, bovendien wist hij van het merk ook nog eens het grootste van de Angelsaksische wereld te maken. Richard Powers laat zijn nieuwste roman spelen in de wereld van de zeep, en hij start ten tijde van Barrett.

Zelfs nog iets vroeger. Profijt vertelt de geschiedenis van het Clare-imperium. Stichter Jephthah Clare belandde rond 1800 in Amerika. Hij beschikte over een knap menselijk inzicht en was tot het inzicht gekomen dat de grootste winsten te halen zijn door te leveren wat van ver komt. En dus stortte Jephthah zich op de internationale handel. Zijn zonen, volwassen op een moment dat die handel verlieslatend geworden was, liepen een arme Ierse zeepzieder tegen het lijf, en gingen met hem in zee. Van generatie op generatie groeide het bedrijf om uiteindelijk een multinational te worden.

Doorheen dit brede, de hele Amerikaanse economische en sociale geschiedenis beslaande verhaal, weeft Powers de persoonlijke lijdensweg van Laura Bodey. Zij is een immobiliënmakelaar, gescheiden, met een zoon van dertien en een dochter van een paar jaar ouder. Uit een medisch onderzoek blijkt dat er kankergezwellen op haar eierstokken zitten. Tot in de details brengt Powers verslag uit over de chemotherapie en de bestralingssessies die ze ondergaat. Als lezer leef je mee met haar en begrijp je waarom haar karakter opeens zoveel verandert.

Het punt waar deze twee verhaallijnen elkaar raken is aan te duiden op een landkaart: Lacewood, Indiana. De afdeling agrarische producten van Clare is er gevestigd, Laura woont er en er komen heel wat meer kankers voor dan het Amerikaanse gemiddelde. In plaats van dit gegeven te bewerken tot een voorspelbare gerechtshofroman type John Grisham werkt Powers het uit tot een kanjer van een Great American Novel die zonder moeite de vergelijking met het beste werk van een Philip Roth of een Don DeLillo kan doorstaan.

TINNEN SOLDAATJES

Profijt nagelt immers geen zeepbedrijf aan de schandpaal. De reikwijdte van het boek is breder: hier wordt het proces van een hele maatschappij gevoerd. De Verenigde Staten zijn ergens ontspoord; zo rond de Eerste Wereldoorlog, toen Douglas Clare inzag dat “de toekomst toebehoorde aan de man die zwavel in bleekmiddelen, teer in kleurstoffen en pekelwater in een borrel kon veranderen”, liet het kapitalisme de wereld los. Het ontwikkelde een eigen dynamiek en mocht, onder het mom dat het een gouden toekomst zou brengen, zijn gang gaan. Het produceren van dingen waaraan behoefte was, kwam steeds meer in de schaduw te staan van het produceren van behoeften: “De ondernemer moet het hebben van zijn vindingrijkheid. Daadkracht vergroot het fortuin en het fortuin stelt tot verdere daadkracht in staat. Maar de vrijgekomen rijkdommen zullen zich een voor een tegen hem keren, zoals de tinnen soldaatjes uit het populaire vers zich tegen hun sadistische kind-generaals keerden. De handel wordt gestaag doeltreffender tot hij overal de zege heeft behaald. Tot hij ten slotte alle tussenpersonen heeft uitgeschakeld.”

Van deze hallucinante handel wordt Laura het slachtoffer. Een kale vrouw die huizen verkoopt, wordt immers niet geapprecieerd. Ze wordt ontslagen. Haar ziekteverzekering wil maar een bepaald aantal dagen vergoeden, en steeds meer moet Laura een beroep doen op haar snel slinkende spaargeld. Bovendien wordt ze ook nog eens lastig gevallen door de kankerliga die brieven rondstuurt om fondsen bij elkaar te bedelen en advocatenbureaus die op haar steun rekenen om een zaak tegen Clare aan te spannen. Amerika is om zeep.

Bijzonder ironisch zijn in dit verband de door Powers ontworpen Clare-advertenties die in het boek staan afgedrukt: stuk voor stuk staaltjes van een uitgekiende reclamestrategie, maar heel bitter in het licht van Laura’s doodstrijd. “De grootste aller wereldverbeteraars is de zelfzuchtige, afdingende Handel,” schreef de Amerikaanse romantische filosoof Ralph Waldo Emerson vorige eeuw, en hij meende het nog ook.

Richard Powers, “Profijt”, Contact, Amsterdam, 444 blz., 1400 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content