Kwam de Belgische noodhulp voor Libanon te traag op gang?

De ravage van de ontploffing die op augustus in de Libanese hoofdstad Beiroet plaatsvond.
Kamiel Vermeylen

Vier dagen duurde het vooraleer een Belgisch C-130-vrachtvliegtuig met noodhulp naar het geteisterde Libanon vertrok. Too little, too late?

Vorige week dinsdag werd de Libanese hoofdstad Beiroet omstreeks 18.00 uur opgeschrikt door een reusachtige ontploffing. Meer dan 160 mensen overleefden het incident niet, meer dan 6.000 anderen geraakten gewond. Ruim 300.000 mensen zagen het dak boven hun hoofd in een klap verdwijnen.

Het duurde niet lang vooraleer een heleboel landen Libanon te hulp schoten. Nog dezelfde avond stuurde Nederland een vliegtuig met 63 hulpverleners en 8 speurhonden naar het getroffen gebied. Ook Frankrijk reageerde meteen: de regering-Macron stuurt enkele uren later twee vliegtuigen met hulpgoederen en reddingswerkers.

België liet die dinsdagavond bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Philippe Goffin (MR) optekenen dat het hulp aan het zwaar getroffen land wilde leveren. Maar pas vier dagen na de ramp, vrijdagavond, stond er een C-130 vertrekkensklaar op de militaire luchthaven van Melsbroek. Een multidisciplinair B-Fast-team, dat door Goffin en premier Sophie Wilmès daags na de explosie werd aangeboden, stapt niet mee op het vliegtuig.

Zowel vanuit de politiek als in defensiekringen kwamen er heel wat opmerkingen dat Belgische bijdrage laag uitviel en lang op zich liet wachten. Peter De Roover, N-VA-fractieleider in de Kamer, tweette: ‘Als B-Fast weer niet in staat is tijdig in actie te komen (Nepal-bis) dan leggen wij de vraag naar de zin van die structuur weer op tafel. Gelukkig zijn er landen als Nederland, Polen, Tsjechië, Griekenland, enz.’ De krant De Morgen hekelde afgelopen vrijdag de Belgische ’treuzelsteun’, onder meer te wijten aan de versnipperde bevoegdheden die ons land na zes staatshervormingen rijk of arm is.

‘Idealiter had het vliegtuig inderdaad een dag vroeger vertrokken’, klinkt het enigzins erkentelijk bij het departement Buitenlandse Zaken. Bovendien blijkt dat de federale regering eind vorig jaar heeft besloten om het B-Fast-team niet meer in het buitenland te laten opereren, en dat premier Sophie Wilmès en minister van Buitenlandse Zaken Philippe Goffin daar niet van op de hoogte bleken.

Fouten uit het verleden

Toch is het niet allemaal kommer en kwel. De federale overheid probeerde ook te leren uit gemaakte fouten uit het verleden en speelt het een veel minder zichtbare, doch cruciale rol bij de steun aan het zwaar getroffen land.

We kunnen wel dokters sturen, maar wanneer de medische voorzieningen zoals ziekenhuizen zwaar beschadigd zijn, dan is vooral de accomodatie cruciaal.

Kabinet van minister van Volksgezondheid Maggie De Block

Hoe zit de vork precies aan de steel? Eerst naar de noodhulp zelf. Meteen na de ramp activeerden de Libanese autoriteiten het zogenaamde Civil Protection Mechanism. Via dat platform van de Europese Unie kwam de intussen ontslagnemende Libanese regering in bilateraal contact met België en kon het aangeven aan welke hulp op dat moment het meest behoefte heerste. Zo werd in de nasleep van de explosie duidelijk dat er een acuut gebrek aan drinkbaar water en voedsel dreigt in het land. Bovendien hebben heel wat dakloze mensen nood aan dekens om de nacht door te brengen.

In tegenstelling tot de Nepalese regering in 2015, waar De Roover in zijn tweet naar verwijst, heeft Libanon ditmaal expliciet laten weten dat er geen dringende nood aan bijkomende hulpverleners en medische zorg was. Had België dat toch gedaan, dreigde zelfs een heruitgave na de aardbeving in Haïti in 2010, toen nationale reddingswerkers en hulpverleners van internationale organisaties elkaar letterlijk voor de voeten liepen.

Veldhospitaal

De hulp die onder meer Nederland, Frankrijk en vier andere landen meteen na de feiten hebben aangeboden was van essentieel belang om vermiste mensen van onder het puin te halen en te verzorgen. Wel houdt die hulp minder rekening met de noden in de nasleep van de ramp. Daar heeft België op proberen inspelen. ‘Een mooi fotomoment levert dat niet op, maar we hebben daardoor wel de zekerheid dat alle geleverde hulpgoederen effectief gebruikt zullen worden’, vertelt een betrokken Belgische diplomaat op voorwaarde van anonimiteit aan Knack.

Omdat er in Europees opzicht al veel aanbod bestaat op vlak van civiele beschermingscapaciteit en de Belgische middelen beperkt zijn, heeft de federale regering vorig jaar besloten om die binnen B-Fast af te bouwen. Wel was er al beslist om binnen B-Fast het zogenaamde Emergency Response Team een upgrade te geven tot een volwaardig en flexibel veldhospitaal. Op die manier wil België zich in de toekomst onderscheiden wanneer er zich humanitaire crisissen vergelijkbaar met die in Libanon voordoen.

België is een van de grootste donoren aan Libanon en aan internationale rampenfondsen.

‘In het geval van een ramp kunnen we wel dokters sturen, maar wanneer de medische voorzieningen zoals ziekenhuizen zwaar beschadigd zijn, dan is vooral de accommodatie cruciaal’, valt te horen op het kabinet van minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD). ‘We zijn het nodige materieel aan het verzamelen en de nodige opleidingen aan het voorzien. Tegen begin volgend jaar hopen we het vereiste certificaat van de Europese Unie te hebben en kunnen we meteen aan de slag’, klink het.

Multilateralisme

Nog minder zichtbaar is de hulp die België in het kader van internationale organisaties aan getroffen gebieden schenkt. Met een bedrag van 1,7 miljoen euro was België vorig jaar de vierde grootste donor aan Libanon in het kader van OCHA, het bureau van waaruit de Verenigde Naties onder meer humanitaire acties coördineert. Dit jaar voorziet België 300.000 euro meer, goed voor een totaalbedrag van twee miljoen euro.

Ook in het kader van het CERF, het Centrale Noodhulpfonds van de Verenigde Naties, is België een van de prominente schenkers. Vorig jaar droeg ons land een kleine 20 miljoen euro bij, dit jaar heeft ons land dat met een bedrag van 22 miljoen euro reeds overschreden. Ook Vlaanderen prijkt dit jaar reeds in de top 20 van grootste donoren met een bedrag van ruim 1,3 miljoen euro, waarmee de regio het bijvoorbeeld beter doet dan Frankrijk.

Voordeel van zulke fondsen is dat ze bijzonder flexibel kunnen worden ingezet wanneer er zich ergens een humanitaire catastrofe voordoet, zeker omdat België na de World Humanitarian Summit in 2015 heeft besloten om in te zetten op de voorspelbaarheid van zijn donaties. Op die manier kunnen de internationale organisaties, die doorgaans over een grotere expertise en administratie beschikken dan België, inschatten hoeveel middelen ze jaarlijks kunnen inzetten.

Zulke bijdragen ontglippen wel eens aan het blote oog, maar op het internationale toneel verwerven kleinere landen er de nodige goodwill én een stem aan tafel mee af. Zo is België momenteel kandidaat voor de Mensenrechtenraad voor de Verenigde Naties in Genève tussen 2023-2025, vrijwel meteen nadat we de VN-Veiligheidsraad zullen hebben verlaten. En dat terwijl België ook al van 2016 tot en met 2018 een zitje in het orgaan wist te bemachtigen met een meerderheid van 172 van de 193 stemmen. En wie mee aan tafel zit, voorkomt dat beslissingen in zijn of haar plaats genomen worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content