Jinnih Beels (SP.A): ‘De zwijgcultuur van de politie moet dringend veranderen’

Jinnih Beels. © Károly Effenberger
Peter Casteels

Jinnih Beels is beschaamd en kwaad over het politieoptreden dat tot de dood van Jozef Chovanec leidde. ‘Hoe kunnen mensen zich nog veilig voelen?’ vraagt de Antwerpse SP.A-politica zich af.

‘Ik ben heel gerust op de opening van onze scholen’, zegt Jinnih Beels zonder te twijfelen, als we haar in het weekend voor 1 september spreken. Ze is schepen van Onderwijs in Antwerpen, waar deze week net zoals in de rest van Vlaanderen duizenden leerlingen voor het eerst in bijna zes maanden weer naar school gaan. ‘We hebben ons huiswerk gemaakt, dus we zijn voorbereid op alle mogelijke scenario’s die bij de kleurcodes horen. De zomerscholen die we hebben georganiseerd, waren daar al een goede oefening voor. Sommige leerkrachten die daar lesgaven, dachten op een bepaald moment dat ze besmet waren. Hun tests waren uiteindelijk negatief, maar ook die procedures hebben we dus al kunnen uitproberen.’

Jinnih Beels: 'Ik begrijp dat wetenschappers met elkaar moeten discussiëren, maar het wordt verwarrend als ze daarmee in de media beginnen.'
Jinnih Beels: ‘Ik begrijp dat wetenschappers met elkaar moeten discussiëren, maar het wordt verwarrend als ze daarmee in de media beginnen.’© Károly Effenberger

De sluiting van de scholen aan het begin van de lockdown in maart was een van de controversieelste beslissingen van de Veiligheidsraad. De gevolgen voor veel jongeren waren dramatisch, terwijl lang niet alle virologen het een noodzakelijke ingreep vonden. Vandaag maken diezelfde virologen zich weer zorgen over het aantal coronabesmettingen, en zijn het de politici die alle leerlingen terug naar school willen zien gaan.

Alle scholen in Vlaanderen starten in code geel. Alle leerlingen kunnen dus weer naar de klas, terwijl de cijfers – zeker in Antwerpen – niet heel goed zijn. Kunt u dan niet beter meteen voorzichtiger beginnen, in code oranje?

Jinnih Beels: De cijfers zijn inderdaad nog niet waar we ze hebben willen, maar ze gaan wel in dalende lijn. Het was een beslissing van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA), op basis van het advies van de experts natuurlijk, en ik ben daar heel blij mee. Ik denk aan mijn winkel, ik kijk dus in de eerste plaats naar wat vanuit pedagogisch standpunt het beste is voor onze leerlingen. Na vier maanden de scholen te hebben gesloten, met daarna een zomervakantie van twee maanden, was het echt tijd dat alle leerlingen fysiek terug naar school konden gaan. Ik heb dat gemerkt tijdens mijn bezoek aan de zomerscholen: de leerlingen waren zelf ook erg enthousiast.

Weet u wanneer er precies geschakeld wordt naar code oranje? Duidelijk regels zijn daar niet voor.

Beels: De minister laat dat over aan de lokale besturen. In Antwerpen beslist de crisiscel, waarvoor burgemeester Bart De Wever (N-VA) bevoegd is. Hij zal zich baseren op de cijfers die we krijgen, maar uiteindelijk is het een politieke beslissing en dat lijkt mij ook logisch.

Wij beseffen wel dat we op een bepaald moment naar code oranje zullen moeten schakelen. We hopen dat alleen zo lang mogelijk te kunnen uitstellen. Ook daarom moedigen we scholen aan om nu al maatregelen te treffen die met code oranje gepaard gaan, bijvoorbeeld door de toegang voor derden te beperken en goed op te passen met schooluitstappen.

In de media maken virologen als Pierre Van Damme zich niettemin nu al zorgen over de besmettingscijfers aan het begin van het schooljaar: in een op de vijf Antwerpse klassen zou een besmette leerling kunnen zitten.

Beels: Ik zal dat niet tegenspreken, maar de experts denken natuurlijk ook eerst aan hun eigen winkel. Zij focussen zich alleen op het besmettingsgevaar. Het nulrisico zal nooit bestaan, daar moeten we eerlijk in zijn. Dat betekent niet dat alles stil moet blijven liggen tot er een vaccin is. We moeten nu zo goed als het kan terug naar de normaliteit, met respect voor de veiligheidsregels.

Een aantal experts – en ook wat pseudo-experts – pleit er al een tijd voor dat we ons minder blindstaren op die besmettingen en de regels wat sneller weer versoepelen. In Antwerpen waren de maatregelen deze zomer extra streng. Vond u dat overdreven?

Beels: Provinciegouverneur Cathy Berx heeft gedaan wat ze moest doen. Los van de inhoud was ik blij dat er eindelijk een politieker was die een beslissing durfde te nemen. Dat juich ik toe.

Maar wel los van de inhoud?

Beels: Het is gemakkelijk om achteraf beslissingen te bekritiseren die midden in een crisis zijn genomen. Natuurlijk, zulke beslissingen moeten wel noodzakelijk zijn – en niet noodzakelijk in de zin dat ze het werk van overheidsdiensten wat gemakkelijker maken. Aan mensen in uithoeken zoals de Kempen krijg je bijvoorbeeld niet uitgelegd dat ook zij overal een mondmasker moeten dragen. Maar mevrouw Berx heeft haar nek wel durven uit te steken.

Ik heb me de voorbije maanden vooral geërgerd aan de crisiscommunicatie van de politiek. In het begin van de coronacrisis was het logisch dat we daar niet goed in waren – niemand had tenslotte ooit zo’n situatie meegemaakt. Maar we lijken geen lessen te trekken uit onze fouten. Het is de plicht van politici om mensen op een verstaanbare manier uit te leggen waarom de maatregelen belangrijk zijn, zeker omdat we ons er nog een hele tijd aan zullen moeten houden. Aan kennis en knowhow hebben we geen gebrek, maar dat sluitstuk voor het publiek is er nog altijd niet.

De rellende jongeren in Blankenberge hadden van overal kunnen komen. Ook van Antwerpen.

Wat is er volgens u dan nog onduidelijk?

Beels: Toen u hier daarnet binnenkwam, hebt u zelf gevraagd of u nu een mondmasker moet dragen wanneer u door de stad fietst. Als journalisten het al niet weten, wat dan met mensen die de actualiteit niet zo goed volgen? Ik begrijp dat wetenschappers met elkaar moeten discussiëren – dat houdt hen scherp -, maar het wordt verwarrend als ze daarmee in de media beginnen. Mensen hebben hun buik al vol van ruziënde politici. Ze zitten niet te wachten op experts die vechtend met elkaar over straat rollen, bij wijze van spreken.

Mag ik u daar nog een ander voorbeeldje van geven? Voor de Veiligheidsraad vergadert, geven experts hun advies aan de politiek. Op basis daarvan worden beslissingen genomen, maar achteraf zit in Terzake, De afspraak en VTM Nieuws telkens weer een expert om die beslissingen van zijn of haar hoogstpersoonlijke commentaar te voorzien. Dan weten mensen het gewoon niet meer.

Hadden de virologen beter wat meer kunnen zwijgen?

Beels: Een heleboel mensen hadden dat beter kunnen doen. Na een vergadering van de Veiligheidsraad moet alleen de premier aan het woord komen. Al de rest zou eigenlijk moeten zwijgen.

Wetenschappers staan begrijpelijkerwijs nogal op hun onafhankelijkheid.

Beels: Ik viseer ook niemand. Het frustreert mensen alleen dat de beslissingen van de Veiligheidsraad telkens weer opnieuw ter discussie worden gesteld.

Jongeren volgen dat al helemaal niet, hen zijn we de eerste vier maanden ook vergeten. Politici moeten echt nog leren communiceren op hun niveau: zij hebben niets aan persconferenties of wat er achteraf op tv wordt verteld. In het voorjaar ben ik vaak de straat opgetrokken – de burgemeester heeft dat trouwens ook gedaan. Ik ben op de pleintjes met jongeren gaan praten en heb hun uitgelegd waarom ze hun ouders en grootouders in gevaar brachten door met hun maten te blijven rondhangen op straat. Zij hebben die uitleg nodig. Jeugdwerkers hebben cruciaal werk gedaan tijdens de lockdown.

U waarschuwde in het voorjaar ook dat Antwerpse scholen misschien wel 30 procent van hun leerlingen niet meer hoorden. Hoe zit dat vandaag?

Beels: Ik heb veel kritiek gekregen vanwege die uitspraak, terwijl ik dat cijfer niet zelf had verzonnen: het was tussen de 20 en 30 procent. Dat was voor de paasvakantie. Sindsdien hebben we met zo veel mogelijk partners van de stad samengewerkt om die leerlingen toch te bereiken. In nagenoeg alle gevallen is dat ook gelukt. Vanaf deze maand gaan die jongeren allemaal terug naar school.

Hadden de Brusselse jongeren die deze zomer in Blankenberge gingen rellen evengoed van Antwerpen kunnen komen?

Beels:(blaast) Natuurlijk. Of van Noord-Frankrijk of Nederland. Van overal, eigenlijk. Zulke problemen doen zich elke zomer voor, ook in Antwerpen. Het was warm, jongeren wilden plezier maken, ze kwamen uit een maandenlange lockdown. Ik praat niets goed – zeker niet de Brusselse bendes waarvan de leden strafbladen hebben van hier tot ginder – maar ik heb soms het idee dat wij niet meer goed weten wat het betekent om jong te zijn. Jongeren staan wat anders in het leven dan volwassenen.

Wat vond u het ergst: de relletjes, of dat daar per se een parlementaire commissie over moest worden bijeengeroepen?

Beels: Ik stelde me daar grote vragen bij, ja. Waar was de redelijkheid naartoe? Het verbaasde me ook dat zo veel politici plots wakker schoten, terwijl we die problemen al vele jaren kennen. Natuurlijk moeten we optreden tegen overlast, maar zijn zwarte lijsten echt het antwoord? Ga met jongeren in gesprek en wijs ze op hun verantwoordelijkheden, zonder ze over één kam te scheren.

We zullen de war on drugs nooit kunnen winnen, maar we kunnen het drugsdealers, en zeker de grote jongens, wel veel moeilijker proberen te maken.

De Blankenbergse politiecommissaris zei jongeren met hetzelfde ‘profiel’ als de relschoppers tegen te willen houden. Hij opende daarmee een nieuwe discussie over etnisch profileren door de politie. Dat frustreert veel jongeren.

Beels: Niet alleen jongeren, ook volwassenen zijn er het slachtoffer van. De politie beseft nog altijd niet hoe groot de impact van etnisch profileren is. Zelfs de stap om te erkennen dat het een probleem is, heeft ze nog niet gezet, terwijl dat al een sterk signaal zou zijn voor de slachtoffers. Waarom is dat zo moeilijk?

Hetzelfde geldt overigens voor grote delen van de samenleving: welke politicus heeft ooit al helder over etnisch profileren gecommuniceerd?

Ik kan ook niet gauw een SP.A’er bedenken.

Beels: Het gaat me niet om partijen. Een aantal korpsen werkt er natuurlijk wel al rond, maar dat zijn druppels op een gloeiende plaat. Ik wacht nog altijd op een goede aanpak.

Aan de andere kant van het debat staan middenveldorganisaties zoals Amnesty International. Zij voeren een nodige strijd, maar kijken ook alleen met hún bril naar de werkelijkheid. Wat betekent het vandaag voor een politieambtenaar om zijn of haar werk te doen op straat? Voor die vraag staan ze niet echt open. Niet alle agenten die etnisch profileren zijn racisten. Een kleine minderheid doet het bewust. Zij weten goed genoeg dat hun controles niet wettig zijn. De meerderheid doet het onbewust: die agenten zien met de beste wil van de wereld niet in wat ze verkeerd doen. Er is op zich niets mis met profileren, zolang het op basis van correcte informatie gebeurt. Daarom moeten politieagenten goed worden opgeleid. Ze moeten uitgelegd krijgen wat er precies in de wetgeving staat, en ze moeten daar hun carrière lang blijvend op gewezen worden. Herhaling is heel belangrijk.

Terwijl het parlement zich zo snel mogelijk over de rellen in Blankenberge moest buigen, vergadert de Antwerpse gemeenteraad pas deze maand over het aanhoudende drugsgeweld in de stad. Is dat niet wat laat?

Beels: Hoeveel incidenten zijn er de voorbije jaren al geweest? Zeventig of tachtig? Ik denk dus niet dat de timing van die themacommissie zo veel uitmaakt. Ze is afgesproken met de oppositie, en het heeft er waarschijnlijk veel mee te maken dat er nog gemeenteraadsleden met vakantie zijn.

Ik ben wel blij dat de federale politie ook tekst en uitleg zal komen geven. We moeten er geen doekjes om winden: dit is geen louter lokaal probleem.

‘Deze incidenten zijn volledig een federale, gerechtelijke materie’, zei Bart De Wever vorige week zelfs bij monde van zijn woordvoerder. Is dat geen schraal excuus voor een burgemeester die zijn stad lange tijd een war on drugs beloofde?

Beels: Dat moet u aan hem vragen. Ik heb nooit in de war on drugs geloofd, en ik heb altijd gezegd dat we dit niet lokaal kunnen oplossen. Mensen in wier straat er geschoten wordt, of die buiten handgranaten vinden, maken dat onderscheid natuurlijk niet. Ik begrijp dat zij zich in de steek gelaten voelen door het stadsbestuur. Ik krijg dat niet goedgepraat, en dat zal ik ook niet proberen.

Ik vraag me wel af waar de federale overheid blijft. Waar zijn de federale ministers? Hen wil ik echt met de vinger wijzen. Zij zouden zich dit sterk moeten aantrekken, maar ik heb het idee dat ze er niet wakker van liggen.

Onder de regering-Michel is toch het Stroomplan tegen drugscriminaliteit uitgewerkt?

Beels: Ik heb dat toen al een droomplan genoemd. Vandaag blijft er helemaal niets meer van over. Het is niet eenvoudig om politiediensten te laten samenwerken en informatie uit te wisselen. In de nasleep van de zaak-Dutroux dachten we even dat we die problemen hadden opgelost, maar zo eenvoudig blijkt het niet te zijn. Er moet werk van worden gemaakt, en daar moeten middelen tegenover staan.

We zullen de war on drugs nooit kunnen winnen, maar we kunnen het drugsdealers, en zeker de grote jongens, wel veel moeilijker proberen te maken. Het blijft natuurlijk een ongelijke strijd: we hollen altijd achter de feiten aan. Die dealers zijn geen dommeriken, ze infiltreren in de samenleving en zijn ons daardoor altijd drie stappen voor.

Bart De Wever heeft wel eens gezegd dat hij voor sommige gemeenteraadsleden zijn hand niet in het vuur durft te steken. U ook niet?

Beels: De drugswereld is in alle geledingen van de samenleving geïnfiltreerd: douane, politie, justitie, de haven… Waarom zouden politici heiliger zijn dan de paus?

Nu suggereert u ook dat er Antwerpse politici zijn die voor de drugswereld rijden.

Beels: Dat zeg ik niet. Ik kan wel hopen dat politici zo principieel zijn dat ze daarboven staan, maar ik kan dat niet met zekerheid zeggen. Ik kan alleen voor mezelf spreken, en ik stel vast dat infiltratie een groot probleem is.

We zullen uiteindelijk niet anders kunnen dan ons drugsbeleid uit de ideologische sfeer te halen. Drugs horen in mijn ogen niet thuis in een gezonde levensstijl, maar we moeten er wel op een realistische manier naar kijken. En ik ben geen voorstander van legaliseren, maar het bezit en gebruik van drugs als cannabis moet gedecriminaliseerd worden. Dat moet uit het strafrecht.

Waarom zou dat het eenvoudiger maken om de strijd tegen drugsdealers te winnen?

Beels: Als de politie zich niet meer hoeft bezig te houden met drugsgebruik en -bezit, krijgt ze de handen vrij om te strijden tegen de drugshandel. En dan gaat het vooral om de grote haaien en niet alleen om de kleine garnalen. In Portugal zijn alle vormen van drugs gedecriminaliseerd, maar blijft de politie hard achter de dealers aangaan.

Naar drugsgebruik moeten we vooral vanuit gezondheidsperspectief kijken, zonder te stigmatiseren – waarom staan we alcohol en tabak trouwens wél toe? Maar achter drugscriminelen moeten we harder dan ooit aangaan. Mensen zijn vandaag bang in Antwerpen. Dat kunnen we echt niet toestaan.

Jinnih Beels: 'Beleidsmakers moeten de zwijgcultuur bij de politie dringend veranderen.'
Jinnih Beels: ‘Beleidsmakers moeten de zwijgcultuur bij de politie dringend veranderen.’© Károly Effenberger

In de zaak rond de Slowaak Jozef Chovanec, die in februari 2018 overleed nadat hij hardhandig was aangepakt in een politiecel in de luchthaven van Charleroi, is véél misgegaan. Wat heeft u het hardst getroffen?

Beels: Ik heb niet zo veel met de Amerikaanse politie, maar haar slogan vind ik wel geweldig: ‘ To Protect and to Serve‘ – om te beschermen en te dienen. Daarom ben ik ooit als politieagent begonnen en ben ik het zestien jaar gebleven. Vanuit die achtergrond was ik diep beschaamd en kwaad toen ik die videobeelden vanuit Chovanecs cel zag: het politieoptreden ging helemaal in tegen de geest van die slogan.

Veel politieagenten waren net zo kwaad om dat optreden als ik. Zij moeten al vaak in moeilijke omstandigheden werken, en het ondergraaft het vertrouwen dat mensen in hen hebben totaal. Daarom was ik ook als burger gechoqueerd. Hoe kunnen mensen zich nog veilig voelen? Hoe kunnen we nog verwachten dat agenten handelen volgens de deontologische code en ten dienste staan van iedereen, ongeacht afkomst, nationaliteit, geaardheid of geslacht?

Iemand met een psychose moet inderdaad doodsbang zijn om in handen van de politie te vallen. Agenten hebben duidelijk geen idee hoe ze daarmee moeten omgaan.

Beels: Dat is ook absoluut niet vanzelfsprekend. Daarom vind ik dat in deze zaak in de eerste plaats het leiderschap gefaald heeft. Leidinggevenden moeten ervoor zorgen dat agenten de regels kennen en respecteren. Nu, we zijn tien jaar na de dood van Jonathan Jacob (die op 6 januari 2010 in een cel van de lokale politie in Mortsel overleed door politiegeweld, nvdr) en eigenlijk zíjn er nog altijd geen duidelijke richtlijnen.

Het gaat ook niet alleen over de zaak-Chovanec. Toen ik nog bij de politie werkte, had ik al het gevoel dat de mensen die op het terrein staan en het vuile werk opknappen onvoldoende begeleid en ondersteund worden door hun oversten. Wat voor sfeer moet er in Charleroi niet hebben gehangen? De betrokken leidinggevende heeft daar blijkbaar nooit op gereageerd.

Er is ook geen tuchtprocedure opgestart.

Beels: Ik ga het proces van die agenten hier niet maken, waarmee ik absoluut niet gezegd wil hebben dat niemand gestraft hoeft te worden. De farce waar ik me het meest aan heb geërgerd – het is eigenlijk om te huilen – is het zwartepietenspel dat we de voorbije weken hebben gezien. Hoe moet Chovanecs weduwe zich niet voelen? Haar man is op een verschrikkelijke manier overleden, en er is helemaal niemand die daar de verantwoordelijkheid voor wil opnemen.

De zwartepiet belandde bij oud-minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA). Wat had zijn kabinet twee jaar geleden moeten doen?

Beels: Als de rechtstreekse leidinggevende een gepast gevolg aan het politieoptreden in Charleroi had gegeven, had Jan Jambon de zaak waarschijnlijk ook beter kunnen opvolgen. Ik kan me niet indenken dat een minister zoiets op zijn bord krijgt en vervolgens zwijgt. Het is niet aan mij om Jambon te verdedigen, ik wil vooral wijzen op de zwijgcultuur bij de politie. Agenten nemen elkaar in bescherming, het zijn ook de collega’s waarmee ze de volgende dag weer op patrouille moeten. Leidinggevenden en beleidsmakers moeten die cultuur dringend veranderen.

Begin dit jaar was u in een interview in De Zondag erg kritisch voor uw partij. Hoe gaat het vandaag met de SP.A?

Beels: Veel beter, dank u. Conner Rousseau heeft als voorzitter echt een gevoel van saamhorigheid teruggebracht. Dat was de voorbije jaren zoekgeraakt, terwijl we er nu weer staan als één team. We streven samen naar één doel, en hebben begrepen dat we onze discussies beter niet in de media kunnen voeren. Daar heb ik me de voorbije jaren erg aan gestoord.

Waar Conner Rousseau inhoudelijk naartoe wil, blijft me wel onduidelijk.

Beels: Hij heeft toch al vaak genoeg zijn prioriteiten duidelijk gemaakt, zoals investeren in de gezondheidszorg en meer koopkracht? We zijn er nog lang niet, maar ik heb in ieder geval het gevoel dat mensen op een veel positievere manier naar de SP.A kijken. Ik merk dat ook op straat: we staan weer op de kaart.

Jinnih Beels

– 1976: geboren in Calcutta, India

– Studie: master in de criminologie (KU Leuven, 2000), postgraduaat diversiteitsmanagement (KU Leuven, 2011)

– 2002: commissaris bij de federale politie in Brussel

– 2006-2008: woordvoerder van de lokale politie in Antwerpen

– 2008-2015: hoofd van de cel diversiteit bij de Antwerpse politie

– 2017: stapt in de politiek, eerst bij Samen en later bij de SP.A

– 2019: schepen van Jeugd en Onderwijs in Antwerpen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content