‘Hoeveel rekeningen schuiven we door naar de jongeren?’

‘Als maatschappij gaan we nu waarschijnlijk veel geld uitgeven om de economische schok van de huidige coronacrisis op te vangen. Als we dat niet oordeelkundig doen, schuiven we een grote financiële factuur door naar de volgende generaties. Maar dat argument geldt minstens zo sterk voor de maatschappelijke factuur van de klimaatcrisis’, schrijft Jan Mertens van Oikos. ‘Dat besef zou het nieuwe normaal moeten zijn in onze kijk op de huidige crisis.’

Het blijft fascinerend om te zien hoe door de huidige coronacrisis stellig verdedigde posities in het economisch beleid snel kunnen wijzigen. Ineens bleek het mogelijk om wel meer overheidsmiddelen te investeren. Van het lokale tot het Europese niveau zijn in een snel tempo soms zeer verregaande beslissingen genomen die tot voor kort niet bespreekbaar waren. Dat is globaal een goede zaak, maar tegelijk niet zonder grote risico’s. Dezelfde euro kun je niet tweemaal uitgeven. Je kunt die wel zo uitgeven dat die een gewenste verandering ondersteunt en dat die geen bijkomende schade veroorzaakt die onze capaciteit om de volgende crisis aan te pakken definitief onderuit zou halen. En dat laatste wordt wel eens vergeten door de grote roergangers van het klassieke economische denken.

Hoeveel rekeningen schuiven we door naar de jongeren?

In een recent opiniestuk in De Standaard presenteerde de hoofdeconoom van VOKA, Bart Van Craeynest, de lezer acht lessen die we volgens hem vooral niét moeten leren uit de coronacrisis. Zowat alle suggesties die de voorbije weken zijn gedaan om de aanpak van deze crisis te gebruiken om de transitie naar een duurzame en rechtvaardige maatschappij te versnellen, schuift hij opzij. We moeten volgens hem – een beetje schematisch samengevat – de groei niet in vraag stellen, niet meer geld willen investeren in zorg, niet pleiten voor arbeidsherverdeling, niet voor herverdelende belastingen, niet voor meer sociale bescherming voor mensen die hun job gaan verliezen. Zijn stelling is eigenlijk dat we vooral de klassieke groeilogica moeten versterken door een ‘efficiënte’ economie. Door die groei zullen we dan terug geld genereren en komen we weer op het pad waarbij de koek steeds groter wordt.

Het klinkt waarschijnlijk goed voor velen, maar die zogenaamde logica kan er alleen maar zijn door systematisch de ecologische en sociale kost van die normaliteit buiten beeld te duwen. Of de econoom van VOKA dat nu leuk vindt of niet, de planeet is begrensd. Je kunt honderd keer de mantra herhalen dat ‘deze crisis het belang van groei zelfs nog vergroot, want die is nodig om de opgelopen schade weg te werken’, daarmee verandert er nog niets aan de planetaire werkelijkheid. Het is in wezen niet zo moeilijk om te zeggen, zoals hij doet, waarom in het huidig systeem groei nodig is. Maar daarmee heb je nog niet bewezen dat groei in de werkelijke wereld mogelijk is. En daarvoor zijn er – hoe hard je met het herhalen van de groeimantra ook probeert de kritische stemmen te overroepen – geen bewijzen.

Je kunt gewoon niet op grote schaal, voor een lange tijd, voor de hele wereld volgens het gangbare pad productie en consumptie laten toenemen. De klimaatcrisis is geen vervelend bijverschijnsel dat we wel even zullen weggroeien, het is een symptoom van een model dat zichzelf alleen maar economisch kan noemen door systematisch de sociale en ecologische kost ervan te ontkennen, door in wezen ‘oneconomisch’ te zijn, zoals de ecologische econoom Herman Daly zou zeggen.

Ik deel overigens wel de zorg dat we ook in crisistijden steeds goed moeten opletten waaraan we ons geld besteden. Onze jongeren kunnen via hun stem nog niet mee bepalen welke keuzes de huidige generatie maakt, maar ze zullen er wel de gevolgen van dragen. Als we nu niet de juiste keuzes maken, zullen de jongere generaties een zware financiële erfenis voorgeschoteld krijgen. Maar dat is een reden te meer om net wel naar de systeemfouten te kijken van het model dat we ‘normaal’ zijn gaan vinden.

Een illustratie is het debat over de luchtvaart. Dat we terug dicht op elkaar gepakt in een vliegtuig zitten is voor velen het ultieme bewijs dat we weer gewoon bezig zijn. De voorbije weken werd nochtans duidelijk in de extreme kwetsbaarheid van de sector hoe oneconomisch die eigenlijk is. Het is een beetje wraakroepend om te zien dat de luchtvaart die voor deze crisis al enkel kon blijven functioneren door systematisch fiscaal positief gediscrimineerd te worden, door ruime directe en indirecte steun aan luchthavens, door systematisch geen zware klimaatengagementen op te nemen en door slechte sociale werkomstandigheden in het kader van een lagekostenmodel nu ineens zonder voorwaarden overheidsgeld wil krijgen. De inzet is immens. De baan van heel veel mensen staat op het spel. En een heel groot deel van die banen zat al in een zeer slecht statuut. Vanuit de samenleving kwam er zeer brede ondersteuning voor een beleidskeuze om aan de steun van de luchtvaart ook extra sociale en ecologische voorwaarden te koppelen. Daar is uiteindelijk weinig van in huis gekomen. En ook in de mondiale klimaatafspraken van de sector heeft de kortetermijnvisie het gehaald. Doel is dus andermaal: zo snel mogelijk de groei as usual opstarten. Dat komt evenwel in de werkelijke wereld met planetaire grenzen en een verder op hol slaande klimaatverandering neer op: sneller bomen kappen om het bos te redden.

De hoofdeconoom van VOKA zegt dat niet kunnen groeien neerkomt op een ‘nulsomspel: individuen of bevolkingsgroepen kunnen er dan alleen op vooruitgaan ten koste van anderen’. Wat hij als een ongewenst toekomstbeeld beschouwt is echter in de feiten al lang de keiharde planetaire realiteit van vandaag. De ecologische gulzigheid van onze nagestreefde levensstijl is alleen maar mogelijk door de inperking van de levenskansen van anderen, binnen en tussen generaties. De klimaatverandering is bovenal een rechtvaardigheidskwestie. Zij die het minst verantwoordelijk zijn voor het probleem, dragen er de grootste gevolgen van.

Het is voor het gangbaar economisch model ‘moeilijk’ om sterke klimaatdoelen echt te integreren. Dat wil zeggen dat in die redenering bedrijven alleen competitief kunnen zijn of dat internationale handel alleen maar ‘rendabel’ kan zijn door systematisch een deel van de kost uit de boekhouding te duwen. Wat we als groei beschouwen, wat van dichtbij gezien en op korte termijn veel meerwaarde lijkt op te leveren, is een illusie die er alleen kan zijn door het niet-duurzaam interen op de planeet en door grote mondiale ongelijkheid.

De klimaatverandering is al volop bezig onze maatschappij nog veel grondiger te ontwrichten dan de coronacrisis tot nu toe al deed. En eens we voorbij de gevaarlijke ’tipping points’ zijn, zal er geen eenvoudige exitstrategie meer mogelijk zijn. Wat steeds opvalt in stellingen van de verdedigers van het klassieke economische normaal is dat ze een gigantische blinde vlek hebben voor de werkelijk massieve maatschappelijke kost van de versnellende klimaatcrisis. In een recent interview maakt de gouverneur van de Nationale Bank zich terecht zorgen over de financiële kost van de crisisaanpak, maar blijkbaar helemaal niet over de kost die de klimaatverandering zal veroorzaken: ‘We moeten inspanningen doen voor het klimaat, maar het is niet juist om dat te verkopen als goed voor de economie.’

De puur financiële schade aan de economie door de klimaatverandering is nu al erg groot, vraag dat maar bv. aan de boeren of aan de verzekeringssector. Het allerminste dat je zou kunnen en moeten doen is alle investeringen die je nu gaat doen met publieke middelen zo in te zetten dat ze tegelijkertijd de klimaatverandering intomen (en dus schade vermijden) en zorgen voor meer duurzame werkgelegenheid. Allerlei internationale organisaties en gerenommeerde economen zeggen ook dat dat de beste weg is. Nu fors investeren in energetische renovatie van woningen, en dan liefst zoveel mogelijk van maatschappelijk kwetsbare groepen, is goed voor het klimaat én de werkgelegenheid. Nu bij het afwegen van steunvragen voluit de kaart trekken van een duurzame mobiliteit – en dus bv. van de trein, veeleer dan het vliegtuig – zorgt voor een beter klimaat en voor goede banen. Nu voluit de kaart trekken van een circulaire economie die zich richt op het echt verkleinen van onze ecologische voetafdruk, zorgt tegelijk voor innovatie en voor banen voor mensen die mogelijk in de komende jaren werkloos zullen worden.

Binnen de planetaire grenzen, in een wereld die al ernstig bedreigd wordt door de klimaatverandering, streven naar een maatschappij die eerlijk verdeelt wat er is en die een welvaartsmodel nastreeft dat ecologisch wel vol te houden is, dat is niet zozeer een nulsomspel. Het is vooral een oproep tot een grote creativiteit, ingegeven door de wil om liever hoop te creëren voor onze kinderen en kleinkinderen dan financiële meerwaarde voor de aandeelhouders van het economisch systeem dat ons in deze fundamentele kwetsbaarheid heeft gebracht.

Om dat te kunnen moet je wel de moed hebben om oog te hebben voor de gigantische maatschappelijke kost die naar ons toe zal komen als we de werkelijke omvang van de klimaatcrisis blijven wegduwen uit onze zogenaamd normale boekhouding. De moed om dat wel te doen, dat zou het nieuwe normaal moeten worden.

Partner Content