Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘God, Allah, Jahweh: niemand staat boven de wet’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

De plaats van de religies en levensbeschouwingen staat opnieuw centraal in het maatschappelijk debat. Niet de overheid, maar de religies moeten laïciseren, stellen Kamerleden Veerle Wouters en Hendrik Vuye (N-VA), co-voorzitters van Objectief V, Studiecentrum confederalisme.

De Commissie Grondwet van de Kamer buigt zich over de scheiding tussen kerk en staat. Zelf hebben we een voorstel ingediend tot aanpassing van artikel 21, eerste lid van de Grondwet: Niemand kan zich op grond van religieuze of levensbeschouwelijke motieven onttrekken aan de geldende rechtsregels of de rechten en vrijheden van anderen beperken. Het mooie is dat professor staatsrecht Marc Uyttendaele (ULB), nadat we ons voorstel hebben bekend gemaakt, een gelijkaardig voorstel verdedigt in de Commissie Grondwet. Ook hij wil artikel 21 in deze zin aanpassen.

‘God, Allah, Jahweh: niemand staat boven de wet’

Kritische stemmen zijn in dit debat meer dan welkom. Wij nemen ook graag de handschoen op. Jogchum Vrielink van het Leuvense Instituut voor Constitutioneel Recht laat in De Standaard optekenen dat ons voorstel de godsdienstvrijheid in gevaar brengt. Hij herhaalt zijn betoog in de weekendeditie van De Morgen. Hij verwijst naar de ‘misbruikbepaling’, namelijk dat men de rechten en vrijheden van anderen niet mag beperken. Hij noemt het ‘een monster’. Hij vervolgt: ‘In geen enkel ander artikel staat iets over het niet inperken van andere vrijheden. Als je dit enkel hier schrijft, kan dat maken dat de godsdienstbeleving automatisch het onderspit delft bij een conflict’.

Vrielink stelt terecht dat geen van de rechten en vrijheden vermeld in de Belgische Grondwet een misbruikbepaling bevat. Alleen neemt men algemeen aan dat dergelijke bepaling impliciet vervat zit bij alle voorwaardelijke rechten. Bovendien, en dat verliest Vrielink wel uit het oog, bevat artikel 17 EVRM wel degelijk een misbruikbepaling. Niets nieuws onder de zon dus. Het ‘monster’ bestaat al lang en het heeft nooit de vrijheid van religie in gevaar gebracht.

Godsdienstvrijheid is geen absoluut recht

Godsdienstvrijheid is geen absoluut recht, maar een voorwaardelijk recht. Absolute rechten zijn rechten die men nooit kan beperken. Klassiek voorbeeld is het folterverbod. Er bestaan geen situaties die folteren rechtvaardigen. Godsdienstvrijheid is een voorwaardelijk recht. Concreet wil dit zeggen dat de overheid dit recht kan beperken in de mate dat dit noodzakelijk is om alle religies en levensbeschouwingen vreedzaam te laten samenleven. De beperking mag wel niet buitensporig zijn. Zo kan de wetgever een boerka-verbod opleggen, maar kan hij een religie niet verbieden.

Vrielink vat de godsdienstvrijheid nagenoeg op als een absoluut recht. In een wetenschappelijke publicatie (2011) over het boerkaverbod, pleit hij samen met Eva Brems tegen dergelijk verbod. Alle argumenten voor het boerkaverbod, maken Brems en Vrielink met de grond gelijk. Dat de wetgever het dragen van een boerka verbiedt omdat het ‘samenleven’ dit vereist, is voor hen niet aanvaardbaar. Ze schrijven minder verregaande maatregelen voor, zoals ‘educatieve en persuasieve voorlichting’. Ook het argument dat de boerka in strijd is met de gelijkheid tussen man en vrouw wordt verworpen. Hier argumenteren ze: ‘Ten aanzien van vrouwen die uit vrije keuze een gezichtssluier dragen, kan het verbod op het dragen ervan niet bijdragen aan het verwezenlijken van de gendergelijkheid’. Beperkingen aan de godsdienstvrijheid worden in de visie van Brems en Vrielink zo goed als onmogelijk.

‘De wetgever kan een boerka-verbod opleggen, maar een religie kan hij niet verbieden.’

Mensenrechtenhoven die zich buigen over de boerka, beslissen daar anders over. In het arrest S.A.S. tegen Frankrijk (1 juli 2014) aanvaardt het Europees Mensenrechtenhof wel degelijk dat de wetgever beperkingen oplegt die het samenleven moeten mogelijk maken. In het boerka-arrest van het Grondwettelijk Hof (6 december 2012) leest men dat ‘ook al vloeit het dragen van de volledige sluier voort uit een weloverwogen keuze van de vrouw, toch verantwoordt de gendergelijkheid … dat de Staat zich, in de openbare sfeer, kan verzetten tegen het uiten van een religieuze overtuiging door een gedraging die niet te verzoenen is met dat beginsel van gelijkheid tussen man en vrouw’.

Wat baten kaars en bril?

Een columnist schrijft dat wij het woord God in de Grondwet willen vermelden, al is het om te benadrukken dat hij niet boven de wet staat. Hij verwart krantenkoppen, met de tekst van ons voorstel. Kan gebeuren. Al te gek is het echter waar Marc Reynebeau schrijft dat ons voorstel aanleiding zal geven tot theologische debatten voor het Grondwettelijk Hof. Als er nu iets is waar alle rechtscolleges van democratische staten het over eens zijn, dan is het wel dat godsdienstvrijheid net betekent dat rechtscolleges zich niet mogen mengen in theologische vraagstukken. Wat ketters is, of orthodox, kan alleen de religie zelf bepalen. Maar wat baten kaars en bril, als den columnist niet zienen wil?

Briljant in zijn eenvoud

Bart Eeckhout schrijft in De Morgen: ‘Het briljante aan het voorstel is dat het al die grote woorden over laïciteit terugbrengt tot een eerlijke essentie: de angst bij sommigen dat de islam onze grondwaarden en vrijheden komt bedreigen’. Eeckhout stelt zelf voor om niets te doen, want ook nu mag niemand zich boven de wet verheffen, God of geen god. Als je een steen optilt en hem loslaat, valt hij op de grond, dit hoef je niet in de Grondwet te schrijven, argumenteert professor gerechtelijk recht Paul Van Orshoven.

Ook andere academici stellen in De Morgen dat men beter niet raakt aan de Grondwet. Eigenaardig genoeg heeft niemand onder hen, ook niet de journalist die het interview afneemt, ons voorstel opgevraagd. Nochtans is het nog niet beschikbaar op de webstek van de Kamer.

Het klinkt misschien verwonderlijk, maar we kunnen ons enigszins vinden in deze stelling. Meer nog, er staat letterlijk te lezen in de toelichting van ons voorstel dat dit geldend recht is. Alleen staat het niet expliciet vermeld in de Grondwet. Wij vinden wel dat dit best uitdrukkelijk in de Grondwet wordt ingeschreven, net omdat sommigen dit in vraag stellen. Er zijn er inderdaad die stellen dat stenen niet terug op de grond vallen.

‘Laten we eerlijk zijn. Dit debat is geen juridisch debat. Het is een politiek debat.’

Je moet blind zijn om dit niet te zien. We geven het mee voor wat het waard is. 82% van de deelnemers aan de Poll op De Morgen stemmen voor ons voorstel. En het thema spreekt de mensen aan, meer dan 5.600 lezers hebben gestemd.

Laten we eerlijk zijn. Dit debat is geen juridisch debat. Het is een politiek debat. Wat ons betreft behoort religie tot de privésfeer. Er is een ruime plaats voor religies binnen onze seculiere maatschappij, op voorwaarde dat ze zich inpassen in deze maatschappij. Dat is wat we verstaan onder ‘niet de staat, maar de religies moeten laïciseren’. Onderwijsinstellingen, zorginstellingen, vakbonden, … met een religieuze inspiratie, het kan allemaal. Wel mogen religies zich niet boven de wet stellen. Of zoals Salah Echallaoui, de nieuwe voorzitter van de Moslimexecutieve, in La Libre Belgique verklaart: ‘La loi protège la foi, aussi longtemps que la foi ne veut pas faire la loi’. Onze politieke keuze is duidelijk. Wat we niet aanvaarden is een maatschappij waarin fundamentele waarden, zoals gelijkheid tussen man en vrouw, opzij worden geschoven omwille van religieuze of levensbeschouwelijke motieven. Voor ons geen wereld met boerka’s in het straatbeeld. Waarom niet? Frans president Nicolas Sarkozy drukt dit in 2009 gevat uit: dit strookt niet met de wijze waarop wij, in onze cultuur, de waardigheid van de vrouw opvatten. Daarmee is alles gezegd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content