Zorgpastores over hun werk: ‘Bij ons wordt niet getimed hoelang we bij een patiënt blijven’

© GETTY

Mensen begeleiden in hun zoektocht naar zin en verbinding, dat is in een notendop het werk van een zorgpastor. Annelien Van der Borght en Ine Pauwels vertellen wat hun job zoal inhoudt én mooi maakt. ‘Aanrakingen zijn enorm belangrijk.’

Wie bij het woord zorgpastores meteen denkt aan priesters en mannelijke religieuzen heeft het verkeerd voor. Anno 2021 oefenen vooral leken met een specifieke opleiding het beroep uit. En heel vaak zijn het vrouwen. Zoals Annelien Van der Borght en Ine Pauwels, beiden als zorgpastor actief in een ziekenhuis. ‘Een pastor is geen pastoor’, verduidelijkt Ine. ‘Mannelijke collega’s krijgen nogal eens te maken met die begripsverwarring, maar bij ons is dat veel minder het geval. Een jonge vrouw die ook nog eens hoogzwanger is, zoals ik momenteel? Dat neemt alle twijfels snel weg. (lacht)’

Wat doet een zorgpastor?

Pauwels: ‘Zorgpastores werken in ziekenhuizen, woon-zorgcentra of centra voor mensen met een beperking. Als een patiënt, bewoner of familielid nood heeft aan een gesprek over wat hem overkomt, met zingevingsvragen kampt of zijn verhaal kwijt wil, kan hij bij ons terecht. Vaak gebeurt dat op breukmomenten: onverwachte gebeurtenissen die iemands leven op zijn kop zetten, zoals een ziekte, een ongeval, een relatiebreuk of familiale problemen.’

Van den Borght: ‘Omdat wij in een ziekenhuis werken, is de ziekte doorgaans het uitgangspunt. Maar in het kielzog daarvan komen vaak andere pijnpunten bovendrijven, of de herinnering aan andere breukmomenten. Als pastor probeer je te helen wat verbrokkeld is, zodat die persoon weer overeind kan krabbelen.’

Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit?

Pauwels: ‘Moeilijk te voorspellen. Ik kan naar het werk vertrekken met een strakke planning in mijn hoofd, maar de kans is klein dat mijn dag effectief zo zal verlopen. We werken immers op oproep: als een patiënt ondersteuning nodig heeft, krijgt dat prioriteit. Patiëntencontact is de basis van ons werk.’

Van der Borght: ‘Er is ook het dagelijkse overleg met onze collega-zorgpastores en met andere zorgverleners, zoals verpleegkundigen, kinesitherapeuten, psychologen en ergotherapeuten. Elke zorgverlener kijkt door een andere bril naar een patiënt; het is verrijkend om die visies naast elkaar te leggen. Pastores streven een holistische kijk na: wij willen niet louter de zorgproblematiek zien, maar de hele mens. Wie is deze persoon, waar staat hij voor, waar worstelt hij mee, waar vindt hij verbinding?’

Jullie werken vanuit een christelijke achtergrond. Hoe reageren patiënten daarop?

Van der Borght: ‘Pastores staan open voor alle levensbeschouwingen en gaan met iedereen in gesprek. We werken inderdaad vanuit onze eigen christelijke achtergrond en dragen dat ook uit. Maar dat betekent niet dat we geen voeling hebben met andere religies. Wat vooral telt, is dat we eerlijk en transparant zijn in onze communicatie.’

Pauwels: ‘Ik stel me meteen voor als pastoraal werker, en zo staat het ook op mijn badge. Pakweg 80 procent van de patiënten reageert met: “Ik ben niet gelovig, maar…” Waarna vaak een heel verhaal volgt. Als mensen de voorkeur geven aan een moslimconsulent of een moreel consulent, verwijs ik door. Maar heel vaak hoor ik: “Nee nee, blijf maar.”

Het draait er vooral om dat je authentiek bent en niemand iets wilt opdringen of ergens van overtuigen.’

Wat vinden jullie het mooist aan jullie job?

Pauwels: ‘De vrijheid: zorgpastores zijn zowat de enige zorgverleners in een ziekenhuis bij wie niet getimed wordt hoelang ze bij een patiënt blijven. Zo heb ik laatst anderhalf uur naast een vrouw gezeten die misselijk was van de chemo. Ze was niet in staat iets te zeggen, mompelde alleen dat ze niet alleen wilde zijn. Meestappen in de onmacht en gewoon aanwezig zijn: dat is zo waardevol. En een koud washandje aanreiken aan iemand die heeft overgegeven.’

Van der Borght: ‘De grondhouding van een pastor is: op een professionele manier maar met veel liefde en empathie voor iemand zorgen. Je afvragen: hoe zou ik verzorgd willen worden, hoe zou ik nabijheid willen ervaren? En dat in de praktijk brengen.’

Pauwels: ‘De patiënt moet altijd het gevoel hebben dat wij, indien nodig, een hele dag tijd voor hem kunnen maken.’

Van der Borght: ‘En dat hij zo waardevol is dat dat ook kan en mag.’

Pauwels: ‘Als ik voor het eerst een kamer binnenstap, moet ik altijd wat schroom overwinnen. Wie is de patiënt, hoe gaat hij reageren? Ik probeer dan te denken aan wat mijn supervisor me in mijn beginjaren voorhield: dat ik voor elke patiënt een onzichtbaar cadeau bij me heb, namelijk tijd. Als ik aan een patiënt vraag of het oké is als ik er even bij kom zitten, is het antwoord trouwens 99 keren op 100 positief.’

Werken jullie uitsluitend op vraag van patiënten?

Van der Borght: ‘Vaak gebeurt het ook op aangeven van een andere zorgverlener. Een kinesist stelt vast dat een patiënt fysiek perfect uit bed kan, maar zich daar niet toe kan brengen. Of een verpleegkundige vermoedt dat iemand baat zou kunnen hebben bij een goed gesprek.’

Pauwels: ‘Vergeet ook de poetsvrouwen niet, of de mensen die het eten rondbrengen. Ze zien vaak het snelst dat een patiënt verdrietig is of niet goed in zijn vel zit en komen ons dan vragen om even op die kamer binnen te springen.’

Van der Borght: ‘Naast de individuele gesprekken met patiënten zijn er ook gemeenschappelijke initiatieven, zoals groepsgesprekken of vieringen. Dat was althans zo in precoronatijden. We werken ook veel met rituelen, waarbij we familieleden rond een bed samenbrengen voor een betekenisvol moment.’

Pauwels: ‘Denk aan een ziekenzegening van een ernstig ziek persoon. Of aan een patiënt die voor een zware operatie aan zijn kinderen wil zeggen hoe graag hij hen ziet, en vraagt om een moment en een sfeer te creëren waarin hij dat kan uiten. Het is een voorrecht om te worden toegelaten bij wat toch heel intieme momenten van een familie zijn.’

Van der Borght: ‘Ook al zijn de omstandigheden nog zo triest, contacten met patiënten en hun naasten zijn altijd vreugdevol. Verbinding maken met mensen en verbinding zien tussen mensen: dat geeft veel voldoening.’

Hoe heeft de coronacrisis jullie werk veranderd?

Pauwels: ‘Onze tijd gaat nu nog meer naar patiënten en naar verbindingen met hun familie. We helpen vooral veel bij videocalls: bij oudere of verwarde patiënten die dat niet alleen kunnen, bij patiënten met neurologische aandoeningen die niet kunnen bewegen, of bij comapatiënten die wel kunnen luisteren maar niet kunnen spreken.’

Van der Borght: ‘Ook rituelen gebeuren nu vaak digitaal. Als een stervende nog een ziekenzegening wenst, kunnen slechts 2 à 3 familieleden fysiek aanwezig zijn, de anderen moeten volgen via een tablet. Het contact met patiënten verloopt ook anders door de coronamaatregelen. Een stervende aanraken of zijn hand vastpakken kan niet zomaar.’

Pauwels: ‘Aanrakingen zijn nochtans zo belangrijk. Wij pastores hebben vanaf het begin beschermingsmateriaal gekregen om bij stervende covidpatiënten te kunnen zijn, om ziekenzegeningen te doen, om handen te mogen vasthouden, al was het dan met handschoenen aan. We hebben ervoor gepleit dat familieleden dat ook mochten doen. Het is zo belangrijk om afscheid te kunnen nemen. Na het nagesprek wandel ik soms met de familie mee naar buiten en gaat het gesprek nog een uur verder op de parking.’

Van der Borght: ‘Vroeger twijfelde ik weleens of er voldoende waardering was voor ons werk, maar in deze crisistijden wordt onze inbreng duidelijk naar waarde geschat. Ook collega’s vragen vaker aan ons: wat hebben mensen vooral nodig bij ziekte en sterven, wat kunnen wij betekenen? Het is een fijn gevoel dat wij kunnen zorgen voor meer nabijheid en verbinding op momenten die er echt toe doen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content