ADHD: ‘We mogen ouders geen schuldgevoel aanpraten omdat hun kind rilatine gebruikt’

© Getty
Peter Casteels

Slikken Belgische kinderen echt te veel rilatine? De cijfers zijn genuanceerd, betoogt kinderpsychiater Karen Vertessen. ‘De alarmbel hoeft niet geluid te worden.’

Dramatisch. Zo noemde CM-voorzitter Luc Van Gorp de cijfers van het rilatinegebruik bij Belgische kinderen met ADHD gisteren in Het Nieuwsblad. De Christelijke Mutualiteit had daarover nieuwe cijfers verzameld: één op de veertig krijgt daarvoor medicijnen voorgeschreven, en de helft ervan neemt die medicatie ook jarenlang. Hoe slecht doet België het echt? Karen Vertessen is als kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan het UPC KU Leuven op de campus Gasthuisberg. Ze werkt daar met kinderen met ADHD. Vorige najaar nog doctoreerde zij in Nederland ook met onderzoek naar verschillende vormen van behandelingen van de ontwikkelingsstoornis.

Zijn de cijfers echt ‘dramatisch’?

Karen Vertessen: Ik ben de eerste om te pleiten voor terughoudendheid bij het gebruik van medicijnen, maar deze cijfers vind ik eigenlijk niet zo dramatisch. Uit internationaal, epidemiologisch onderzoek blijkt dat zo’n 5 procent van de kinderen en jongeren ADHD heeft. Uiteraard hoeft niet iedereen die daarmee gediagnosticeerd wordt medicijnen te nemen – dat is slechts één pijler van een goede behandeling en zeker niet bij iedereen aangewezen – maar 2,4 procent past bij wat we op basis van epidemiologisch onderzoek kunnen verwachten. Ik kan dus niet zeggen dat er overdreven vaak rilatine wordt voorgeschreven. Het gaat hier natuurlijk alleen maar over de medicijnen die worden terugbetaald. De CM spreekt zelf over een onderrapportage, maar de alarmbel hoeft hierover niet geluid te worden. De duidelijke stijging kan wel een reden zijn om ernstig na te denken over ons gebruik.

Wel een opmerkelijk cijfer: kinderen die in oktober, november of december geboren worden, hebben dubbel zoveel kans om rilatine voorgeschreven te krijgen. Zij zitten vaak met kinderen in de klas die al ouder zijn.

Vertessen: Dat is inderdaad opmerkelijk, en dat bleek ook al uit eerder onderzoek. Bij ADHD zien we een trager rijpingsproces van de hersenen. Het is dus ook niet verwonderlijk dat kinderen die op het einde van het jaar geboren zijn, meer specifiek gedrag vertonen dat we ook zien bij kinderen met ADHD. Het onderstreept wel echt het belang van een zorgvuldige diagnose, waarbij kritisch wordt afgewogen of het moeilijkere gedrag niet eerder passend is bij de jongere leeftijd.

Wijst zo’n cijfer ook op overdiagnose?

Vertessen: We hebben in België geen cijfers over het aantal diagnoses. Dat cijfer van 5 procent is een conclusie die uit verschillende internationale onderzoeken naar voor komt. In de praktijk merken we wel dat er een heel grote vraag is naar de diagnose van ADHD. Wij zien soms kinderen die al medicijnen nemen voor er een diagnostisch onderzoek naar ADHD heeft plaatsgevonden. Daar zitten kinderen tussen die uiteindelijk helemaal geen ADHD blijken te hebben.

In Nederland daalt het rilatinegebruik bij kinderen al een aantal jaren. Wat doen zij anders?

Vertessen: Het gebruik lag daar ook veel hoger. Zo’n 5 procent van de kinderen gebruikte daar ADHD-medicatie. In 2014 is de Hoge Gezondheidsraad met een rapport gekomen en heeft daar terecht aan de alarmbel getrokken. Artsen werden opgeroepen om zorgvuldiger om te springen met medicijnen als rilatine. Voor mijn doctoraat in Nederland heb ik de verschillende manieren onderzocht waarop kinderen met ADHD behandeld worden. Daaruit bleek dat het medicijngebruik vooral veel beter gemonitord moet worden. Regelmatige evaluaties zijn heel belangrijk. We kunnen daar ook in België nog iets van leren. Systematische controle kan voorkomen dat medicatie gebruikt wordt bij kinderen die daar geen baat bij hebben. In tegenstelling tot sommige kinderen die juist wel geholpen zijn bij het gebruik van medicatie voor lange periodes.

Zijn er ernstige risico’s verbonden aan nodeloos rilatinegebruik?

Vertessen: Medicijnen hebben bij een correcte diagnose voor veel kinderen belangrijke, positieve effecten. Maar er zijn ook bijwerkingen, zoals buikpijn, hoofdpijn, minder goed slapen en een slechtere eetlust. De voordelen moeten altijd groter zijn dan die nadelen. Dat moeten we altijd goed afwegen. Op lange termijn kunnen kinderen ook een groeiachterstand oplopen. Het niet behandelen van ADHD houdt echter grote nadelen in, omdat ADHD een risicofactor is voor vele negatieve ervaringen en mogelijke blijvende beperkingen.

Wat raadt u ouders aan die twijfelen of hun kind ADHD heeft en misschien ook over medicijngebruik nadenken?

Vertessen: Er is een goede website die ouders daarmee kan helpen (www.adhd-traject.be). Wij adviseren altijd om eerst goed te kijken wat er thuis of in de klas moeilijk loopt. Een zorgleraar, iemand van het CLB of een eerstelijns psycholoog kan daarbij al helpen. Als blijkt dat er problemen zijn waar eenvoudige aanpassingen onvoldoende helpen, stelt een multidisciplinair team van zorgverleners best een diagnose vast. Medicijnen hoeven niet altijd, en zeker nooit alleen, de uitkomst te zijn. De juiste psycho-educatie, en gedragstherapie, zijn ook belangrijke onderdelen van een behandeling.

Luc Van Gorp stelde dat we met medicatie kinderen vaak willen inpassen in de structuur van de samenleving, terwijl we die structuur beter zouden aanpassen. Klopt dat?

Vertessen: Dat vind ik te fors uitgedrukt. We mogen ouders geen schuldgevoel aanpraten omdat hun kind rilatine gebruikt. We adviseren altijd om als omgeving zo goed mogelijk in te spelen op de noden van het kind. Maar bij ernstige ADHD is dat vaak onvoldoende helpend. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk heel wat problemen zijn in de samenleving waar we dringend werk van moeten maken. We kennen bijvoorbeeld allemaal de verhalen over het lerarentekort, wat het voor leerkrachten moeilijker maakt om de nodige aanpassingen te doen. De wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg zijn daar helaas ook een voorbeeld van.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content