Na een buitengewoon vroege start van het griepseizoen in onder meer het Verenigd Koninkrijk slaat ook het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding alarm. Moeten we ons zorgen maken? Viroloog Marc Van Ranst (KU Leuven) legt uit waarom vooral mensen die voor 1958 geboren zijn zich maar beter zo goed mogelijk kunnen wapenen.
De Britse gezondheidsdienst NHS stuurde vorige week een ‘griepvaccin-SOS’ de wereld in. Het griepseizoen was er vijf weken vroeger dan gebruikelijk begonnen en circuleert er opmerkelijk snel. Iets soortgelijks is volgens het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) aan de hand in Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. In ons land loopt het voorlopig nog niet zo’n vaart, vertelt viroloog Marc Van Ranst. ‘Maar ik krijg de laatste dagen wel meer en meer signalen dat de griep ook hier de ronde begint te doen.’
Betekent zo’n vroeg begin automatisch dat het een zwaarder griepseizoen wordt?
Marc Van Ranst: Nee. De zwaarte van een griepseizoen wordt onder meer bepaald door de draagkracht van je zorgsysteem. Is die draagkracht, zoals in het Verenigd Koninkrijk, klein, dan is ongeveer elk griepseizoen een ramp. Daarnaast wordt de ernst ook bepaald door de stam die circuleert. In het VK is dat momenteel een variant van de H3N2-stam. Dat maakt de kans groot dat ook wij met die stam te maken zullen hebben. Dat zou vooral voor mensen die voor 1958 geboren minder goed nieuws zijn. Die hebben namelijk meer last van dat type.
Hoe komt dat?
Van Ranst: Dat heeft te maken met de variant die hen het eerst heeft geïnfecteerd. Tussen 1918 – het jaar waarin de Spaanse griep uitbrak – en 1957 circuleerde vooral het H1N1-type. En met een griepvirus is het een beetje zoals met je eerste lief. Het lichaam onthoudt dat eerste virus het best. Het zal altijd het meest adequaat op dat H1N1-type reageren. Je zou het een blij weerzien kunnen noemen met het virus van hun jeugd.
Maar dit seizoen zou dus het H3N2-type overheersen?
Van Ranst: Het is nog te vroeg om dat met zekerheid te zeggen, maar afgaande op wat er in het Verenigd Koninkrijk gebeurt, is dat het meest waarschijnlijke.
Blijkbaar beschermt het griepvaccin minder goed tegen de H3N3-variant.
Van Ranst: Dat klopt. Het probleem bij het ontwikkelen van een griepvaccin is dat je al in februari moet bepalen wat erin moet zitten. Anders krijg je het nooit tijdig goedgekeurd en geproduceerd. Maar tussen februari en de herfst kan het virus natuurlijk nog heel sterk evolueren en muteren. Doorgaans valt dat goed mee, maar gemiddeld om de zes jaar zit je met een mismatch. Als de H3N2-variant zich doorzet, is dat ook nu het geval en zal de bescherming wat minder goed zijn. Maar laat dat zeker geen reden zijn om geen vaccin te nemen. Het vaccin zal de kans dat je in het ziekenhuis terechtkomt of sterft nog altijd veel kleiner maken.
‘Als de H3N2-variant zich doorzet, zal de bescherming van het griepvaccin wat minder goed zijn.’
Volgens het Agentschap Zorg en Gezondheid heeft de corona-epidemie een negatieve invloed gehad op de vaccinatiebereidheid. Dat klinkt, gezien de vele miljoenen levens die het heeft gered, paradoxaal.
Van Ranst: Die negatieve tendens mag je op het conto schrijven van de antivaccinatiebeweging. Nu valt dat in Vlaanderen nog wel mee, maar toch. Terwijl we de vaccinatiegraad voor covid jaarlijks met een paar procentjes zagen stijgen, zien we nu een stagnatie. Vandaag neemt ongeveer 55 procent van de 65-plussers een griepvaccin. Bij mensen met onderliggende aandoeningen is dat ongeveer 45 procent. We zouden die percentages graag opkrikken, maar dat lukt nu even niet. Het probleem is ook dat je met campagnes of tv-optredens vooral preekt voor mensen die al bekeerd zijn.
Een slotvraag. Er wordt voor de komende dagen winterweer voorspeld. Kan dat de circulatie van het virus versnellen?
Van Ranst: Dat kan een invloed hebben. Als het koud is, zitten we vaker en met meer mensen binnen, in ruimtes die minder goed verlucht zijn. Niet toevallig zien we dikwijls een acceleratie van het griepvirus tijdens en na de feestdagen.