Van stille werker tot luide roeper op de werkvloer: ‘Ziet niemand wat ik hier allemaal doe?’

© iStock

Introverte werknemers kunnen zich nogal eens verloren voelen op de werkvloer. En dat is niet vreemd, want veel organisaties en bedrijven stimuleren een extraverte manier van denken. In het boek ‘Ik moet nog even kijken of ik kan’ vertelt Liesbeth Smit hoe je als introvert daar mee om kan gaan. Een fragment.

Ik moet nog even kijken of ik kan is het Nederlandse antwoord op Susan Cains Stil, de kracht van introvert zijn in een wereld die niet ophoudt met kletsen. Daarbij richt Liesbeth Smit zich op iedereen die het is of denkt te zijn, of direct met een te maken heeft via de liefde, het werk, de familieof de opvoeding. Knack.be publiceert hieronder een fragment.

Ook in mijn eigen leven heb ik gemerkt dat introversie vooral op de werk­vloer lastig kan zijn. Omdat het daar vaak het meest zichtbaar is, en het in het slechtste geval voor een gevoel van machteloosheid kan zorgen. Juist op je werk. Wat je in je persoonlijke leven doet heeft meestal een zelfverkozen karakter. Op basis van emotionele wederkerigheid zoek je anderen op omdat je dat leuk vindt. Dat wil niet zeggen dat er geen erger­nissen kunnen zijn, maar liefde doet veel en niemand is perfect. En als de spanning eens hoog oploopt, blijft dat meestal tussen jullie.

Je collega’s zijn een ander verhaal, want die kies je niet. En je diepe liefde of emotionele waardering voor hen is meestal ook niet je grootste drijfveer om ’s ochtends op kantoor je computer op te starten. Je colle­ga’s overkomen je. En ze zijn er in allerlei (extraverte) soorten en maten. Ambitieus. Competitief. Praatgraag. Zichzelf goed verkopend, of juist helemaal niet. Betrouwbaar of slordig, vriendelijk of niet.

En dan zijn er nog de overlegstructuren. De vergaderingen, de functioneringsgesprek­ken en de informele borrels. Op zich geen probleem, ware het niet dat juist op het werk jouw natuurlijke, introverte behoefte aan rust, privacy of concentratie onder druk kan komen te staan. Al is het maar omdat je collega’s zich lang niet altijd interesseren voor jouw persoonlijkheids­structuur of mentale roerselen. Op de werkvloer moet immers gewerkt worden. En net als iedereen moeten introverten ook geld verdienen, of willen ze carrière maken. Je persoonlijkheid laat je alleen niet zomaar even thuis. En dat hoeft het uitgangspunt ook helemaal niet zijn.

Onzichtbaar

Juist daarom ben ik ervan overtuigd dat de werkvloer dé plek is om introver­sie helder en bespreekbaar te maken. Voor jezelf en je (extraverte) colle­ga’s. Want het kan natuurlijk ook gewoon heel goed gaan, als die intro­vert maar in staat wordt gesteld om zijn of haar kwaliteiten in te zetten. En zij op hun beurt niet te beroerd zijn om op het eigen gedrag te reflec­teren en waar nodig wat aan te passen. Niet door extravert gedrag te gaan vertonen, maar door heel precies te kijken naar persoonlijke irrita­ties, klachten of aannames op de werkvloer. En hoe je die misschien wat meer naar je hand kunt zetten. Of gewoon kunt laten verdwijnen.

Druk, druk, druk. Ik weet tot op de dag van vandaag niet of deze vrouw het echt zo druk had, maar ze had er wel een indrukwekkende voorstelling omheen gebouwd.

Zo was mijn persoonlijke klacht op het werk heel lang ‘onzichtbaar­heid’. Ik geloofde er bij vlagen heilig in dat anderen niet zagen hoeveel werk ik in stilte verzette en hoeveel energie ik daarin stopte. Waarom waardeerde niemand écht hoe hard ik mijn best deed? En waarom hoor­de ik mijn collega’s dat wel hardop over zichzelf vertellen, ook als dat best meeviel? Voor wie deed ik dit eigenlijk allemaal als het tóch niet opviel dat ik dag in dag uit een enorme bak werk zat weg te werken? Ik kan me het bureau van een manager herinneren op een redactie waar ik werkte. Het was een gigantische puinhoop. Overal lagen stapels tijd­schriften en papieren, om haar bureau heen stonden dozen met daarin nog meer opgestapelde zooi, ergens slingerde een bord met etensresten, om haar stoel hingen talloze vesten en sjaals. En op de muur achter haar en zelfs op het raam had ze allemaal memoblaadjes met reminders ge­plakt. Kortom: hier was iemand bijzonder druk met van alles en nog wat. Het enige probleem was alleen dat ze zelden op de werkvloer ver­scheen. En áls ze er was, rende ze met een afwezige blik op en neer van vergadering naar vergadering. Wie haar wilde spreken had om halfze­ven ’s avonds nog de beste kans. Want dan zat ze er, tussen de troep aan haar bureau. Allerhande gehaaste mailtjes te versturen. Druk, druk, druk. Ik weet tot op de dag van vandaag niet of deze vrouw het echt zo druk had, maar ze had er wel een indrukwekkende voorstelling omheen gebouwd. En ze maakte intussen een paar mooie stappen in haar carrière.

Van stille werker tot luide roeper op de werkvloer: 'Ziet niemand wat ik hier allemaal doe?'

Zelfs in haar afwezigheid straalde haar bureau ‘belangrijke chaos’ uit, en als ze er eenmaal was gebeurde precies hetzelfde. En ik maar zitten imploderen achter mijn strak opgeruimde bureau waar ik elke dag stipt om negen uur moest aanschuiven. Terwijl ik voor mijn gevoel steeds harder moest werken en er geen enkel uitzicht op verbetering leek te zijn. Wat deed ik in godsnaam verkeerd? Dat onzichtbare thema waar ik last van had is een bekende klacht onder introverten. Vooral ambitieuze mensen die vooruit willen komen, kun­nen een punt bereiken waarop ze effectiever met hun introversie om willen gaan, omdat ze het gevoel hebben anders voorbijgestreefd te worden.

Het ideale introvertenberoep?

Om nog maar even een misverstand uit de wereld te helpen: er bestaat niet zoiets als een ‘geschikt’ beroep voor de introvert. Je zult ‘ons’ dan ook in allerhande functies terugvinden. Van ceo tot kapster, van winkeleigenaar tot laborant, van leraar tot huisarts, van manager tot restauranteigenaar. Zolang introverten maar de ruimte krijgen om hun beroep uit te oefenen op een manier die goed bij ze past, is de sky de limit. Tóch circuleren er lijstjes met beroepen die net even wat beter bij ons zouden passen dan andere. Voorbeelden hiervan zijn verkoper, rechter, schrijver, docent, accountant, psycholoog, analist, econoom, dierenverzor­ger en researcher. Maar ook telefoniste, archeoloog en atleet zou­den ‘geschikt’ zijn. Het lijkt mij het beste dit niet al te serieus te nemen. Wel is het aan te raden om je werk in te richten op je per­soonlijke behoeftes en interesses, al vermoed ik dat dit van nature meestal wel zo zal zijn.

Uit: Ik moet nog even kijken of ik kan van Liesbeth Smit. ISBN: 9789038804262 , uitgegeven bij Nijgh & Van Ditmar, 19,99 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content